gemeentelijke verordening overbodig geacht werd doch

die voor den das* van , ' aocft

o —~ u<tu O'oac ongeveer pIIp

waarde verloren heeft.

Na deze algemeene uiteenzetting zal het gemakkelijk =,n de houding bepalen van den Rechteftêgen^ wet en verordening. tegenover

.oeVOionnder°d : PaS' de «<= -den

oor'deelen. ,nnerllJte vaarde dier wetten te be-

stottelT, °P d^"CtieS Ui' de ^rondbeginselen van „ns aatsrecht, moet deze regel ook nog steunen op art i>i

baar Ofs T* ^ °ns^

wel had mo^0nnze"«nG™dTOt ^

toch d. k 7 ggen' Wat ze er mee bedoelde, zijn lenï «"> ons staatsrecht het er „ver eens dat het oorspronkelijk de bedoeling was den Rech ter te verplichten dP 8 en Kech"

■p— ii . rf^LLpreeren, zooals zii is

m d;etfge" beteetenis ™ h« e Rechter mag dus niet onderzoeken of de wet al of

niet harmonieert „et de Grondwet, zooals in dl veLe gde Staten het geval is, waar het Hooggerechtshof eene wet mag negeeren. die strijdig is niet de constitutie der Unie. In een Eenheidsstaat als de onze is de gewone gever de eenige uitlegger van de Grondwet; de Rech ter aanvaardt zonder kritiek elke wet.

Ook de verordening, wier naleving door strafbepalin

rerd is'-TOrdt *»*«*- ~:

i - i 7. , vcxoruemng zelf wel ver

bindend is, door haar te vteHg'elijken met de Wet, 'waaraan J gehoorzaamheid verschuldigd is Hij is 7Pifc

^hdet:rOTi—* **»■

met de bepalingen eener hoogere wet.

Verder gaat echter de kritiek van den Rechter niet-

e Te fne W<tai"6 S«" «rijd met de Wtt

«MT 1 m°et ^ ReChter °°k de Verordend

aanvaa. den mk ls, en „immer «

doelmatigheid var, —i__ J e

^ wv.VuiucciCII.

kant^reTh1e^Vdirteg^nirLden Al"Sterdamschen

^sluiting niet verhip

- ang inhield van een kleine groep burgers en iet een algemeen gemeentelijk belang. Dit was eene be oordeeling der doelmatigheid die niet geoorloofd is en Rappel door de Rechtbank ook niet geaccepteerd

Zou de beoordeeling der doelmatigheid aan den Rech ter wel geoorloofd zijn. dan was de iLd in de gemeeme

uitd Trr f SOUVereine ^etigfever, zooals de Grondwet het uitdrukkelijke wil. Maar dan was de Rechter mede-wet

gever, waarvan nöch in de GrondWet. nöch in eenige organieke wet melding wordt gemaakt. §

c nzij er eene uitdrukkelijke wettelijke opdracht van het tegengestelde mocht zijn, mag bij ons d, Rech,Ir d"

Xferh,a,,cen ,oe,s™ de ™ «

De kwestie is dnidelijk genoeg en ta de practijk om_

staan over de kwestie, zooals re hier gefommleerd is ook weinig moeilijkheden. ' °°k

Maar kngs een omweg wil toch de Rechter zich nog

al eens de beoordeeling der doelmatigheid eener Ver

^ ^ n™

Veroi^wtl^^ al — !°e —ten eene

matigheid. ™ °P ^ va* hare ondoel-

De omweg1 is de volgende:

en'defn130""11^^1"6 bePalingen der Grondwet der organieke wetten, is de eisch gesteld, dat de

SoX; ni'gien °P hCt d- gemeente-

de] Wepl!er ^ d;S Zeggen: ik moet miJ ho^en aan aheen dè ^ eene gemeentelijke Verordening

d s bü dkf meenielUUSh0Uding mag betreffen; ik moe! dus bij elke verordening onderzoeken of zij werkelijk de gemeentehuishoudina rnaw J werkeI1Jk de

te zegKn is "f eneenng' stegen ongeveer alles

ding beh Vraa§*' Wat t0t de ffemeentehuishou-

ng behoort, eene rechtsvraag zijn. Wij hebben boven

Grondwef6?1 ^ Staatsrecht aangetoond, dat onze stTsWd" ZC beSchouwt als eene van praktisch

lis Prof^ nppf M ZGlfS 66,1 k6nner ^ °nS staatsrecht vraag ziet ' ^H.EIM'. dle 'ook in deze vraag een rechtsaag ziet zich in zijn standaardwerken over ons gemeenterecht op dit nunt _ g

vreemd. 1S eemgszms

Om de argumenten nog eens in het kort te herhalen: z°u de Grondwet willen, dat de Rechter den inhoud

bepaait dan was de Gr°nc^et eral met zichzelf m tegenspraak. Want dan was de

aa niet de uitsluitende wetgever in de gemeente, doch was de rechter mede-Wetgever

Vervolgens zou de Grondwet den Rechter oproepen ^ eene bepaling te doen naleven, waarbij de Grondwet

g en juisten inhoud zich gedacht heeft. In art. i44 wordt alleen de Raad ak

— o-wluiilcil in ae eemepnfp

angesteld. terwijl zijn taak alleen wordt aangeduid met vage uitdrukking „gemeentehuishouding". Hoe zou £ eene rechtsvraag gesteld kunnen hebbln over Z ' werp, dat niet bepaald is, en waarvoor eene afzon-

tt^der^ mg!Steia °m —dighedTn

^RS.«n:rmr6k ran eene andere <■-

vJÜTL afH "deneering is tóteliik overbodig, „ant de aag is afdoende geregeld in art. 150 tweede lid der

mïauTnv We'ke bepaIing du,'deliJk is en overeenstemt niet alle 10veriiP*^ i . i»

Fr . "'V 1CC1C oepanngen op dit punt.

r m dlt artikel gezegd: „Bij twijfel, of eene

J uar art- 153 is toegepast. Kan het nog- duidelijker?

De Grondwet geeft aan den Raad de bevoegdheid uit maken wat tot de gemeentehuishouding behoort«I fefeeft aan de Kroon een middel in de hand om daarop controle uit te oefenen ■ ^ „1 , . .JaaroP

gairccmewet nerhaalt deze beginselen en voegt er de vermaning bij, dat gemeenteverordenmgen niet mogen treden in het rijks- of