te vorderen de alcoholvtrije opvoeding van het kind.

Wij spraken ook van een anti-alcoholische opvoeding.

Is dat nog iets anders? Ja, in zooverre dat men niet alleen aan de jeugd geen alcoholische dranken moet' verstrekken, maar ook moet zorgen, dat zij opgroeit in afkeer van den alcohol.

De Kardinaal-Beschermheer der Intern. Kath. Vereeni'. ging tegen het alcohotiSnie, ZEm. Mgr. Mercter, schreef aan den Voorzitter van genoemde Vereeniging ? „Ik wilde, dat ieder onzer leden nog meer het voorbehoeden van de kindsheid en jeugd ter harte nam, en te dien einde op zijn ,program van persoonlijke actie als eerste artikel hun anti-alcoholische opvoeding schreef". In dien brief herinnerde ZEm. aan de woorden van wijlen kard. MANNING: „Waren de vaders en moeders! van dezen tijd in afkeer van den alcohol opgevoed, dan zouden de gezinnen van nu een schutse zijn voor matigheid."

Die afkeer van den alcohol kan de jeugd worden ingeprent door de oudèrs, wanneer deze hun kinderen wijzen op de gevaren en de ellende Van den drank; door de Onderwijzers en Priesters, wanneer deze in school en Catechismus het onderwijs occasioneel aan de drankbestrijding dienstbaar maken.

Het voorbeeld van vader en moeder vooral spreekt tot de kinderen. Als dezen zien en weten, dat moeder geen drank in huis duldt, dat er geen drank wordt gepresenteerd tot loon voo(r bewezen diensten, enz. da,tj de sterke drank zoirgvuldig wordt geweerd van alle visites en bijeenkomsten; als de ouders lid zijn van Kruisverbond en Mairiavereeniging en geheel met de •georganiseerde drankbestrijding meeleven, dan zal de jeugd geen hooge achting voor clen drank opvaften.

Een uitstekend middel is nog het lidmaatschap der jongens- <?ni Meisjesbonden, waarin de jeugd de na<deelige werking leert van den alcohol op lichaam en geest, en waarin onze jongens en meisjes tot degelijke drankbestrijders en drankbestrijdsters worden opgevoed.

Practisch is ook de methode, die werd toegepast door den vader van Patetf ELPIDIUS, den wakkere^ Minderbroeder, die als een andere Pater MATHEW, de wereldberoemde Iersche Kapucijn, in de Duitsch sprekende landen met het heerlijkste succes den kruistocht der katholieke geheelonthouding predikt. Om zijn kin'deren te genezen van den wensch om evenals anderen den Zondag in de herberg door te brengen bij het genot van alcohol, ging hij den eenen Zondag met hen wandelen in Gods vrije natuur, den volgenden Zondag zorgde hij voor gezelligheid in dfen huiselijkenl kring, en den derden Zondag bezocht hij met hen de voornaamste café's van Keulen. Daarna liet hij hen' kiezen, waar ze het liefst den Zondag wilden doorbrengen, en eenstemmig verklaarden zij: „niet in de herberg!" Als alle ouders dit eens deden! De keus der kinderen zou niet twijfelachtig zijn.

Wanneer de jeugd de kinderschoenen uittrekt en het leven ingaat, staat zij ontegenzeggelijk bloot aan groote drankverleiding. Verschillende drankideëen doen in vele kringen der samenleving nog steeds opgeld; drinkgeh

<woonten en drinkdwang oefenen er nog hun machtigen invloed uit. Duizenden drankgelegenbeden lokken tot binnengaan. De zucht naar genot is een kwaal van onzen tijd. En onder dit opzicht zijn de alcoholische dranken al bijzonder verleidelijk.

Opdat de aankomende jeugd niet aan de drankzucht ten prooi valle, mag zij derhalve dooï" anti-alcoholisch onderricht, doo(r beoefening der geheelonthouding en door waarschuwing tegen het drrankgevaar wèl goed zijn gewapend voor den strijd, die haar wacht. Ook de jeugd op het platteland en op de dorpen! Wij zeggen dit niet nadruk, denkende aan den trek van het platteland naar de stad en het buitenland. Hoevelen verongelukken daar juist door den drank, die hen levenslang slaaf maakt! i)

En nog eens, waar een derde van het enorme aantal drankzuchtigen als een verloren massa moet wordten beschouwd, en waar bij hen, die, met buitengewone krachtsinspanning, door veel opoffering en geduld gered kunneiï worden, een rijkdom van gezondheid, geestkracht, godsdienstig leven, stoffelijken welstand en huiselijk geluk verloren is gegaan, hejrhalen wij: voorkomen is beter dan genezen. Zoodat naar onze meening alles in 't werk moet worden gesteld om het opkomend geslacht voor de drankzucht te behoeden.

Laten daarom alle ouders en opvoeders zonder uit-

1) «Ook bij ons", schreef mijn Confrater P. Fabianus onlangs in De Tijd, «heeft een volksverschuiving plaats, en opvallend is daarbij

de trek van het land naar de stad 2.124.400 Nederlanders hadden

bij de laatste volkstelling hun domicilie buiten hunne geboorteplaats

Wij, Katholieken, schijnen aan het verhuizen en aan den trek naar de stad zeer sterk mee te doen! Noord-Brabant had in 1830 nog 13.34 pCt. en Limburg 7.13 pCt. der Nederlandsche bevolking. Thans zijn ze, niettegenstaande haar schitterend geboortecijfer, gedaald tot respectief 10.64 en 5.66 procent. Gelderland, Zeeland en Overijsel, waar nogal Katholieken wonen, vermeerderden evenmin erg snel, en vooral het aantal Katholieken in die Provinciën nam niet sterk toe. Met vrij groote zekerheid besluiten wij daaruit, dat onze roomsche geloofsgenooten bij de verhuizingen en bij den trek van het land

naar de stad flink vertegenwoordigd zijn Van Rotterdam is het

overigens ook bekend, dat het den trek heeft van het Roomsche Zuiden."

En wie weet niet, dat duizenden katholieke Hollanders, van wie velen afkomstig zijn uit onze roomsche dorpen, zich in Duitschland gevestigd hebben en aldaar werkzaam zijn? Vier kloosterorden in ons land sturen daar geregeld hare Paters-Missionarissen heen voor de zielzorg.

Welk drankgevaar daar bestaat, moge blijken uit het volgende. Ken jaar of 8 geleden, toen Pater Innocentius Ord. Cap. den missiearbeid onder de Hollanders in Duitschland begon, was er geen gedachte van om het ontzettende drankmisbruik, dat aldaar heerschte, vierkant aan te pakken, en nog veel minder om er een Kruisverbond op te richten. Hoe noodig de drankweer er ook was, men zou eenvoudig fiasco geleden hebben met de St. Josephsvereenigingen, wanneer men de vaan van afschaffing of onthouding had willen ontplooien. Heel zoetjes aan is het nu eerst mogelijk geworden, om zich onder de goede St. Josephsleden wat positiever over drankbestrijding uit te spreken. Eenige maanden geleden sprak ik over drankweer voor de Hollanders in Duisburg, doch op aanraden van den Eerw. Praeses der Vereeniging moest ik mij uiterst voorzichtig en gematigd uitdrukken. Aan de oprichting van een Kruisverbond durfde hij echter nog niet beginnen, terwijl hij mij verklaarde, dat het drankmisbruik onder de daar vertoevende Hollanders nog groote afmetingen heeft.

Men vergelijke voor deze beide punten den 6en Jaargang van dit Weekblad (1907) bl. 133—135 ; 219-223.