Willen die voorstellen aangenomen worden, dan zullen ze vandaag of morgen tóch gepubliceerd moeten worden!

Het ligt, dunkt me, toch veel meer voor de hand, datde aandrang, door „invloedrijke Kamerleden" bij de Regeering uitgeoefend, om vóór de openlijke indiening de finantieele plannen eerst vertrouwelijk aan de Kamer mede te deel en, uitging van deze zeer juiste, volstrekt niet reactionaire of conservatieve, gedachte: Indien juist is, wat verluidde, dat de Regeering zou komen met een leeningsvoorstel op vrij langen termjjn, te dekken door opeen t en -hef f ing op de bestaande belastingen, dan is 't niet onmogelijk, dat de meerderheid in de Tweede Kamer niet bereid zal worden gevonden, om dit ontwerp aan te nemen; — dat de Regeering, eenmaal haar plannen gepubliceerd hebbende, moeilijk weer terug zou kunnen, zonder in politieken zin zeer verzwakt uit het strijdperk te komen, wat, juist in de omstandigheden, waarin wij thans leven, zoo veel maar immer mogelijk dient vermeden te worden; dat men dus, vóór de Regeering zich publiek aan een bepaald plan had vastgelegd, in de gelegenheid wilde zijn, haar de bezwaren tegen dat plan mee te deelen, om haar in de gelegenheid te stellen, daarmede rekening te houden.

Indien de zaken zóó stonden, — en er is, dunkt me, niets tegen, te zeggen, dat ze zoo stonden, — hebben die aldus denkende en handelende Kamerleden dan als „duisterlingten" gehandeld, als gruwelijk reactionaire conservatieve mannen ? ....

Wij zijn van een andere meening.

Komt de Regeering met haar plannen in 't publiek, dan zal het, ook tegenover het buitenland, zéér moeilijk zijn, deze af te stemmen. Het gevolg toch daarvan zou kunnen zijn, dat niet alleen Minister Treub, maar wellicht het geheele Kabinet zou aftreden.

Men heeft dan de openbare zaak openbaar behandeld, — is nóch reactionair, nóch conservatief geweest, o, zeker neen! — maar;.... men heeft aan 't land een crisis bezorgd op een moment, waarop ieder oprecht Vaderlander, hetzij conservatief, hetzij democraat, haar ten zeerste moet betreuren!

Was 't niet veel juister gezien, om, toen de Regeering, zonder naar buiten een échec te lijden, nog terug kon, te trachten haar de meening van de meerderheid der volksvertejgenwoordiging te doen kennen?

Dit echter kon alleen, wanneer de finantieele plannen, vóór de publicatie, vooraf vertrouwelijk werden meegedeeld, waardoor mogelijkheid voor voorafgaand overleg ontstond.

Dat Minister Treub, naar wordt meegedeeld, geen bezwaar tegen oogenblikkelijke publicatie had, is, voor wie hem kennen, niet onbegrijpelijk. Hij heeft het steeds verstaan, ook in vroegere functies, zijn eigen meening vast te houden en zoo noodig door te drijven. Hij weet ook, dat hij politiek sterk staat, omdat men op dit oogenbtik hem niet gaarne zal doen vallen. Ook wie bezwaren, zelfs ernstige bezwaren tegen zijn plannen hebben, zullen zich wel tweemaal bedenken, eer zij deze afstemmen, bedenkende, wat -daarvan voor ons land in velerlei opzicht de gevolgen zullen zijn.

Toch zal men moeten erkennen evenzeer, dat de Regeering, vooraf wetende, hoe de meerderheid der Kamqr over haar finantieele plannen denkt, deze toch onveranderd doorzettende, zelf een zeer zware verantwoordelijkheid op zich laadt, en zich ook wel tweemaal,bedenken taaig, of zij niet van haar starre standpunt zal moeten afkomen.

De tijdsomstandigheden brengen nu eenmaal mee. dat de invloed van de volksvertegenwoordiging op het Regeeringsbeleid uitermate Verzwakt is. Verschillende nood wetten zijn aanvaard, niettegenstaande velen er zeer ernstige bezwaren tegen hadden.

Men diende van twee kwaden het minste te kiezen. Maar ongezond is zeker de toestand dat in een constitutioneel-parlementair geregeerd land, feitelijk enkele ministers alle macht in handen hebben, zonder dat de normale invloed der volksvertegenwoordiging zich kan doen gelden.

Is men nu reactionair en conservatief, wanneer men er naar streeft, weer naar normale verhoudingen terug te keeren, — wanneer de volksvertegenwoordiging tracht invloed uit te oefenen op het finantieel Staatsbeleid, waarvan voor de toekomst toch zooveel kan afhangen?

En wanneer men nu ziet, dat er van dien invloed in de gegeven omstandigheden niet veel kracht zal uitgiaan, wanneer de wetsontwerpen in publieke behandeling zijn gekomen, is het dan reactionair of conservatief om dan tenminste ernaar te streven dien invloed vóór de indiening1 aan te wenden?

Ook na de kritiek op de geheime mededeeling der finantieele plannen door de Regeering aan de leden der Tweede Kamer vernomen te hebben, zijn wij nog niet overtuigd, dat zij, die erop aangedrongen hebben, verkeerd handelden.

* *

*

En nu de groote vraag, waarover met zooveel warmte gepleit wordt: oorlo|gsleening of oorlogsbelastingr

Boven reeds wezen wij er op, dat de vraag zoo niet juist gesteld is.

Zij moet luiden: leening op zeer korten, langeren of zeer langeln termijn? En vervolgens: dekking door opcenten op de gewone belastingen, of door het heffen van een speciale oorlogsbelasting, over korten tijd? En verder: moet deze oorlogsbelasting geheven worden van enkel de groote vermogens, of moet zij zich over het geheele volk, zij 't naar draagkracht, uitstrekken, althans tot de groot ere inkomens? En ten slotte: welk moet het rente-type van de leening zijn, 4, 4V2.' of 5 °/° ?

Reeds uit de formuleering dezer vragen blijkt, dat het eigenlijke vraagstuk, waarover het gaat, veel gecompliceerder is, dan de enkele vraagstelling ,,oorlogsleening of oorlogsbelasting?" oppervlakkig zou doen vermoeden.

Het is niet mogelijk, al deze vragen in een enkel, artikel zelfs maar kortelijk te beantwoorden, 't Is, om noodelooze vertoogen te yoorkomen, misschien ook beter, om met de beantwoording te wachten, totdat de plannen der Regeering gepubliceerd zijn.

In 't algemeeln zouden wij dit willen zeggen: de o.i. beste oplossing ware deze: