zondering deze realen tejr harte nemen! „Juvenum venenum", voor kinderen vargif, deze uitspraak van Prof. PEL stemme allen tot nadenken!

Waren de tijdsomstandigheden niet zoo critiek geworden, dan hadden wij 24, 25 en 26 Augustus jl. in 's Bosch onder goedkeuring van het Nederlandsch Episcopaat een Nationaal R. K. Sobriëtas-Congres gehad, uitsluitend gewijd aan de drankbestrijding en het kind. Deze wapenschouw is nu tot nader aan te kondigen datum uitgesteld. Laten we hopen, dat het slechts voor zeer korten tijd moge zijn. Zoodra de toestand weer normaal is en het Congres doorgaat, hopen wij in de grijze Hertogstad vele ouders en opvoeders te ontmoeten. En wie daar niet aanwezig kunnen zijn, laten zij met belangstelling hetgeen daar verhandeld zal worden, volgen !

Op voor het kind !

P. fr. ILDEFONSUS, Helmond. Minderbr. Kap.

UIT TIJDSCHRIFTEN.

ECONOMISCHE TOESTANDEN IN EUROPA IN VERBAND MET DEN OORLOG.

In Vragen van den Dag" schreef de redacteur dr. H. Blink een reeds om de actualiteit zeer belangwekkend! opstel, ter kenschetsing van het zoo veel meer ingrijpende van den oorlog in de economische toestanden dan bij vroegere verstoringen van den wereldvrede het geval was.

De verwoestingen in een zoo gecompliceerde organisatie als de tegenwoordige volkerensamenleving te aanschouwer^ geeft, zijn niet zoo spoedig te herstellen als in vroegere eeuwen. Om dit duidelijk te maken, vergelijkt de schr. de toestanden in de Negerlanden van CentraalAfrika of van de inlandsche kampongs van Ned.-Indië met de dorpen in een West-Europeesch land.

Een negerdorp en een kampong zijn over 't geheel samengesteld uit primitieve gebouwen, eigenlijk hutten, die de bewoners voor zich zelf in enkele dagen, of zelfs uren. hebben ingericht, weinig voorzien met wat men meubelen zou kunnen noemen, bijna niet meer dan inrichtingen om zich eenigszins te beschutten tegen regen en wind. De verwoesting dier dorpen en steden door aardbevingen, oorlo gen enz. heeft daardoor niet de beteekenis als voor de dorpen in West-Europa. In die primitieve maatschappijen der inlanders zorgt ieder gezin voor zichzelf, zoowel wat kleeding als voedsel betreft, staat ieder rechtstreeks in' betrekking tot de natuur, die hem schier alles levert, wat hij noodig heeft. In de vruchtbare tropische gewesten is de natuur schier van dag tot dag de zorgdragende moeder, die haar kinderen onderhoudt en het noodige schenkt. In dien toestand met weinig of geen ruilverkeer, waarbij ieder gezin zich zelf is, op zich zelf staat, zich zelf voorziet van het noodige, werken rampen, hoewel oogenblikkelijk zwaar treffend, niet lang na. De natuur 'en de maatschappelijke toestand geven gelegenheid tot spoedig herstel, en binnen zeer korten tijd is de ramp schier vergeten, als er niet te veel slachtoffers door gevallen zijn, die den indruk er van doen bewaren. Dit primitieve leven keert in weinige weken weer in zijn ouden toestand terug. Er wordt door een ramp betrekkelijk weinig kapitaal in econoxnistihen zin vernield.

Die toestand is, zij het al Tiiet geheel, deels blijven voortduren in de landen, waar de landbouw de hoofdbron van bestaan is, en de bevolking, over het land verbreid, van den landbouw leeft. Het is nog niet zoo lang geleden, dat in de landelijke gewesten ieder gezin schier geheel ziin

j eigen voedsel voortbracht, en dat de ruwe producten o'ok | bijna geheel op het bedrijf verder bewerkt werden. Het geoogste koren werd daar gedorscht, bij den dorpsmolenaar gemalen, en het meel werd tot brood gebakken in den eigen oven of dorpsoven. Het vee gaf het vleesch en ook de melk, die op de boerderij tot boter en kaas werd verwerkt. [Wat er te veel was werd enkel afgevoerd naar de dorpsmarkl of de stad, deed een geringe geldhuishouding met eenigen koophandel ontstaan, zoodat genotmiddelen als koffie, suiker enz. gekocht werden, echter nog grootendeels als ruil. Doch ook dergelijke waren behoefde men niet steeds te koopen; de bijen toch leverden honig, die de plaats innam der latere suiker, en ook begonnen voor een eeuw enkelen uit wortelen op hun bedrijf suiker of stroop te maken voor eigen gebruik; bier werd ■zelf gebrouwen. De kleeding werd vervaardigd van eigen geteeld vlas of van de wol van eigen schapen. Slechts in weinig gevallen had de boer op het land de hulp noodig van anderen, en dan trad het stelsel van wederzijdsch dienstbetoon door vrienden en buren op, dat in alle landelijke streken als een eerste plicht werd beschouwd en uitgevoerd. Bij de zoo goed als geheel geïsoleerde familiehuishoudingen met weinig verdeeling van arbeid bestaat Oiver 't geheel een sterk gevoel voor de sociale plichten tot hulp en gastvrijheid. Die toestanden, waarbij ieder in schier alles zichzelf kan helpen, met een uiterst beperkte geldhuishouding, hebben ten gevolge, dat verstoring van den gewonen loop der zaken door ieder persoonlijk meestal snel kan worden hersteld, zoodat afwijking van den gewonen toestanc niet' zoo lang wordt gevoeld.

Dergelijke verhoudingen bestaan nog grootendeels in de landen op het Balkan-schiereiland, en deze verklaren dan ook, waardoor bij de schier voortdurende oorlogen en onzekerheid, waarin deze landen zoo langen tijd. ja schier eeuwen, verkeeren, de bevolking toch niet geheel is ondergegaan, zelfs hun maatschappij niet zoo ontredderd is, als men zou vermoeden. Dat er vooruitgang door wordt belemmerd, spreekt vanzelf.

Voor ongeveer een halve eeuw bestonden die landelijke toestanden nog in een groot gedeelte van Europa, zij het ook al met hooger ontwikkeling en meer verfijning dan in de Balkanlanden. In het grootste gedeelte van het Duitsche rijk heerschte toen nog een eenvoud in het volksleven, die aan de middeleeuwen deed denken. Het economisch handelen op het land was meest natuurhuishouding, en hoewel eenigermate aangesloten bij de dorpen en kleine! steden, en daardoor tot een hoogst beperkte geldhuishouding gekomen, was zij er niet van afhankelijk. Ook in Nederland. Frankrijk, België en andere West-Europeesche Zanden was dit min of meer het geval. In Oostenrijk-Hongarije bestond die toestand van natuurhuishouding nog in hoogere mate, en in Rusland vindt men dien op het land nog grootendeels.

De verhoudingen zijn geheel gewijzigd na 1870. WestEuropa heeft in de laatste veertig jaren een groote omkeering ondergaan in zijn economische organisatie. Meer en meer is dit gebied een land van nijverheid en handel geworden. De landelijke bevolking is betrekkelijk weinig toegenomen, hier en daar afgenomen, maar de concentratiie in fabrieks en handelssteden was buitengemeen. En over 't geheel is er een zoo sterke toeneming der bevolking gekomen, dat de verhouding tusschen productiemiddelen en consumptie in de laatste halve eeuw een geheel andere gewerden is. Vele landen, die vóór 1870 nog uitvoer van verscheidene levensmiddelen hadden, o. a. van granen, zijn invoerlanden geworden op groote schaal.

Daardoor is bij de voorziening der volken met levensmiddelen alles veranderd. Waar vroeger de kleine stedelijké centra in den regel voorzien konden worden door de productie van een eigen omliggend gebied in niet grooten kring, enkele artikelen uitgezonderd, moeten deze thans vele eer-