door hen te Kortrijk aangenomen, bewijst genoeg, dat men Lid van 't Congres kan heeten en ook niet in 't minst weten, waartoe die Congressen eigenlijk moeten dienen.

Het hoofddenkbeeld moest ieder Nederlander kennen en begrijpen, de rest.... de bedoelingen ..., de middelen ..., wie kan ze aan deze zijde van den Moerdijk begrijpen?

Als we officieel geconstateerd zien, dat eerste voorvechters voor de Vlaamsche zaak er tegen zijn, dat de hoogeschool te Gent, eene der zuiverstVlaamsche steden van België, geheel en al Vlaamscli wordt, dan lijkt ons dat raadselachtig. S1 e e c k x, een der eerlijkste mannen van België, die ik ooit leerde kennen, S 1 e e c k x heeft er tegenover mij nooit een geheim van gemaakt, dat er geheime roerselen zijn, die geheel-Vlaamsch, toch de Vlaamsche Beweging tegenwerken of die om bijoorzaken steunen. Het jongste No. van Groot Nederland geeft daarvan ook weer bijzonder merkwaardige bewijzen.

Dit eigen werk van Sleeckx, na zijn dood uitgegeven is daarom hoogst belangrijk, dat het het letterkundig leven van 1830—1844 behandelt, zoodat we hier de geheele voorgeschiedenis vinden door een eerlijk, trouwhartig man, die alles zelf heeft doorleefd en doorwerkt. Een tamelijk goed portret versiert dit werkje.

Het levensbericht van prof. Paul Fredericqis met al den ernst en de nauwkeurigheid van den Hoogleeraar der Geschiedenis opgesteld. Een keurig portret prykt tegenover den titel. Het is een innig ware en veelzijdige beschrijving van het leven, handelen en werken van een man, aan wien prof. F. inderdaad alle goede eigenschappen toekent. In de grootste volledigheid wordt hier over den Vlaamschen taalstrijd gehandeld en over de — naar de meening van hen, die er buiten staan — onverklaarbare oneenigheden in de Vlaamsche kampen. Het doet ons goed, te midden van het waardeloos vergadering-gebabbel en kranten-gebeuzel zonder merg of pit en in stijlloozen stijl, in slordige bewoordingen uitgesproken of neergeschreven door menschen zonder hart en met weinig hersens, die geestdriitige taal te lezen, waarin Sleeckx opkwam, voor het heiligste der natie, hare taal. »De taal is de ziel der natie, zij is de natie zelve!" dat heeft deze en gene wel eens gehoord misschien.

We moeten dringend aanraden deze twee boekjes te koopen en rustig te lezen, het zal niemand berouwen; wie van een „Groot Nederland" droomt, wie het hooge gewicht beseft van uitbreiding van taalgebied, die zal door de lectuur dezer werken worden ingelicht en opgewekt, ze zullen hem vreugde geven.

Bij het aankondigen dezer levensschets, die oorspronkelijk verscheen in het Annuaire de l'Academie Royale de lielgique, mogen we echter niet verzwijgen, dat ze groote ontevredenheid onder de Vlamingen heeft gewekt. Dit vond eensdeels zijn oorzaak in de omstandigheid, dat Prof. Paul Fredericq volstrekt noodeloos bijzonderheden uit het leven van Sleeckx heeft vermeld, die na eene halve eeuw en langer, beter in de vergetelheid waren gebleven; anderdeels omdat de liefde voor de zegepraal der Vlaamsche zaak herhaaldelijk en op de meest bedenkelijke wijze wordt achtergesteld b\j den lust om de R. C. (ook de vurigst Vlaamschgezinden) op de heftigste wjjze aan te vallen. Daardoor komt men vaak tot zonderlinge besluiten, zöö bjjv. dat 't billijk was, dat een liberaal ministerie liberalen