KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD.

FEUILLETON.

LIEFDE EN PLICHT.

ROMAN NAAR HET ENGELSCH DOOR J.

SCHEEPENS. — 10.

Agnes barstte in een luiden schaterlach los en sprak, terwijl zij Fred strak in het gelaat zag en hem forsch de hand drukte: „Wel, lief, onschuldig schepsel, wc spraken over niets ernstigers dan over onze paarden, en een morgenritje in 't verschiet."

„Waarlijk buitengewoon, Agnes, waarlijk wonderbaar, dat zulk een gesprek je verleiden kon de bloemenhulde te aanvaarden van een jongen man, en hem dan te verzekeren, terwijl je ze een plaats inruimdet, zoo dicht mogelijk bij je hart, dat je se aatinaamt als een verbintenis."

Bij deze woorden was zij onthutst. Deze woorden van haar broer Fred openden voor haar een horizon van gedachten, waarmede zij zich niet wilde bezighouden. Doch, terwijl hij gesproken had, erkende zij niet alleen, dat de gelegenheid, waarin men hen gevonden had, haar broer's angst wettigde, maar bovendien — iets vertelde het haar — dat zij zich op gevaarlijk terrein had begeven. Zij was gelukkig nu, dat het zwakke licht Fred verhinderde haar gelaat te zien, want zij gevoelde maar al te wel, hoeveel dit meer zou openbaren dan haar goeddacht, dat hij zou weten. Vlug had zij echter haar tegenwoordigheid van geest herwonnen, en had zij haar gevoelens genoeg in haar macht om kalm te spreken.

„Lieve broer", sprak zij, kalm haar hand op zijn arm leggend, „gij zijt geheel en al door den schijn der omstandigheden bedrogen geworden. -Vlies is een vergissing, absurd en belachelijk, gelijk gij zien zult wanneer ik je alles uitleg, en toch zoo geheel natuurlijk, volgens mijn gedachte. Wij hadden gesproken over een rijtoer dwars door de velden. Ik had hoog opgegeven van mijn Kitty, en toen luitenant Hazleton de hoop uitsprak, dat hij me eens op een morgen zou mogen begeleiden, vertelde ik hem, dat kltty gewoon was, aan alles wat den weg langs reed, voorbij te stuiven, en dat ik het onmogelijk achtte, dat men in welk deel van de omstreken ook een paard zou vinden dat ons zou kunnen volgen. Hij maakte zich vroolijk over mijn stellige verzekering, en vertelde me dat hij een uitstekend ros had, Prins genaamd, waarmede hij een wedstrijd tegen mijn ponny aan zou willen gaan. Toen overhandigde hij me wat bloempjes, die hij geplukt had, als een onderpand dat hij mijn verbintenis aannam, zooais hij het noemde: zegg'er>d, „Prins en ik gaan de weddenschap aan, U en Kitty te volgen pari passu, over heuvelen en dalen, en wij zullen op het eind tegelijk met U aankomen." Op dat oogenblik, beste Freddie, hebt gij en Mary ons verrast. Vciild le dénouement."

Het rijtuig hield stil, de palfrenier opende het portier, j en zonder een woord te spreken, traden beiden de vestibule binnen. Fred was grootendeels gerustgesteld bij den uitleg, dien Agnes hem gegeven had, en toen hij' haar „goeden nacht" zei, in den corridor, glimlachte hij en gaf haar een liefhebbende broederlijke kus.

Agnes was niet geheel en al met zichzelf ingenomen. Zeker had zij de waarheid verteld — zij zou zich geschaamd hebben atiders te handelen; niets van hetgeen zij verteld had was er op berekend geweest haar broeder te misleiden; en toch, en nog had zij het gevoel dat zij eenigermate valsch

gespeeld had. Indien Fred dan ook een vrouwenblik had gehad, zou hij in de manier waarop zij hem „wel te rusten" wenschte gezien hebben dat kleine iets, — hetzij schijn of gebrek aan algeheele openhartigheid — dat echter niet in het gewone karakter lag van zijn rondborstige zuster.

Zij haastte zich naar haar 'kamer, sloot de deur, en zag een oogenblik rond zich heen. Wat was er gebeurd ? Slechts een paar uur had zij buitenshuis vertoefd: alles was juist zooals zij het gelaten had: en toch, hoe dan ook, de dingen rood haar hadden een ander aanzien gekregen, zoo scheen het haar. Zij was gelukkig — zoo gelukkig inderdaad, dat, indien het late uur haar niet had doen vreezen de anderen in hun slaap te storen, zij waarschijnlijk lucht gegeven zou hebben aan haar gemoed door den zang, gelijk zij zoo dikwiils deed. Maar bij dat genoegen voegde zich een zenuwachtige spanning, een verborgen opwinding — zij trjachtte zichzelf diet!s te maken dat het slechts zenuwachtigheid was — ongewoon in Agnes Drayton.

Zij wierp haar omslagdoek af, en stond voor den spiegel. Daar waren de bloemen, — een pand voor iets, — zoo dicht mogelijk, zooals Fred gezegd had, bij haar hart. Zij maakte het kleine bouquetje los en haalde er begeerig de geuren van op. De reuk ervan scheen haar toe zeer zacht te zijn. En nu, — was ze wel geheel en al bewust van hetgeen ze deed — drukte zij de bloemen aan haar lippen.

„Ik ben benieuwd", sprak ze bij zichzelf, „wat deze mooie bloemen beteekenen ?" Arme kleine vijnsaard, trachtend zichzelf te bedriegen. De taal der bloemen was eer» open boek voor haar; zij had zich zulk een ijdele vraag niet te stellen: zij nam niettemin van haar plaats haar Bk»pmen-\'aée mecum, en las, langzaam, terwijl zij ernstig de bladen doorliep:

HELIOTROPE Genegenheid,

VERGEET MIJ NIET Trouwe liefde.

Zij glimlachte als had zij een onverwachte doch grappige ontdekking gedaan. Dan zette zij zich neer op het uiteinde der sofa,, wierp haar hoofd achterover, en haar oogen sluitend, trachtte zij na te denken over de gebeurtenissen van dien avond. En ze droomde dat zij over de velden reed, en over de heuvelen, ver "weg. De weiden waren met bloemen overladen: een zacht koeltje voerde op zijn ethervleugelen den zoeten geur der heliotropen mede, en de vogels kweelden vroolijk hun lied. En terwijl zij voortreed, in ieder ding behagen scheppend, zag zij voor zich een steenen muur, hooger dan welken muur zij ooit had genomen. Maar zij was onvervaard, en Kitty beantwoordde aanstonds haar tik 'met de rijzweep. Nader komend hoorde zij achter zich de hoefslagen van een ruiter, in vliegende vaart voortrennende; na een oogenblik reed een jong officier, op een prachtig paard gezeten, haar reeds vooruit : met een eleganten sprong nam het edele dier den muur.

Dit incident scheen 'Kittty, zoowel als haar berijdster in verwarring te brengen, want toen de ponny den sprong deed, ! rekende het arme dier mis, raakte den muurrand en stortte vioorover. Agnes — zooals het haar scheen — werd in de lucht geworpen, en, toen zij neerkwam — werd zij gegrepen en voor letsel gevrijwaard door — Luitenant Hazleton.

Met een schok werd zij wakker. Zij was op eenige kussens van de sofa in slaap gevallen, en viel daar nu af, nog steeds haar rijzweep — (het kleine houquet) — vast in haar handen gekneld.

Zij sprong op en zag beschroomd de kamer rond, als zeker dat iemand zich in hare nabijheid bevond. Maar zij