KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD.

handel opwekkend, aansporend werken, en de zorg voor wat voor het volk noodig is, moeten waarborgen. Zoo zijn de invoerrechten op voedings- en genotmiddelen, ^koren, meel, aardappelen, groenten, dieren, vleesch en vleeschwaren, melk, petroleum, e.d. voeder) opgeheven en ook is de wet op den vleeschkeur in belangrijke punten gewijzigd. Maar protectionisten en vrijhandelaars blijven rustig bij deze maatregelen. Duidelijk blijkt het, dat er slechts kwestie is van „historische kategoriën", dat men niet „uit principe" protectionist of vrijhandelaar zijn mag, dat het hier alleen geldend principe van het doel der economie, de nationale welvaart is.

Het theoretische woordenspel verder, dat het totstand komen der prijzen doet afhangen van een regeling volgens de ,,natuurwet", die menschen veronderstelt, die alleen hun eigenbelang in het oog houden, de economische verhoudingen volkomen kennen en door geen maatregelen van economische politiek en het najagen van hun eigenbelang gestoord worden, heeft nu zijn betoovering verloren.

Zeker, de Staat moet de „maatschappij" niet verdringen, niet in het economisch leven ingrijpen, als het normale voorzien in de volksbehoeften ook zonder zijn ingrijpen verzekerd is. Maar voor alles let hij toch op deze zorg voor de volksbehoeften, en stelt ze boven het particulier, belang van de opbrengst van private ondernemingen. Zoo werd dan de vaststelling van maximum-prijzen voor artikelen van dagelijksche behoefte, namelijk voor voedingsmiddelen van alle soort, voor natuurvoortbrengselen, voor verwarmings- en lichtartikelen door de wetgeving mogelijk gemaakt en de lijst dezer artikelen kan eventueel nog vergroot worden. Het ministerie van Binnenlandsche Zaken beva! het opnemen van alle voorraden van artikelen voor levensonderhoud, waardoor een bruikbare grondslag verkregen werd voor alle vaststellingen van groothandelsprijzen, die nu noodig mochten worden. Want men eischt, dat niet alleen tegen den kleinen egoïst, maar ook tegen den woeker van enkele grondstoffen-kartels en groothandelorganisaties wordt opgetreden; vooral voor alle belangrijkere artikelen van levensbehoefte moet iedere prijsstijging, die door de objectieve verhouding van voorraad en behoefte niet gerechtvaardigd is, verhinderd worden. Speciaal voor de levensmiddelenmarkt wordt, in tijd van nood, de everitueele voorziening tegen vastgestelde prijzen en wel door de steden, als iets kiat heelemaal vanzelf spreekt, beschouwd. De Christelijke Boerenbonden uit Beieren noemen een door de Regeering bewerkstelligde verdeeling van onzen graanen vooral van onzen tarwevoorraad de gewichtigste maatregelen van den aanstaanden tijd; de invoering van een maximum-prijs zou geen vermeerdering, maar wellicht zelfs een spoedig verteren van de voorraden veroorzaken. Men moest het voorbeeld van Zwitserland navolgen, een staatsmonopolie invoeren, zoo dat de Staat de tarwevoorraden opkoopt, tegen een bepaald maalloon ze aan de molenaars te malen geeft, de daardoor verkregen voorraden aan meel over het aantal hoofden der bevolking omslaat, den detailprijs voor verkoop van het meel voorschrijft met eenj behoorlijke winst voor den tusschenhandel, en ook een behoorlijke prijs voor het brood vaststelt, enz. Wij herhalen het: Iedere staatsregeling, die de juiste maat te boven gaat, schokt de volkshuishouding op haar grondslagen."

Intusschen blijft het voor de toekomst beteekenisvol en leerrijk, dat tegenwoordig allen den Staat het recht en den plicht toekennen, tegen zelfzuchtig ingrijpen en misstanden die het algemeen belang schaden, in te grijpen in het totstandkomen der prijzen 1). Moge men nu ook later

1) Ook de nog meer omvattende bescherming tegen een quasi laesio enormis, bij verkoopingen namelijk, verdient hier de aandacht. De Bondsraad heeft namelijk een verordening gegeven, die op't voorbeeld van de Oostenrijksche verordening op de executie algemeen voor de verkooping van stoffelijke zaken (dus niet alleen voor gouden zilverwerk) voorzoover ze plaats heeft langs den weg van gerech-

niet vergeten, dat het totstandkomen der prijzen volstrekt niet naar uitsluitend particuliere economische theorieën moet voltrokken worden, dat zij behoort tot het economisch „moeten", dat zij zóó moet zijn, dat de behoeften des volks bevredigd worden en dat zij zich aan die be: hoeften en aan de koopkracht van het volk moet aanpassen.

Zoo doet dan nu ook het principe der productieregeling zich practisch gelden, in andere, in sterkere vormen dan in vredestijd, maar geenszins op de wijze van een socialistische regeling; veeleer op privaat-economischen grond slag, maar in solidairen zin, onder aanvullende en deels beslissende medewerking der openbare lichamen. Men vraagt thans niet alleen bevordering der particuliere belangen door openbare opdrachten en werken, bevordering vooral der particuliere bouwondernemingen door openbare middelen, maar ook zonder schroom, bedrijfsdwang voor bedrijven van de voorziening in levensmiddelen, kolen, grondstoffen, mest, enz.

Staatssocialistische maatregelen! zoo zouden velen in vredestijd gezegd hebben; thans echter erkent men dat men niet van staatssocialistische maatregelen kan spreken, als de staatsmacht met beslistheid en snelheid tegen het eenzijdig particulier kapitalistisch belang het algemeen welzijn des volks door dwangmaatregelen weet te beschermen. Dat is geen staatssocialisme. Zeker zijn het buitengewone maatregelen, die slechts door buitengewone verhoudingen en nooden gerechtvaardigd worden. Maar zij zouden ook door buitengewone verhoudingen niet te rechtvaardigen zijn, als niet de volkshuishouding in alle opzichten de taak en het doel had, te zorgen voor de bevrediging der behoeften des volks. Als deze verzorging van het heele volk met uitwendige goederen wordt opgevat als een beschavings plicht, zal in de kwestie van de regeling der productie het economisch „moeten" ook in vredestijd gelden; alleen zal dan tot verzekering van de vervulling dier taak niet altijd juist het ingrijpen van openbare macht noodig zijn.

Altijd blijft het een waardevolle les voor den tijd na den oorlog, dat de voorziening in de behoeften des volks den algemeen belang vertegenwoordigt en daarom geenszins aan het particulier initiatief heelemaal kan worden overgelaten. Thans vindt deze opvatting in de algemeene volksovertuiging sterken steun. Zeker, ook nu zijn er nog menschen, die liever hun „welbegrepen" belang zonder achtslaan op de belangen van anderen zouden willen behartigen, menschen, voor wie de inkomsten van hun particuliere onderneming, het zoo groot mogelijke overschot boven de onkosten, het gevoel van behagèlijkheid boven dat van onbehagelijkheid, het economisch principe aldus opgevat, het toppunt van theoretische wijsheid en practisch verstand is gebleven, menschen, die geen inzicht zouden kunnen krijgen in de beteekenis van materieele volkswelvaart. Ja, wij vinden zelfs, zopals Waldemar Zimmermann in de „Soziale Praxis" met teleurstelling onder de aandacht brengt, prijsopdrijvingen die op dit oogenblik dubbel verwerpelijk en woekerachtig zijn, achterhouden van grondstoffen en levensmiddelen tot speciale doeleinden, drukken van het loon, pogingen, goedkoope arbeidskrachten van vrouwen en kinderen te gebruiken, terwijl nog werklooze mannen ten dienste staan; we vinden het groepen-egoïsme en terrorisme van conventies en conditie-kartels; het wreekt zich nu, dat de wettelijke grond ontbreekt, om de trusts uit te noodigten tot een economische en sociale politiek, zoodat de Pruisische minister van Handel, den ien Sep-

telijke verkooping volgens civiel proces, een minimum-bod invoert. De toeslag mag slechts volgen op een bod. dat minstens de helft der gewone verkoopswaarde van het pand bereikt. De verordening ging uit van de overweging, dat anders, daar in den oorlogstijd het aantal koopkrachtige bieders verminderd is, den schuldenaar al te zware schade zou treffen, inzooverre er juist dan meer zaken verkocht moesten worden dan anders tot dekking van de vordering des schuldeischers noodig zouden zijn.