INHOUD: Standsorganisatie, Vakorganisatie, III, door Mr. Aalberse. Uit Tijdsch riften: Giuseppo Toniolo. — Berichten en Mededeelingen: Groote Sociale Cursus voor voormannen derR. K. Vakbeweging. — Korte Berichten: Internationaal Congres voor Volkstuinen. — Mgr. Petrus Leyten. — Nieuwe Boeken. — Feuilleton: Kapitaal en Arbeid. Roman uit de dagen der opkomst van de Engelsche Groot-industrie en Vakorganisatie. Naar Lord beaconsfield (b. Disraëli). 26.

STANDSORGANISATIE,

VAKORGANISA TIE.- III.

In ons vorig artikel toonden wij aan, dat Paus Leo XIII de door Hem geprezen en aangemoedigde arbeidersvereenigingen zich dacht als vakvereenigingen, welke echter niet uitsluitend een economische, maar ook een sociale, ja zelfs op de eerste plaats een godsdienstige taak te vervullen hebben, en dat Hij zelfs niet zinspeelt op een scheiding tusschen standsvereeniging en vakvereeniging, maar dat deze twee begrippen in de Encycliek Rerum Novarum samenkomen in het éëne begrip werkliedenbond, corporatie, gilde.

Wij zullen nu nader trachten aan te toonen, dat deze opvatting van de leer van Paus Leo XIII inderdaad ook de juiste is.

En dan doen wij allereerst een beroep op den beroemden katholieken socioloog Prof. tonioi.o, vanwien bekend is, dat hij door den Paus zeer hoog werd geschat, — van wien v/ij mogen aannemen, dat hij beter dan wie ook in de sociale gedachten van I.eo XIII was doorgedrongen.

In October 1903 hield Toniolo in een wetenschappelijke bijeenkomst te Freiburg in Zwitserland een rede, welke vervolgens werd opgenomen in het gezaghebbende sociale tijdschrift, de Rivista Internationale di scienze sociali e Idiscipline ,ausiliarie, en daarna fin 1904 afzonderlijk te Rome als brochure werd uitgegeven onder den uitvoerigen titel: „Probiemi, Discussioni, Proposti intnrno alki Constituzione corporativa delle Classi Laboratrici a proposito di recenti convegni sociali.

Deze brochure werd in 1907 door Futura in een zeer nauwkeurige vertaling uitgegeven in de Sociale Studiën, (Reeks II, nr. 6. — 81 blz. — f 0.60), onder den titel „Vakorganisatie en Maatschappelijke Hervorming

Terecht verklaart de kundige vertaler in zijn korte voorrede van deze studie: „Iets tot aanbeveling van dit geschrift van den beroemden Hoogleeraar van Pisa hier bij te voegen is overbodig. Wel zullen wij niet worden tegengesproken, wanneer wij verklaren, dat in onze taal over het wezen der vakorganisatie, in verband met de ontwikkeling der maatschappelijke verhoudingen, nog niet een geschrift is verschenen van zóó hooge autoriteit en zóó diepen gedachtengang".

Wat naar waarheid getuigd werd in 1907, is ook in 1914 nog ten volle waar. Wanneer men er dan ook in ons land toe zou willen overgaan, om tot de opstelling van een eenigszins uitvoerige maar preciese beginselverklaring omtrent het wezen der Katholieke vakbeweging over te gaan, dan zal men meer nog dan bij

Duitsche geschriften* bij deze breede en diep doordachte beschouwingen van Prof. toniolo te rade moeten gaan. In Duitsche (geschriften over de christliche Gewerkschaften is de tendenz bemerkbaar, om wezen en taak der vakvereenigingen steeds meer in te perken tot het zuiver economische; men had daar deze inperking noodig, om het stelsel der interconfessioneele vakvereenigingen tegenover de aangevoerde principieele bedenkingen te kunnen verdedigen.

Prof. toniolo geeft reeds in zijn Inleiding, door het aanwijzen van de strekking zijner voordracht, tevens kort en klaar weer, wat de grondgedachte is, waarvan hij uitgaat.

Hij fcegt: „Wat wij in de volgende bladzijden van plan zijn te bewijzen en nader te bespreken, kan in deze synthetische stelling worden saamigevat: De hedendaags che vakvereeniging s-beweging wil een zelfstandige, machtige en levenskrachtige arbeidersklasse vormen." (blz. 13).

Wanneer men er nu op let, dat toniolo hier het woord klasse gebruikt, waar wij in den regel het woord stand plegen te bezigen, zal het duidelijk zijn, dat toniolo zich niet denkt de arbeidersstand-vereeniging1 naast en los van de arbeiders-vakvereeniging, maar dat ook hij staat op het door ons verdedigde standpunt; de vakvereeniging is de standvereeniging.

In de vakvereenigingen, althans als uitvloeisel van de vakvereenigingen, wil hij nu de verschillende economische instellingen als verbruiks-coöperaties, woningbouw-vereenigingen, enz. Wel kan men, om practische redenen, aan deze economische instellingen een eigen kapitaal en eigen beheer geven, maar dan toch in aansluiting bij, onder leiding en toezicht van, de vakvereenigingen.

Duidelijker kan niet aangewezen worden, dat toniolo de vakvereeniging beschouwt als den grondslag, waarop de georganiseerde arbeidersstand dient te worden opgebouwd.

Wij zeiden, dat naar onze meening toniolo ten deze de sociale grondgedachte van Leo XIII weergeeft. Dit blijkt ook uit het volgende.

Allereerst willen wij herinneren aan de overbekende circulaire van Graaf St. Medolago Albani, omtrent 1 Januari 1903 uitgevaardigd, welke circulaire uitdrukkelijk door Z. H. den Paus werd goedgekeurd (K. S. W 1903, blz. 39—^43) •

In deze circulaire wordt erop gewezen, dat de eischen der 'christelijke democratie kunnen worden „samengevat onder drie hoofden: hervorming van het arbeidscontract, vakvereenigingen en arbeidswetgeving."

En dit wordt dan als volgt nader toegelicht:

„De Katholieken "weten zeer goed, dat zij met hervormingen ten gunste van het volk in deze drie punten komen te staan naast (en tegenover socialisten en liberalen, die elkander op dit terrein de sympathie van het volk voor het oogenblik, en de heerschappij over het volk in de toekomst betwisten. Maar dit is voor hen een reden te meer, om nog duidelijker hun eigen inzichten te doen uitkomen. Zij zeggen duidelijk en onom-