DE GÉNESTETS ZWARTE TIJD.

Y.

Prof. Teufelsdrükh — of Carlyle als ge wilt — hebben we verlaten op het moment toen hij tot het besef kwam dat de oplossing Tan de kwellende raadselen, indien al ergens, dan in hem zelf lagen.

Hij begon in te zien, dat de dingen — : doode en levende, menschen incluis — met al hun eigenschappen en handelingen, slechts schijn zijn, niet meer dan schijn kunnen zijn voor zijn denkenden geest. Doch achter dien schijn, achter dat omhulsel, ligt het werkelijke dat den geest moet bevredigen.

Maar die werkelijkheid, die alleen door overpeinzing te benaderen is, blijft eeuwig voor hem onbereikbaar, tenzij hij van de hem omringende natuur uitgaat. Yandaar een onleschbare dorst om eerst die natuur te leeren kennen, vandaar een onweerstaanbare studiedrang.

Carlyle drukt dat, symbolisch, uit door te zeggen dat de oplossing der kwellende levensraadselen thuis niet te vinden was: dat ze hem voortjoegen, de heele wereld door.

Want ze laten hem 'jee.n rust.

Eenzaam, en schuw, voelt hij zich op dien tocht, zelfs in de drukste straten; want al die menschen bestaan voor hem alleen uit de verte, als nog raadselachtige waarnemingsobjecten hoogstens. Gejaagd voelt hij zich als moest hij een taak afwerken, en spoedig afdoen. Hij voelde zijne intellectueele krachten toenemen, zijne hartstochten ontwaakten, en alles dreef hem om iets tot stand te brengen.

Wat ? dat wist hij niet. Maar hij moest iets doen.

„Een naamlooze onrust," zegt hij, „joeg mij voort; en voor die onrust was de lichamelijke leweginq voor eenige oogeribliJcJcen een be~ drieg elijke troost.*) Waarheen zou ik gaan? Mijne leidsterren waren verduisterd, en in dien hemel van grimmig vuur scheen geen enkele ster. Echter moest ik voort; de grond brandde onder mij ; er was nergens rust voor de zool van mijn voet. Ik was alleen, alleen! Echter schiep mijn sterk, inwendig, smachtend verlangen droombeelden, en naar deze of naar een van hen moest ik reizen, ofschoon het mij niets baatte. Ik had een gevoel in mij, dat er

1) Hier en overal elders, is het gedeelte waarop bijzonder de aandacht gevestigd wordt, gecursiveerd.

Noord en Zuid, 26ste Jaargang. 22