Ons blinkend goud en zilver aan Robijn en diamant.

Integendeel een andere vorm dan „lachte" gebruiken we tegenwoordig nooit.

Xaast „woei" gebruiken we steeds meer „waaide"; „stiet" wordt gaandeweg verdrongen door „stootte" en niemand zegt meer „biek" er is geen ander woord in gebruik dan „bakte". Nu staat naast dit sterk vervoegde werkwoord „drinken", het causatieve werkwoord „drenken". Bij de vervoeging van „drinken" merken we verandering van den klinker op in het imperfect en het verleden deelwoord, bij „drenken" merken we verandering van klinker op in de onbepaalde wijs, wat natuurlijk geldt voor alle vormen van dat werkwoord, wat natuurlijk ten gevolge heeft, dat deze klank niet weer op nieuw verandert, dat er dus niet weer klankverandering plaats heeft in het imperfect of het verleden deelwoord. Daaruit volgt dus, dat de causatieve werkwoorden altijd zwak zijn. Drenken, drenkte, gedrenkt, Zoo staat ook naast vallen, viel, gevallen het werkwoord vellen, velde, geveld.

Sommigen ontmoeten moeilijkheden in de verklaring van het verleden deelwoord der causatieve werkwoorden.

Ilieronimus van Alphen schrijft in een zijner „Kindergedichten" :

Welkom zoele zomerdropjes,

Die het dorstig aardrijk drenkt En aan ieder blad en loover Balseming en laafnis schenkt.

Hier staat dus werkelijk dat de regen het dorstig aardrijk doet drinken, dat is het aardrijk te drinken geeft; wanneer we nu letten op de uitdrukking • de grond met burgerbloed gedrenkt, dan zal men om deze te verklaren die uitdrukking omzetten in de volgende : de grond, die met burgerbloed is gedrenkt geworden dus de grond is met burgerbloed gedrenkt geworden of in den bedrijvenden vorm: het burgerbloed heeft den vaderlandschen grond gedrenkt, d. i. heeft doen drinken, bijgevolg heeft de grond gedronken en is dus de bedoeling, wat men ook elders aldus uitgedrukt vindt: de grond, die het bloed van zijn edelste zonen had gedronken. Op gelijke wijze doorwerkende vindt men voor „de strijder eindelijk neergeveld", de strijder „dien men eindelijk had doen vallen."

d. B.

Noord en Zuid, 26ste Jaargang. 35