genoemde koers der 3 pet. 'Ned. Werk. Schuld wordt aangegeven, ook na afloop van den oorlogstijd op dezelfde hoogte zou blijven, dan zou het lager stellen thans van (die rente ten behoeve van de bouwlvtereenigingen niet passen dn het stelsel der Woningwet en slechts als een buitengewone crisismaatregel zijn te verdedigen, n.1. als maatregel ivan bij uitstek gezonde werkverschaffing. Maar een dergelijke zekerheid bestaat, naar het bestuur meent, geenszins. Bleek, dat na afloop van den tegenwoordigen abnormalen toestand he^t geld goedkooper is, dan thans de koers der 3 pet. N. W. S. aangeeft, dan zou het thans vasthouden aan den genoemden rentevoet, uit financiëel oogpunt beschouwd, geheel noodeloos zijn geweest, dan zou geheel noodeloos een mogelijke bouwbedrijvigheid zijn belet met als gevolg eenerzijds een verlaging van den woonstandaard, anderzijds een te vermijden werkloosheid.

Noodeloos, omdat de voorschotten ten slotte zullen worden geput uit een later door ihet rijk te sluiten leening, zoodat het rijk geen blijvende financieele schade zou hebben van het verstrekken van voorschotten thans tegen een rente, weliswaar lager dan de genoemde noteering aangeeft, maar in overeenstemming met den lateren rentevoet.

Het bestuur neemt derhalve de vrijheid uwe excellentie te verzoeken zulke maatregelen te nemen, dat de annuïteit, in afwijking van het in zwang 'zijnde stelsel, wordt berekend naar de laatste in de Staatscourant gepubliceerde noteering van voor den oorlog (prijscourant van 27 Juli j.1.) van de 3 pet. obligaties der Nationale Schuld, zijnde 771/4 pet., wat een annuïteit van 4,556 pet. beteekent.

Het bestuur meent, dat in de tegenwoordige omstandigheden aan een dergelijken maatregel de voorkeur moet worden gegeven boven een verlenging van den aflossingstermijn tot 75 jaar of het voorloopig stellen van de annuïteit op de oorlogsbasis met het onzekere vooruitzicht, dat later wellicht daarin een gunstige verandering kan komen. r 1 ) !

Van den laatsten maatregel verwacht het bestuur geenerlei praktisch resultaat.

Het bestuur ontveinst zich niet, dat het volgen van de aanbevolen gedragslijn voor het rijk financieele schade kan beteekenen. Maar het meent, dat de voordeelen daartegenover mogen worden gesteld. Voorkoming van de daling van den woonstandaard eenerzijds, verschaffing van werk aan een zeer groote groep van werklieden anderzijds (waarbij niet mag worden vergeten, dat niet alleen het bouwbedrijf wordt gebaat, maar ook de bedrijven, die de grondstoffen leveren) deze beide belangrijke voordeelen mogen, naar het bestuur meent, voldoende worden geacht om in dezen tijd, waarin van regeeringswege ook in ander opzicht 'geldelijke offers worden gebracht tot behoud van de 'gezonde levenskracht van ons volk, het behoud van het genoemde rente- en annuïteitstype, zij het dan ook met eenige kans op financieele schade, te rechtvaardigen.

De arbeidsmarkt in Engeland. — De stand der arbeidsmarkt in het Vereenigd Koninkrijk teekende zich, volgens de opgaven van einde September gunstiger dan een maand te voren. Raadpleegt men ook de cijfers in de Labour Gazette van den Board of Trade van October, dan blijkt in de groote meerderheid der bedrijven, evenals trouwens ook elders, met name in Duitschland, het geval is, verbetering, zij het ook dat bij den toestand om dezen tijd in 1913 vergeleken, er toch nog veel meer werkloosheid heerscht. Wij laten hier de voornaamste cijfers, welke berusten op mededeelingen der arbeiders-vakvereenigingen, volgen. 'Het algemeen werkloozenpercentage bedroeg op het einde der maand:

1913. 1914-

Januari 2.2 2.6

Februari 2.0 2.3

Maart 1.9 2.2

April 1.7 2.1

Mei 1.9 2.3

Juni 1.9 2.4

Juli 1.9 2.8

Augustus 2.0 7.1

September 2.3 5.6

Gaat men nu den toestand na voor de onderscheiden beroepsgroepen, dan verkrijgt men het volgende overzicht:

Leden der bericht Werkloozenpercentages :

zendende vakvereen. Einde Einde Einde

op einde Sept. Sept. Aug. Sept.

I9!4- 1914- 1914- 19I3-

Bouwvakken 84.201 5.6 7.4 3.4

Kolenmijnen 166.775 1.9 1.3 0.3

IJzer- en staalfabrieken 37.308 2.6 7.6 4.0

Machinefabrieken 236.669 4.8 7.1 2.2

Scheepswerven 72.716 5.7 6.3 4.9

Overige metaalnijverh. 37.495 4.0 9.0 1.6 Textiel-industrie:

Katoen 89.330 14.5 17.7 1.7

Wol 8.664 6.1 7.2 5.6

Overige fabrieken 61.921 8.2 6.1 1.3

Papierind. en boekdr. 66.497 7.0 7.4 4.3

Houtbew. len meubelfr. 53.219 8.3 9.8 2.2

Kleedingindustrie 65.882 2.6 5.3 2.1

Lederbewerking 4-647 4.2 6.2 4.1

Glasindustrie 958 1.6 1.1 1.3

Aardewerkfabrieken 7.406 1.5 2.7 0.4

Tabakfabrieken 2.287 2°-5 i4-° 3-5

Totaal 995-975 5-6 7.1 2.3

Het blijkt dus, dat in alle beroepsgroepen, behalve de kolenmijnen, de tabaksfabrieken en een deel der textiele nijverheid, de toestand in September verbeterd is, maar tevens, dat hij, ondanks de omvangrijke bestellingen der regeering ten behoeve van leger en vloot, doorloopend, behalve in de ijzer- en 'staalfabrieken, ongunstiger, in de katoenfabrieken en tabaksindustrie zelfs zeer veel ongunstiger is dan een jaar *te voren 1

De regeering heeft dan ook, mede wellicht uit politieke overwegingen, besloten een bijzonderen steun te verleenen aan de werklooskelduitkeering der vakvereenigingen. Deze steun is aan de volgende regelen gebonden. In de eerste plaats geldt hij slechts voor de vakken, waarin buitengewone werkloosheid heerscht. Voorts zullen slechts die vereenigingen geholpen worden, welke geen grooter uitkeering doen dan van 17 shilling per week, de regeeringstoeslag daarin begrepen, en welke zich verbinden, van de leden, die nog aan het werk zijn, een extra bijdrage te heffen. Het bedrag van den toeslag, boven het eenzesde deel, hetwelk volgens de bestaande regeling reeds vergoed wordt, wordt dan als Volgt op een zesde of een derde der uitkeering van de vakvereeniging bepaald:

Maximum der uitkeering Hoogte der extra contributie van van de vakvereeniging. in het werk zijnde leden ter verkrijging van den bijslag van Per weeflc een zesde een derde

niet meer dan 17 shilling 3 pence 6 pence

7> >> * 5 >■> 2 _ 4 yj

J 3 >> 1 >> 2 j3

Bij voorbeeld: indien een vakvereeniging werkloozenuitkeering ten bedrage van 12 shilling per week toekent, kan zij, door van haar in het werk zijnde leden 2 pence per week te vorderen, restitutie van een derde, met de gewone restitutie van een zesde samen dus de helft van haar uitkeering krijgen; heft zij slechts 1 penny van de in het werk gebleven leden, dan zal zij slechts een zesde, of met de gewone restitutie een derde terugkrijgen.