KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD.

DE ECONOMISCHE TOESTAND DOOR MINISTER POSTHUMA. III. (Slot).

Maatregelen door of vanwege de Regeering of door met haar in nauw verband staande lichamen genomen, ter voorkoming of leniging van de nadeelige gevolgen der crisis.

De beurzen te Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage, werden den 9den Februari op beperkte schaal geopend, namelijk met de volgende restrictie:

de beurzen worden alleen geopend:

i°. voor den geldhandel, behalve voor de afwikkeling van de jongste groote staatsleening;

2°. voor de afwikkeling van zaken, aangegaan op genoemde beurzen vóór 29 Juli 1914 en zulks overeenkomstig van Regeeringswege gegeven beursvoorschriften en de voorwaarden waaronder de zaken zijn aangegaan, met dien verstande, dat de executie van onderpanden te Amsterdam zal geschieden;

30. de bepalingen omtrent de niet leverbaarheid van buitenlandsche effecten en certificaatbrieven, vastgesteld bij besluit van den Minister van Financiën van 30 December

1914 en de uitzonderingen op de niet-leverbaarheid. gelden ook voor de de genoemde beurzen.

De prijszetting der levensmiddelen op grond van de wet van 3 Augustus 1914 (Staatsblad no. 351) bleef gehandhaafd. De prijzen afgedrukt bij de tweede economische nota gelden thans nog, met uitzondering van die van brood en meel.

Bij circulaire van 16 Februari 1915 werd de maximumprijs van brood vastgesteld, afgehaald aan bakkerij of winkel, als volgt:

gebuild tarwe-waterbrood op 24 cents;

„ ,, „ gebakken onder rabbinaal toezicht

25 cents;

de andere soorten gebuild tarwebrood naar evenredigheid; ongebuild tarwebrood (bruinbrood) 20 cents.

Bij beschikking van den ondergeteekende van 28 April

1915 werden deze prijzen gewijzigd als volgt:

gebuild tarwe waterbrood 25I/2 cents;

,, ,, „ gebakken onder rabbinaal toezicht

26I/2 cents;

de andere soorten gebuild tarwebrood naar evenredigheid; ongebuild tarwebrood (bruin brood) 21 cents.

Herhaalde malen werd door den ondergeteekende de voorlichting ingewonnen van de „subcommissie voor de voeding van mensch en dier en het Kon. Nat. Steuncomité."

Door de vertakkingen dier commissie in de verschillende provinciën, was er voortdurend overleg met de plaatselijke organen.

Aanleiding bleek er te zijn om bij circulaire van 5 Maart 191 5 de Burgemeesters uitdrukkelijk te verzoeken de roggecommissie bij het vervullen van haar taak zooveel mogelijk te steunen en rekening te houden met hare wenschen.

Bij circulaire van 15 April 1915 werd die van 19 Januari ingetrokken waarbij gelast werd, dat het roggebrood slechts uit een mengsel van half tarwe en half rogge zou mogen bestaan, ingetrokken. Het was toch gebleken, dat er, ten gevolge van de genomen regeeringsmaatregelen, een vrij voldoende hoeveelheid rogge in Nederland aanwezig was om te voorzien in de behoefte tot aan den volgenden oogst. Voor dien maatregel bestond des te gereeder aanleiding, omdat de rogge door lang bewaren, aanzienlijk in kwaliteit achteruitgaat.

Omtrent de bloem- en meelprijizön, die voor de Regeeringstarwe zijn vastgesteld, wordt verwezen naar de „korte opsomming van cijfers en feiten", betrekking hebbend op 1 April.

Tot op 1 April was de distributie van meel en bloem

zoo geregeld, dat iedere meelfabriek verplicht was de ingekomen orders naar volgorde uit te voeren. Aangezien deze regeling aanleiding bleek te geven tot bezwaren, werd besloten met ingang van bovengenoemden datum de distributie aldus te doen plaats hebben, dat de afnemers een recht van voorkeur hebben bij bestellingen aan die fabriek, van waar zij in normale tijden ook hun meel betrokken en wel tot het gemiddelde van de hoeveelheid, die zij gewoon waren te betrekken. Op deze wijze zal de meelindustrie voor zooveel mogelijk wederom in normale banen worden teruggeleid. Wat dan van de productie overblijft na aflevering aan deze categorie van afnemers, kan beschikbaar blijven voor hen, die niet gewoon waren hun meel van die fabriek te betrekken.

Een tweede wijziging van de bestaande voorschriften geldt de aan tusschenpersonen toe te kennen reductie. Waar te voren was bepaald, dat alle tusschenpersonen op verzoek bij aflevering van bloem en meel een reductie van 25 cents per 100 K.G. moesten bekomen, wordt daaraan van 1 April af, toegevoegd, dat die tusschenpersonen, die in normale tijden hun meel en bloem door middel van agenten der fabrieken betrokken, slechts 121/■> cent per 100 K.G. zullen bekomen en het overige aan de agenten zal worden uitgekeerd, zoodat ook deze categorie van personen weer op de normale wijze bij de distributie zullen worden betrokken.

Met het Station voor Maalderij en Bakkerij werd een regeling ontworpen, waarbij het maximum vochtgehalte van tarwemeel en bloem en het maximum aschgehalte van tarwebloem werd vastgesteld. De controle daarop, alsmede die op de zuiverheid van het product, werd opgedragen aan dit Station. Deze regeling trad in werking op 22 Maart j.1.

Ten behoeve van de bovenvermelde vermenging van rogge en tarwe voor het roggebrood werd de daartoe benoodigde tarwe op aanvrage van de gemeentebesturen door de Regeering tegen den gewonen prij's beschikbaar gesteld.

Besloten werd de inschrijvingen op meel ten behoeve van den Staat, die tot dusverre op niet geregelde tijdstippen plaats hadden, in den vervolge op gezette tijden te doen geschieden en wel eens in de veertien dagen. Aan de bezwaren, die tegen de vroegere regeling bestonden, zal hierdoor worden tegemoet gekomen.

De Regeering en hare organen deed het mogelijke om de kunstmestvaorzlenin.g hier te lande in goede banen te leiden.

Toen de oorlog uitbrak, was in Nederland slechts eene geringe hoeveelheid chili-salpeter aanwezig; de aanvoer van deze meststof werd belemmerd, doordat alle ladingen van Chili in Engelsche havens werden opgebracht.

De hoeveelheid Chilisalpeter in Nederland benoodigd, wordt voor normale jaren geschat op pl.m. 90.000 ton. Met het oog op het aanzienlijk gebruik van zwavelzure ammoniak en het te verwachten geringer gebruik ten gevolge van hoogere prijzen, werd de benoodigde hoeveelheid echter voor het voorjaar 1915 op pl.m. 60.000 ton geschat

Den 20 April waren van die hoeveelheid reeds ongeveer 31.700 tons aangevoerd, terwijl er nog 5 ladingen, te zamen groot 16.100 ton in .aantocht zijn en er op aanvoer van 5000 ton gegronde hoop bestaat. Gelukt deze import, dan zal er aan genoemde hoeveelheid van 60.000 ton slechts 10 pCt. ontDreken. Door de hooge vrachten en het groote oponthoud dat de ladingen nog steeds in Engeland ondervinden, gaat de aanvoer met groote bezwaren gepaard.

Al die ladingen werden geconsigneerd aan de Nederlandsche overzeetrustmaatschappij, met welke vennootschap is overeengekomen, dat zij alleen dan consignatie aan haar adres toestaat, indien de importeur zich verplicht aan te sluiten bij een van Regeeringswege gewenschte regeling voor de verdeeling der aangevoerde hoeveelheden. De importeurs hebben zich aanvankelijk verplicht den prijs niet hooger te stellen dan f 14.60 per 100 K.G. De handelaars