bij de Katholieken meer misdadigers voorkomen dan bij Protestanten, Israëlieten en godsdienstloozen.

Maar misschien heeft de schrijver niet bedoeld de zedelijke minderwaardigheid der Katholieken aan te toonen, toch zijn niet alle omstandigheden genoemd, die van invloed op deze cijfers konden zijn. Deze cijfers toch geven juist de gevallen aan, waarin de godsdienstige invloed machteloos was, n.1. de misdaden. Wij hebben hier geen statistiek der zedelijkheid maar een der onzedelijkheid, en kennen daardoor niet het percentage van degenen, die de zedenwet gehoorzamen, maar alleen hen, die zich tegen de zedenwet hebben schuldig gemaakt. De invloed van den godsdienst nu moet men meten volgens het goed dat hij veroorzaakt en als men dan de uitwerkselen van het Katholicisme tegenover de andere belijdenissen of tegenover de ongodsdienstigheid plaatst, als men nagaat welke wonderen van naastenliefde hij voortbrengt, welke offervaardigheid in het dagelijksch leven, welke sterkte van karakter, dan rijst de Katholieke zedelijkheid ver boven de andere.

Misdadencijfers zijn dan ook niet geëigend om den invloed van den godsdienst af te meten. Het zou een bedenkelijk bewijs voor de zedelijke kracht van een godsdienst zijn als onder zijn aanhangers doorloopend meer vergrijpen tegen de zedenwet voorkwamen dan bij de leden van een ander genootschap, zoo wordt gteredeneerd.

Met meer recht mag men aannemen, dat misdadigers, althans die zich aan zware en opvallende vergrijpen ■schuldig maken, in den regel alle innerlijk verband met hun godsdienst verbroken hebben, ofschoon zij uiterlijk !nog tot een ge 1 o o f s g emeen s chap behooren.

Men schrijft dan ook maar den Katholiek of den Protestant op, die zich als zoodanig opgeeft, zonder te vragen of hij nog werkelijk iets aan zijn godsdienst doet. Hoe wil men den invloed van den godsdienst bepalen bij iemand, die sinds zijn eerste Communie niet meer volgens den godsdienst geleefd heeft? Die Katholiek geboren en opgevoed is, maar zijn Kerkelijke plichten niet meer vervult?

Toch moet een statistiek zich uitstrekken over die Katholieken, die niet alleen in naam en naar den uiterlijken schijn, maar ook in werkelijkheid ledematen der Kath. Kerft zijn en aan haar leven deelnemen.

Dit over den invloed van den godsdienst op de misdaden. Nu nog de omstandigheden die een heel anderen blik op de misdadenstatistiek van Dr. bonger geven, en die zoo duidelijk worden uiteengezet door hetVlaamsche maandschrift Ons Geloof, (afl. Juli/Aug. 1913). 1) Allereerst zegt de schrijver in dit blad, dat de statistiek alleen aantoont, dat de godsdienst in die gevallen den mensch niet tegenhield in het kwaad, en vraagt dan of andere belijdenissen meer dan het Katholicisme het vermogen zouden hebben, om het toegeven aan misdadige neigingen te weerhouden. '

Vervolgens wordt die statistiek voor Nederland vooral

1) In België is, naar aanleiding van het boek van Dr. Bonger veel en ongunstig over den Katholieken godsdienst in Nederland geschreven, waartegen het maandblad »Ons Geloof" de Nederlandsche Katholieken verdedigt. ,

Vhoog opgedreven door de cijfers van de bij uitstek Katholieke provinciën Noord-Brabant en Limburg. Hier dient men in het oog te houden, dat de invloed van den godsdienst op de zeden daar met meer moeilijkheden te kampen heeft dan elders. Een stille bedaarde mensch zal gemakkelijker onder den godsdienstigen invloed komen dan een heetbloedige vechtersbaas, en in die twee provinciën is de bevolking vechtlustiger dan elders; zij vergrijpt zich gemakkelijk tegen sommige provinciale verordeningen, zooals het weggeld in Noord-Brabant; zij woont langs de grenzen en komt gemakkelijker tot smokkelarij en verzet tegen de ambtenaren. Bovendien heeft men daar te strijden tegen de drinkgewoonten der bevolking.

Ware het bier- en jeneverglas er niet, er zouden in vele zuidelijke steden en dorpen ideale toestanden heerschen, maar als de alcohol de hoofden verhit, dan volgen de bekende vechtpartijen en gewelddaden van opgewondenheid, die de gerechtelijke statistiek opteekent, en die later tegen den godsdienst worden uitgespeeld.

Ook mag men niet vergeten de eigenaardige ligging van Limburg,en de mijndistricten met hun voor een groot deel buitenlandsche, avontuurlijke bevolking.

De plattelands-bevolking leeft verlaten in hun landschappen, missen daar toezicht en ook gemeenschap om beschaafde manieren aan te nemen. De Katholieke godsdienst werkt dus in een zeer ongunstig milieu.

Maar ten slotte zegt de schrijver dat de cijfers alleen maar aangeven de misdaden, die ontdekt en gestraft worden.

Die misdaden nu komen het gemakkelijkst aan het licht op het platteland, en over het algemeen bij eene ruwe bevolking, waar alles veelal bekend geraakt en ruchtbaar wordt, waar veel gebeurt met geweldenarij en onbedachtzaamheid.

Maar al wie de zedelijke ellende kent in eene groote stad, en over 't algemeen bij eene meer ontwikkelde, verfijnde bevolking, gelijk in de groote in meerderheid niet-katholieke isteden (wam Holland,— zal toegeven, dat daar tallooze misdrijven voorkomen, die verholen blijven voor politie en gerecht. Men denke maar aan die talrijke oneerlijkheden in handel en geldwezen, aan de diefstallen in werkhuizen en magazijnen, aan de vergrijpen tegen de zeden, die begaan worden, niet met ruwheid en onnadenkend gelijk op het platteland, maar met verfijndheid en alle mogelijke voorzorgen. Die dingen ook zou men onder cijfers moeten kunnen brengen, om de werking van den godsdienst af te meten. Nu vergelijkt men alleen gestrafte misdaden, terwijl het gaan moest over bedreven misdaden.

Voorwaar, een krachtige verdediging I

Chr. J. Vrucht.

UIT TIJDSCHRIFTEN.

DE SOCIALE EN ECONOMISCHE TOESTANDEN IN RUMENIE. II. (Slot.)

Ten slotte is de huisnijverheid niet vergeten om ook daardoor de grondstoffen te verwerken. Voor dit doel zijn