i4e Jaargang.

ZATERDAG 17 APRIL 1915.

No. 16.

KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD

Redacteur: Mr. P. J. M. AALBERSE

AlU stukken voor de Redactie te adresseeren, Oude Singel 78, Leiden. — Alles wat de Administratie betreft,

aan de Uitgeversvennootschap „Futura", Leiden.

DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.

PriU per drie maanden f 1,00, fr.p.poit f 1.12H; afzonderlijke nummers 15 cent. — Advertentiën Yan 1—é re^elg f 1.5#, Iedere refel neer f I.M.

INHOUD: Mr. J. A. Levy en de misleiding van het publiek, door Mr. A. Tepe. — De R. K. Vakbeweging in de afgeloopen vijf jaren, door A. H. J. Engels. — Uit Tijdschriften: De plaats van het Katholicisme in de sociale politiek sinds KettEler. 1. — Berichten en Mede deel i n gen: Kindersterfte in de Mijnstreek. — Levensmiddelenvoorziening. — Korte Berichten: Sociale Cursus voor Hoofdbestuurders van R. K. Vakbonden. — Nieuwe Boeken. — Feuilleton: Kapitaal en Arbeid. Roman uit de dagen der opkomst van de Engelsche Groot-industrie en Vakorganisatie. Naar Lord Beaconsfield (B. Disraëli). 73 (Slot).

MR. J. A. LEVY EN DE MISLEIDING VAN HET PUBLIEK.

De tijd nadert, dat het Wetsvoorstel-aalberse tot bestrijding der oneerlijke mededinging" in openbare behandeling komt. Het is bovendien niet al te gewaagd, wanneer men veronderstelt, dat deze behandeling zal eindigen met het aannemen van dit wetsvoorstel door een groote meerderheid in de Tweede Kamer.

Zelden zal de schriftelijke voorbereiding van een enkel strafrechtsartikel zoo uitvoerig geweest zijn. Maar het' voordeel van deze uitvoerige schriftelijke behandeling is, dat de mondelinge behandeling zich tot enkele hoofdzaken kan bepalen.

Tenminste, indien de Kamerleden de gewisselde stukken beter bestudeeren dan het de Heer Mr. J. A. Levy deed, die in Het Handelsblad van 12 April 1915 (2e blad, Avondblad, blz. 5) een lang hoofdartikel schreef oyer „Het gewijzigde ontwerp-Aalberse", en daarin het bewijs leverde, hoe gevaarlijk het zelfs voor een zeer scherpzinnig jurist is, om over een wetsontwerp te gaan schrijven, voor dat hij de stukken goed gelezen heeft.

Mr. Levy ziet aankomen, dat dit wetsvoorstel, hetwelk hij even] vele jaren heeft bestreden als Mr. Aalberse het verdedigd heeft, weldra zal worden aangenomen.

Hij volgt nu tweeërlei taktiek. Eerst tracht hij aan te toonen, dat het Wetsvoorstel, na de door den voorsteller aangebrachte wijziging, eigenlijk niet veel meer te beteekenen heeft, althans van aard radicaal veranderd is. Dan tracht hij de Kamer over te halen, dit wetsvoorstel niet te behandelen, maar het tot nader onder¬

zoek weer naar de Afdeelingen terug te zenden, op grond, dat drie voorname punten niet voldoende schriftelijk zijn voorbereid. Tijd gewonnen, is veel gewonnen, denkt Mr. Levy.

Het loont de moeite, om deze beide deelen van Mr. Levy's betoog aan een nader onderzoek te bnderwerpen.

Aanvankelijk had Mr. Aalberse dit artikel voorgesteld :

„Hij die, om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, eenige handeling pleegt tot misleiding van het publiek of van een bepaald persoon, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor zijn concurrenten kan ontstaan, als schuldig aan oneerlijke mededinging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, of geldboete van ten hoogte negenhonderd gulden."

Bij zijn Memorie van Antwoord heeft de voorsteller, op grond van in het Voorloopig Verslag gemaakte opmerkingen, de twee door mij gecursiveerde uitdruk kingen gewijzigd:

,,handelsdebiet" werd ,,handels- of bedrijfsd.ebiet"; „1 eetuge handeling" werd „eenige bedriegelijke handeling".

Beide wijzigingen worden in de Memorie van Antwoord in den breede toegelicht, vooral echter de invoeging van het woord bed r ie gelijk. Duidelijk wordt aangetoond, dat de invoeging van dit woord alleen een teChnisch-jiiridische verbetering is, maar aan de practische draagwijdte van het artikel niets hoegenaamd verandert.

Mr. J. A. Levy stelt het daarentegen aan de lezers van Het Handelsblad voor, alsof door deze invoeging het artikel verschrompelde van „wijd uitgespreiden mantel van waarheidsliefde" tot „kinderjurkje". Hij zegt: niet meer strafbaar wordt gesteld misleiding, maar bedrog. Het geheele wetsontwerp is thans een „reusachtige mystificatie".

Wie de stukken gelezen heeft, zal, naar voor Mr. Levy te vreezen staat, de misleiding en de mystificatie hier ook wel aanwezig achten, maar... niet bij den voorsteller van het wetsontwerp!

Wat is de zaak?

In het oorspronkelijk voorstel stond: „eenige hande-