„Waar, — uitgezonderd deze van enkelen: Verwey eerst en dan Yan Eeden, en Kloos en, anders Boutens — Hollandsche verzen zijn: proza-op-afstand-gesneden; waartoe aanleiding gaf t gemak van het vrij-vers en de moeilijkheid van het sonnet : een onrythmisch, gedrochtelijk, duisterrijmend, kink-hortend, niet te verduwen samengaan van woorden ; waar thans, in Holland, de meeste verzen zijn zulke bezigheid van menschen die gaarne verwarren: daar vind ik in de gedichten van Henriëtte Roland Holst een klinkende klaarte, een stevige kalmte, een bewuste buigzaamheid die bewijzen, de dichteres die 't vaste weten heeft van het vers."

Ziedaar eene beoordeeling op den Kan of van iemand, die wat te zeggen heeft en weet, hoe hij het zeggen moet.

We wenschen groot succes zoowel aan Groot Nederland als aan Vlaanderen betreuren alleen, dat ze met snorkende prospectussen verschenen, met ontboezemingen en streef-toasten zonder zin.

Er zijn voornemens, gevoelens en bedoelingen te hoog en te heilig om d:e te laten drukken, om die in een prospectus bij pakken te gelijk naar alle windstreken uit te strooien. Op dergelijke papieren, op aanplakbiljetten, in couranten artikels en in redevoeringen zijn dat zeer gewone reclame-middelen, advertenties, vuurwerkjes waarvan men hoopt, dat onnadenkenden of dwazen er bij groepen

heen zullen loopen.

Onze Eeuw, Maart. Dit nummer bevat een artikel Potgieters Brieven door Prof. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye. Opmerkelijk is het zeker èn om den persoon, dien sehr. tracht te teekenen, èn om den schr. zeiven. Maar groote instemming zullen slechts weinigen betuigen; telkens gevoelt men zich geprikkeld tot tegenspraak en komt men in verzet tegen de eenzijdigheid en — het groote woord moet er uit — tegen de onbillijkheid waaraan de Leidsche Hoogleeraar zich schuldig maakt.

Wij hadden tot nu gedacht dat Potgieter veel heeft gedaan voor de herleving onzer letteren; wij gevoelden eerbied voor zijn mannelijk en edel karakter. Menschen van zeer verschillende levensbeschouwing, die hem gekend hebben, prijzen hem eenstemmig. Huet, Mevr. Bosboom—Toussaint („Potgieter met het gouden hart'), Alberdingk Thijm („P. zoo eerlijk, zoo goed, zoo offervaardig"), Joh. C Zimmerman („mijn edele vriend") — zij allen spreken met groote onderscheiding van hem. De heer Chantepie de la Saussaye doet anders Om den lezer ineens een staaltje te geven van zijn wijze van oordeelen, haal ik het volgende aan: „Potgieter beoogde