dracht, van den inhoud daarvan, de spaarpenningen, het opgespaarde geld. Ook het Fransche magot heeft de drie beteekenissen. Eigenlijk een soort van aap, wordt het ook van allerlei koddige en snaaksche porseleinen of steenen beeldjes gezegd, en overdrachtelijk voor opgespaard en weggelegd geld genomen : iets, dat hier te eerder geschieden kon, om de woordspeling, die hier voor de hand lag, met het Oudfransche maqaut, Middellatijn ma;/aldus, een zak, bedel- of geldzak.

Aar. Dit achtervoegsel, dat substantieven vormt, is een latere en versterkte vorm van e r het Middelnederlandsclie er. De identiteit van aar en er blijkt uit het Middelnederlandsche wisselere (wisselaar), clienre (dienaar), leerre (leeraar), enz. Daar verreweg de meeste woorden op aar — met uitzondering alleen van dienaar, leeraar, minnaar, overwinnaar en zondaar — voor het achtervoegsel een toonlooze e hebben, is het duidelijk, dat een streven naar welluidendheid, door het vermijden van twee opeenvolgende toonlooze lettergrepen, en het sterker scheiden der beide vloeibare letters, als de oorzaak der versterking van er tot aar moet beschouwd worden.

Aard. Dit achtervoegsel, dat dient ter vorming van mannelijke persoonsnamen, luidt ook, in verzwakten bijvorm, erd.

Ten onrechte wordt aard door velen met het zelfstandig naamwoord aard gelijkgesteld, door anderen ala een versterking van [het achtervoegsel erd beschouwd. Beide afleidingen worden deels door de vorming, deels door de beteekenis der woorden op aard wedersproken. De geschiedenis leert ontwijfelbaar, dat die woorden oorspronkelijk samenstelingen zjjn, en wel met het bijvoegelijk naamwoord hard, als zelfstandig naamwoord gebruikt. De oude beteekenis van hard was sterk, nog blijkbaar in ons hard werlcen, hard loopen, hard draven, enz. De met hard samengestelde woorden beteekenen dus : sterk als datgene, of ten aanzien van datgene, wat door het stamwoord wordt uitgedrukt; b.v. Everhard, sterk als een eger; Gerhard, sterk met de speer; Eeginhard, sterk in raad of list.

Uit de Duitsche talen ging hard in de Romaansche talen over, en werd daar, met de in die talen gewone verstomming der Italiaansch ardo, Fransch ard; b.v.: bdtard, pendard, richard, enz. De ongunstige opvatting treedt vooral in die talen, waar het suffix van vreemden oorsprong is, op den voorgrond.

Uit het Fransch keerde ard in het Middelnederlandsch terug, en