zelf ook bezield en goddelijk. Het volksgeloof vergeleek het vuur met den rooden haan die van huis tot huis vliegt en we moeten de uitdrukking terug brengen (vergelijk Grimm's Mythologie 635), tot de vuurgoden en de huisvogels die tot offer dienden. In tegenstelling van den rooden haan, kennen we den zwarten liaan die in de geschiedenis van heksen en tooveren eene belangrijke rol speelt. Hij staat hier echter niet onder bescherming van den boozen geest, maar omgekeerd ; waar we lezen van schatgravers, daar vinden we ook vermeld, dat wanneer zij een schat zochten, dien de duivel beschermde, dat deze zich terug moest trekken, wanneer men hem een zwarten haan offerde. Minder gemakkelijk is het te verklaren, waarom er op den kerktoren juist een haan staat. Grimm, Heyne en andere geleerden hebben daarover mededeelingen gegeven, die echter niet met elkander overeenstemmen en door hen zeiven ook slechts als vermoedens worden opgegeven.

Als we den haan trotscli heen en weer zien loopen, blijkbaar zeer met zich zelf ingenomen, dan kan het ons niet verwonderen, dat er een woord coquet bestaat, waarmede men personen aanduidt, die zeer met zich zelf ingenomen zijn en die ingenomenheid graag op andere menschen wenschen over te dragen. De haan is een strijdlustige vogel maar dat is niet de reden, waarom een strijdlustig mensch kemphaan genoemd wordt. Bij kemphaan, waarbij kemp gelijk kamp, denke men aan de hanegevechten, waarbij de hanen tegen elkander werden opgehitst om in tegenwoordigheid van een groot publiek elkander aan te vallen en met elkaar te strijden waarbij het niet ontbrak aan teekenen van levendige belangstelling bij de toeschouwers en evenmin aan weddenschappen, misbruik van sterken drank en vechtpartijen. Een andere benaming is snaphaan nl. vrijbuiters, roovers, stroopers, plunderaars; snaphanen waren krijgslieden of ruiters, die op strooptochten uitgingen. Yandaar werden de zesstuiverstukken, wegens den daarop afgebeelden ruiter, ook snaphanen geheeten. Die snaphaan is uit Duitschland tot ons gekomen, het was oorspronkelijk de benaming van struikroovers te paard, die zich in de 15e eeuw op de wegen in ISToord-Duitschland ophielden, tot de Ilanse-steden ze weerloos maakten. Denkelijk werden zij naar het wapen, den ā€˛snaphaan" genoemd, met zekerheid is de oorsprong niet optegeven.

Dat hanen en kippen er minder gunstig uitzien, als na een zwaren regen de veeren hun aan 't lijf kleven, is bekend genoeg;