losse arbeiders noodig hebben. Toch kunnen zelfs de groote veemen er van profiteeren, omdat ook zij vaak meer arbeiders noodig hebben, dan zij in vasjten dienst hebben.
Maar een 'groote fout zou het zijn, wanneer deze arbeidsbeurs uitsluitend door werkgevers zou worden beheerd.
•
Crediet voor den kleinen Middenstand. — Zooals men weet, wordt door de „Commissie van Uitfvoering inzake de Voorziening in de Credie'tbehoefte van den kleinen Middenstand ten gevolge van dc Oorlogscrisis" gewerkt aan de verschaffing van crediet aan den kleinen industriëelen, land- of tuinbouwenden en handeldrijvenden middenstand.
Kleine zaken kunnen met een crediet van ten hoogste f i ooo worden geholpen.
Dit crediet wordt verleend door de plaatselijke middenstandscredietbanken.
Het risico wordt voor een deel door het Rijk gedragen (op de begrooting voor 1916 is hiervoor f 500.000 uitgetrokken). Een ander deel kan gedragen worden door de gemeenten.
Van de activiteit der banken en het goede inzicht en de voortvarendheid der gemeentebesturen hangt hier veel af.
Wat de banken betreft, — alle centrale organisaties op
net gebied van middenstandscrediet, met de daarbuiten staande te zamen 500 banken, zijn aangesloten.
Van de gemeenten heeft Leiden het voorbeeld gegeven en is daarin gevolgd door verschillende steden: Schiedam, Gouda, Leeuwarden, Rotterdam, maar ook door dorpen: Hillegom, Sassenheim, Boskoop, Hooge en Lage Zwaluwe, Hoogezand, Ottersum, Kortgene, Rijnzaterswoude, Klundert, Linden, Obdaro, Schalkwijk, Tuil en 't Waal en Sliedrecht.
Bovendien is bij tal van gemeenten een dergelijke regeling in voorbereiding.
Ter verduidelijking van de door Rijk en Gemeenite gedragen verantwoordelijkheid het volgende.
Als er b.v. f 500 geleend wordt en slechts f 200 terugbetaald, is dus f 300 verloren, of f 60 per f 100.
Nu worden door Rijk en Gemeente (door de meeste gemeenten wordt, op voorbeeld van Leiden, % van het ongedekt risico door de gemeente gedragen), de volgende bedragen gewaarborgd.
Rijk. Gemeende. Voor de eerste f 10 per f 100 f 10.— nihil. „ tweede - 10 „ - 100 - 9.— fo.óo „ derde - 10 „ - 100 - 8.— - 1.20 „ „ vierde - 10 „ - 100 - 7— -1.80 „ „ vijfde - 10 „ - 100 - 6.— -2.40 „ ,, zesde - 10 „ - 100 - 5.— - 3.— „ „ zevende - 10 „ - 100 - 4.— -3.60 „ „ achtste - 10 „ - 100 - 3.— -4.20 „ negende- 10 „ - 100 - 2.— -4.80 „ „ tiende - 10 ,, - 100 - 1.— - 5 40
Duidelijker wellicht kan het aldus geformuleerd worden: Per f 100.— geleend bedrag vergoedt
het Rijk de Gemeente
bij f 10.— verlies f 10— nihil.
" " 2°- >, - 19*— f 0.60
» " 30— „ - 27.— - 1.80
„ - 40.— „ - 34.— - 3.60
» - S°— ,, - 40.— - 6.—
» " 6°-— „ - 45-— - 9-—
" " 7o.— „ - 49.— - r 2.60
» " 8°— „ -52.— -16.80
» " 9°-— „ - 54.— -21.60
» " 100.— „ - 55.— . 27—
liet is te hopen, dat niet alleen de gemeentebesturen in grooten getale hun financieele hulp zullen geven, maar dat ook de middenstanders, die het noodig hebben en door de crisis in benauwde omstandigheden gekomen zijn, van deze instelling zullen gebruik maken. De formaliteiten
mogen op 't eerste gezicht afschrikken, de middenstandscredietbanken helpen gaarne ook over die moeilijkheden heen.
Société Suisse de Surveillance économique (S. S. S.) is de naam van een dezer dagen in Zwitserland in het leven geroepen instelling, die, door Iden Bondsraad goedgekeurd en geregeld, den invoer van grondstoffen en halffabrikaten regelen zal. Zonder winst werkend, zal zij, onder inachtneming van de bestaande voorwaarden, de voor de Zwitsersche industrie benoodigde artikelen invoeren. De S. S. S., bestaand uit 6 tot 15 leden van Zwitsersche nationaliteit, wier benoeming door den Bondsraad bekrachtigd worden moet, heeft haar zetel gevestigd te Bern. | |
Een cultuur-statistiek. — Aan een artikel van Ed. BernSTEin in het soc.-dem. weekblad Die Neue Zeit ontleenen we volgende interessante statistiek, die dient in zijn pleidooi voor het goed recht der kleine staten, en eenige gegevens bijeenvoegt, waaruit blijkt, dat de kleinere landen niet per se bij de groote achterstaan
De Scandinavische en de Balkanstaten, die, de eerste om hun natuurlijke geaardheid, de andere, omdat zij nog in hun groei zijn, moeilijk melt de andere Europeesche landen te vergelijken zijn, werden weggelaten.
Oppervlakte Lengte der spoorwegen
(in 1000-tallen KM2) eind 1912, per 10.000 inwoners
en 100 KM2
Rusland (rijk in Eur.) 4942 België 29,3
Oostenrijk-Hongarije 676 Gr.-Britt. en Ierland 12,0
Duitschland 541 Duitschland 11,6
Frankrijk 536 Zwitserland 11,6
Spanje 505 Denemarken 9,8
Gr.-Britt. en Ierland 314 Nederland 9,6
Italië 287 Frankrijk 9,4
Portugal 92 Oostenrijk-Hongarije 6,8
Zwitserland 41 Italië 6,1
, Denemarken 39 Portugal 3,2
Nederland 34 Spanje 3,1
België 29 Rusland 1,2
Briefzendingen (1911) Totaal buitenlandsche handel
per hoofd der bevolking in 1912, per hoofd der
in ronde getallen. bevolking, (in Marken!)
Zwitserland 127 Nederland 1899
Gr.-Britt. en Ierland 125 België 930
België 1x3 Zwitserland 719
Duitschland 107 Denemarken 609
Frankrijk 102 Gr.-Britt. en Ierland 604
Nederland 95 Frankrijk 377
Denemarken 67 Duitschland 325
Oostenrijk-Hongarije 53 Italië 143
Italië 36 Portugal 133
Portugal 22 Oostenrijk-Hongarije 113
Spanje 19 Spanje 91
Rusland 11 Rusland 39
Ook voor deze staten geldt, zij het dan in mindere mate, het bezwaar, dat B. de Scandinavische en Balkanstaten deed weglaten.
Er zouden verschillende factoren in rekening gebracht moeten worden, die onmogelijk wiskundig uitgedrukt kunnen worden, wilde men werkelijk een zuiver overzicht krijgen.
Echter geeft bovenstaand staatje wel een bewijs, dat de kleine landen voor de beschaving niet zonder beteekenis zijn, dat ook in hen nog volkskracht bestaat. Ss.
Verplichte cursussen voor werkloozen. — Door de tijdsomstandigheden zijn er in Brussel tal van werkloozen, zoo bijv. 36 pet. van de kleermakers, 14 pet. der bouwvakarbeiders, 11 pet. van de metaalbewerkers, enz. Met de houtbewerkers behooren deze wel tot de meest-geteisterden. Die werkloozen krijgen kosteloos te «ten en genieten uit
L Denemarken