W. J. Bruins, rector magnificus van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool, gesproken over de economische gevolgen van den oorlog.

Spr. vangt aan met te wijzen op de groote moeilijkheid om in deze tijden, waarin dagelijks van alle zijden nieuwe gebeurtenissen iop ons aandringen, zich een oordeel te vormen over wat inderdaad belangrijk is, wat slechts van bijkomstigen aard is.

De gevolgen van den oorlog zou spr. in 2 groepen willen verdeelen: in de eerste plaats die, welke meer in 't bijzonder aan den oorlogstoestand verbonden zijn en die grootendeels dadelijk en op acute wijze zich hebben doen gevoelen, in de tweede plaats de breedere en misschien niet minder ernstige gevolgen, die zich ook nu al wel openbaren, doch vooral na den oorlog nog langen tijd zullen nawerken.

Van de eerste reeks bespreekt spr. in de eerste plaats die op financieel gebied. Hij staat 'stil bij de plotselinge stijging in de vraag naar ruilmiddel, die zich allerwege, ook hier te lande, heeft geopenbaard en bespreekt de oorzaken van de gebleken zilverschaarschte. Spr. wijst op de gevaren, die in deze toeneming van ruilmiddel, bankbiljetten incluis, gelegen zijn en bespreekt de mogelijke gevolgen hiervan, speciaal in de oorlogvoerende landen. Hij wijst op de noodzakelijkheid om de vlottende schulden der regeeringen tijdig in leeningen om te zetten.

Een tweede gevolg uitte zich in de sluiting van de effectenbeurzen allerwege. Spr. geeft aan wat hiervoor de aanleiding was en bespreekt de middelen tot redres.

Het belangrijkste en ernstigste gevolg van den tegenwoordigen oorlog is evenwel de stilstand in het wereldverkeer ïnet al zijne verdere gevolgen voor oorlogvoerenden zoowel als neutralen. Dat de wereldoorlog voor Dnitschland ©ogenblikkelijk afsniiding van het internationale verkeer tengevolge zou hebben, was te verwachten en weerspiegelde zich in Duitschlands handelspolitiek van den lateren tijd.

Echter ook Engeland, waar de regeering zoo diep ingrijpende maatregelen nam, Amerika en zoovele andere landen, ook zij ondervinden, hoezeer de economische structuur der moderne landen het wereldverkeer tot levensvoorwaarde heeft.

Spr behandelt eerst den invloed op den consument en de maatregelen der regeering tot afweer, vervolgens den invloed op den producent. Spr. wijst erop, hoe het streven naar beperking van voorraden bij den tusschenhandel en van grondstoffen in de industrie de gevolgen des te eerder voelbaar doet worden.

Prof. Bruins geeft vervolgens eenige cijfers voor de groote landen. Voor ons land bespreekt hij de in- en uitvoercijfers voor Augustuis, de inklaringen voor Rotterdam, enkele cijfers betreffende werkloosheid, de daling in de ongevallenfrequentie bij de Rijksverzekeringsbank en enkele andere gegevens.

Spr. staat uitvoerig stil bij de vraag, wat dit alles voor tal van bevolkingsgroepen beteekent.

Betrouwbare en eenigszins voldoende gegevens ontbreken vrijwel geheel. Pas later zal het mogelijk zijn. in dit alles inzicht te erlangen.

De tweede groep van gevolgen kan slechts met de uiterste voorzichtigheid worden besproken. De mate, waarin gevolgen zich zullen openbaren, hangt geheel af van wat de toekomst in haar schoot bergt

In de eerste plaats behandelt spr. het vraagstuk der kapitaalvernietiging. Beziet men dit zuiver van den maatschappelijken kant. dan meent spr., dat, hoe ontzagliild deze vernietiging stellig is, zij dikwerf overdreven wordt. Alen let toch te veel op den achteruitgang der particuliere vermogens, waarbij wijziging in den rentestand tevens een rol speelt. Bij deze wijziging in den rentestand en bij de omstandigheden die voorts op mogelijke prijsveranderin-

gen en wijzigingen in het loonniveau invloed kunnen hebben, staat spr. vervolgens eenige oogenblikken stil. Hij wil zich echter zooveel mogelijk van speculaties onthouden.

Tot de tweede groep van gevolgen behoort ook de invloed, die van de, zoo gestegen en stijgende eischen der schatkist in verband met de geringere draagkracht der bevolking zal uitgaan. Spr. geeft hierbij enkele ciifers omtrent den last, dien leg;er en vloot reeds in vredestijd op de budgetten van enkele landen pleegt te leggen, en staat stil bij de onvermijdelijke verhooging van de staatsschulden.

Ook het sneuvelen van zoo talloos veel mannen in de kracht van hun leven leidt tot gevolgen, die vooral daar, waar het militiestelsel geheel in het leger is doorgedrongen, ook op economisch gebied, zulk een verreikenden invloed hébben.

Ten slotte wijdt spr. enkele woorden aan de psychische gevolgen van den oorlog, die stellig ook ditmaal hun terugslag op economisch terrein zullen doen gevoelen. Een klein volk, vooral een klein volk, dat niet in den oorlog betrokken is, wordt hierdoor zoo gansch anders aangedaan dan de groote naties, die op het oogenblik in den krijg zijn gewikkeld.

Toch zijn ook hier te lande allerwege teekenen van een versterkt gemeenschapsgevoel. Spr. is overtuigd, dat hierop niet te vergeefs beroep wordt gedaafl, wanneer het geldt onze medeburgers, die door hun plaats in het economische leven zooveel meer aan de directe gevolgen van den oorlog zijn blootgesteld.

KORTE BERICHTEN.

Rijkspostspaarbank — Zooals bekend is heeft het Koninklijk Besluit van 3 Aug. 1.1. bepaald, dat de Directie der Rijkspostspaarbank de terugbetaling van aangevraagde gelden langer dan 14 dagen, desnoods tot 6 maanden toe, kon uitstellen. De Directie heeft van die bevoegdheid slechts een matig gebruik gemaakt en, waar het noodig was, de terugbetaling zeer bespoedigd. In verband hiermede werd door postambtenaren dikwijls aan inleggers, die een spoedige terugbetaling wenschten, den raad gegeven de reden van de aanvraag aan den Directeur der Rijkspostspaarbank mede te deelen.

Aangezien in de tegenwoordige tijdsomstandigheden aan elke aanvraag weder, zooals vroeger, binnen een paar dagen wordt voldaan, is het volkomen onnoodig in een schrijven aan den Directeur der Rijkspostspaarbank de reden van de aanvraag te melden, weshalve aan de postambtenaren verzocht is het geven van bdVengenoemden raad in het vervolg achterwege te laten.

Bouw van arbeiderswoningen. — Het bestuur van den Nationalen Woningraad zegt in een adres aan den minister van binnenlandsche zaken onder meer:

Het zal uwe Excellentie bekend zijn, dat dezelfde moeilijkheden die het particulier bouwbedrijf ondervindt, ook op de werkzaamheid der bouwvereenigingen drukken. De stijging in de prijzen der bouwmaterialen, de onzekerheid aangaande de huurkracht der bevolking tegen den tijd dat de woningen gereed zullen zijn, leveren ook voor de bouwvereenigingen moeilijkheden op. Daar komt bij de hooge [annuïteit, waarmee de vereenigingen hebben te rekenen, wanneer als basis daarvan wordt 'aangenomen de koers van de 3 pet. obligatiën der Nationale Schuld, zooals deze genoteerd is in de officiéél gerubriceerde prijscourant sedert het uitbreken van den oorlog. Wij vreezen, dat deze hooge annuïteit (die 4-958 Pc*- zou bedragen") nagenoeg alle vereenigingen zal moeten a/schrikken van het voortzetten van haar werkzaamheid. De voorspelling komt ons niet te boud voor, dat onder vigueur van genoemde annuïteit geen enkele vereeniging tot den bouw van arbeiderswoningen zal 'kunnen overgaan.

Ware het nu zeker, dat de rente, zooals die door de