geheelonthouding te redden is, is ontegenzeggelijk grooter dan door welke andere middelen ook."

De heer Muller, Redacteur van „Het Genootschapsblad''' (tot zedelijke verbetering der gevangenen ) en tevens Secretaris deir Amsterdamsche afd. schrijft in zijn brochure „Opvoeding m\n Ontslagen Gevangenen": „Het is niet zoo heel lang geleden, dat wij aan een dronken "misdadiger maar liever niet begonnen: dat was toch hopeloos werk. Vroeger ja, thans niet meer."

En dat dit alles geen grootspraak bevat, blijkt wel hieruit, dat in leidende en intellectueele kringen, zooiwel in Regeeringskringen als in sociaal- charitatieve, door de goede resultaten, Welke overal wolrden bereikt, steeds dieper de meening doordringt, dat er toekomst zit in het reddingswerk onder de drankzuchtigen.

Nochtans, deze arbeid kost kruim. Dit behoeft niet onder stoelen of banken gestoken te worden. Er is heel wat zelfopoffering, taai geduld, uithoudingsvermogen en toewijding voor noodig.

En dat kan imen wel nagaan. Mannen, die vaak reeds verschillende jaren misbruik van drank hebben gemaakt; in wie de behoefte aan bedwelmenden drank zit ingeroest; die blind zijn voor hun eigen noodlottigen toestand; wier zenuwgestel is ontaard en overgevoelig is geworden voor den alcoholprikkel: in wier omgevingi drinkideeën, drinkgewoonten en drinkdwang nog hoogtij vieren, en men niets wil weten van het Kruisverbond en nog veel minder van de geheelonthouding; wier eenige ontspanning meestal de kroeg is; wier levensomstandigt heden dikwijls ongunstig zijn; die leven temidden van enorme drankverleiding; — moet men geheelonthouders zien te maken en ertoe trachten te brengen om hunne dagelijksche levenswijs te veranderen ... zonder alcohol.. Het is een reuzenwerk; een roeien stroomop!

Onder dit zwoegen en tobben denkt men onwillekeurig aan het opkomend geslacht. Waar men de drankzucht zoo moorddadig aan het werk ziet en zooveel slachtoffers ziet maken; waar het slaafsche drinken zoo mateloos wee over Kerk, Maatschappij en Huisgezin uitstort: en waar in meerdere gevallen van 'drankzucht alle recldingsbemoeiïngen vruchteloos zijn, zoodat alle hoop op beterschap moet worden opgegeven, koestert het hart vanzelf den vurigen wensch: de jeugd voor clirankzucht te vrijwaren. Voorkomen beter dan genezen!

Luide klinkt derhalve onze oproep: laat men allerwege de jeugd opvoeden atcahollvrij en anti-alcoho. tisch!

Ouders en Opvoeders, Priesters, Onderwijzers, Gejneesheeren, Bestuurderen van kostscholen, pensionaten, seminariën, gymnasia en allerhande inrichtingen voor de jeugd, dat is Uw edele taak!

Alcoholvrij moet de opvoeding der kinderen wezen. Dus 'geen alcoholica (bier noch wijn noch jenever) omde kinderen in het eerste of tweede levensjaar zoet te houden! Geen „suikerhappen'' of „mee laten proeven"! Geen „klein glaasje" aan onze twaalf- of dertienjarigen'! Geen bier aan tafel, of wijn met water! Geen alcoholische dranken bij feestelijkheden! Geen rumboonen en likeurbonbons! Tot minstens 16 jaar blijve de jeugd alcoholvrij!

Maar is dit niet schromelijk overdreven? niet eer puriteinsch en priscilliaansch en luthersch en calvinistisch dan Roomsch ?

PiUS X, onze Heilige Vader, die inmiddels overleed, trad nog dit jaar als lid toe tot de ,,Nuova Crociafa", het Italiaansch Kruisverbond.

Deze vereeniging huldigt o. m. het beginsel, dat voor jongelieden de matigheid bestaat in ALGF.HEELE ONTHOUDING VAN ALCOHOLICA. Waar dus de Paus door zijn lidmaatschap dezen stelregel onderschreef, dunkt ons, dat iedereen, wat de Roomschheid der jeugdonthouding betreft, volkomen gerust kan zijn.

En ze klopt ook met de wetenschap, waarvan hier een der jongste gegevens.

De Noord-Hollandsche Propaganda'Commissie van de Ned'. Ver. tot ajsch. van alc. dr. heeft onlangs het oordeel van alle Doktoren in N.-Holland gevraagd omtrent het alcoholgebruik door kinderen. O.a. was ook de vraag] gesteld: „Wat is Uw oordeel over den alcohol als genotmiddel voor kinderen?"

Teekenend zijn de twee volgende antwoorden: „Mor gen zulke vragen in 1913 in Nederland nog gesteld worden? — Ik dacht, dat het al lang een uitgemaakte zaak was."

Een zoo goed als volmaakte eenstemmigheid heerscht onder de Medici over het antwoord op genoemde vraag.

In meer of minder krasse bewoordingen wordt de alcohol als genotmiddel voor kinderen onvoorwaardelijk afgekeurd. Slechts een vijftal maakt een klein voorber houd. Zij hebben geen bezwaar om aan oudere kinderen bij enkele feestelijke gelegenheden een glas wijn of bier te geven.

Toegegeven echter dat onder die voorwaarden de gezondheid van het kind niet zal benadeeld worden, dan dringen nog zooveel andere redenen, om ook aan grootere kindqren bij feestelijkheden bier en wijn te onthouden. Al was het alleen maar deze, welke ook door een Dokter werd opgegeven: „Een middel, dat op volwassen leeftijd zooveel ellende kan teweegbrengen, moet zoo vgr mogelijk Van het kind gëhouden worden."

Het resultaat der Noord-Hollandsche Enquête komt in 't kort hierop neer: als geneesmiddel door vele medici geheel verworpen; als vetrsterkend middel door haast alle artsen afgekeurd; als genotmiddel schietr eenparig) in den ban gedaan; voor aanstaande moeders en jonge moeders door het meerendeel der dokters verboden en door vele anderen slechts schoorvoetend toegestaan. 1) O.i. voldoende reden om op wetenschappelijken grond

1) De vraag was ook gesteld: Acht gij het gebruik van alcohol door zwangere of zoogende vrouwen schadelijk voor het kind ?

Zeventig geneesheeren antwoordden in onvoorwaardelijk afkeurenden zin. En onder degenen, die het niet geheel afkeuren, zijn er velen, die allerlei beperkende voorwaarden stellen; en zij, die geen bezwaar hebben tegen een matig gebruik, zijn er ten slotte toch nog zóó bang voor, dat de meesten als grens stellen: één glas bier of wijn (van sterken drank is geen sprake) per dag.

De conclusie, welke de gehuwde vrouw hieruit trekken moet, kan, dunkt me, geen andere zijn dan deze: in gezegenden staat, en zoolang ik mijn kind zelf voed, is het beter den alcohol geheel te laten staan.