dat de herinnering aan vroeger dagen ons voor den geest brengt.

Zoo leven wij als het ware nog met hen en zij met ons. Wat wij ook doen en waar wij ook gaan, overal zullen wij ons hunner herinneren. Zorg noch zonde zal hun geest kunnen weerhouden om ons aan te moedigen in den grooten strijd. En zoo onze ijver al eens verslappen, onze opgewektheid verminderen mocht, de herinnering aan hun strijden, de overtuiging, dat wij handelen moeten in hunnen geest, zal onzen ijver weder kunnen opwekken. Terecht zegt de dichter, dat alleen de door ons betreurde afgestorvenen ons geheel toebehooren, terecht meent hij, dat die wetenschap een heiligende troost voor ons, achterblijvenden, kan zijn.

II. a 1. Hen nieuwen lap op een oud kleed zetten.

Een kleed kan zoo gesleten zijn, dat het niet gebruikt kan worden, zoolang het niet versteld is. Nu kan men echter dit oude kleed niet met nieuwe lappen verstellen; want niet alleen zullen kleur en stof van kleed en lap te veel verschillen, maar allicht zal de nieuwe lap, sterker dan de rest, van de versleten dee'en afscheuren, en dan ontstaat er een erger scheur (zie Marcus II vs. 21 en elders). Wie dus op een oud kleed nieuwe lappen zet, herstelt het zoo, dat het onbruikbaar wordt en zelfs nog slechter dan het aanvankelijk was.

In fig. zin wordt deze uitdrukking gebezigd om er mee aan te duiden, dat men nieuwe bepalingen, nieuwe gebruiken invoert bij een oud stelsel, dat van een geheel anderen geest getuigt dan de nieuwe wijzigingen. Zoo bedient men zich van die uitdrukking wanneer in een wet van zeer behoudende strekking een artikel in zeer vrijzinnigen geest gewijzigd wordt. Het nuttelooze en schadelijke van zulk eene wijziging wordt daarbij ook aangeduid.

2. Zijn kruit verschoten hebhen.

Een jager of een soldaat, die al zijn kruit verschoten heeft, mist het noodige materiaal om te schieten. Hij is ongevaarlijk, hij is machteloos. ยป

Men gebruikt deze uitdrukking met betrekking tot dengene, die al zijne krachten verbruikt of verspild heeft. Een vroolijk gezelschap is bijeen. Een der leden heeft zich in 't begin van den avond bijzonder verdienstelijk gemaakt door 't gezelschap aangenaam bozig te houden, maar later op den avond hoort men niets meer van hem. Van hem zal men zeggen dat hij zijn Tcruit verschoten heeft.