„ „De rivier, hoezeer ook onder enkelen verdeeld, houdt niet op de gemeenschap ten dienste te staan; immers, er is geen mensch in ons land, die niet drinkt van het water der rivier. Wie zonder bezit is, heeft daarvoor beschikking over zijn arbeid en men kan zeggen, dat al het water, dat de mensch gebruikt, wordt geput èf uit zijn eigen rivier öf uit den arbeid in eenigen tak van nijverheid, die öf in water wordt betaald of geruild kan worden voor water." "

„Zou de verontwaardiging van uwe Heiligheid dan bedaren? Zou zij niet kokend wloirden bij deze verontschuldiging, die een beleediging zou zijn voor uw verstand ?

„Ik heb het niet meer noodig geacht uwe Heiligheid nog, weêr aan te toon en, dat het verschil tusschen het berooven van een mensch van Gods gaven, en het hem daarvoor laten betalen, gelijk staat met het verschil tusschen den roover, die zijn slachtoffer stervend aan den We!g laat liggen en den roover, die een losgeld van hem

eiscnt. Ik 'wilde u alleen maar duidelijk maken, dat uw uitspraak. ,, „dat de aarde, hoezeer ook onder enkelen verdeeld, niet ophoudt der gemeenschap ten dienste te staan" " (geen rekening houdt met de meest sprekende feiten." (O. B. blz. 50-51).

net betoog van George is vlot. Maar het is fout. En wel

i°. omdat het uitgaat van een verkeerde opvatting van de eerste inbezitneminlg, en

2°. orridat het berust op een verkeerde opvatting van de arbeidsverdeelinjg in de Maatschappij.

Beide punten zullen wij iets nader nog toelichten.

a. Het betoolg van George is fout, omdat het uitgaat van een verkeerde opvatting van de eerste inbezitneming, van de wijze, waarop deze geschiedt, van den duur harer Werking.

Wanneer men George mocht geloaven, dan zouden het slechts Weinige personen zijn, die, den anderen vooruitloiopende, de geheele aarde voor zich in be¬

zit namen, en alle overigen laten toeschouwen. Hij houdt er zelfs van, deze zijn opvattingen somtijds op drastische Wijze tot uitdrukking 'te brengen. Bijv.: „Toen Cain en Abel de eenigte menschen op deze aarde waren, mochten zij bij onderling overleg de aarde onder elkander verdeelen." (O. B. blz. 21). Nu laten we daar, dat Caïn en Abel nooit alleen op deze aarde geweest zijn. Het is voldoende, te constateeren, dat George een

inbezitneminlg van degeheele aarde door twee menschen vioor mogelijk houdt. Dit stemt overeen met de opvatting, welke reeds vroeger aan de door hem1 Voorgebrachte exempelen ten grondslag ligt. Zoo bijv. in zijn Progress and Poverty, blz. 247, waar hij de vraag stelt: „Heeft de 't eerst verschijnende gast het recht, op alle stoelen voor zich beslag te leggen, en te eischen, dat niemand aan den maaltijd deelneme, die niet vooraf zich bereid heeft verklaard, zich te onderwerpen aan de door hem gestelde voorwaarden? Heeft de eerste, die aan den ingang van een schouwburg een toeIgangsbiljet koopt en het eerst binnengaat, het recht,

als de eerstgekomene, de deuren te sluiten en alleen de voorstelling bij te wonen?"

Hier zijn het er geen twee, hier is 't er slechts een, die het geheel voor zich in aanspraak neemt. Cathrein {Das Privatgrundeigentum und seine Gegner, 3. Aufl. 1896) heeft er reeds opmerkzaam op gemaakt, dat bereids Cicero {De finibus, c. 20) en Thomas van Aquino {Summa Theol. 2, 2, q. 66, a. 2 ad 2) zulke tegenwerpingen sinds lang weerlegd hebben.

Wie het eerst in een schouwburg komt, heeft niet

de bevoegdheid, alle anderen uit te sluiten. Zoo gaat

het ook bij de inbezitneming der aarde. Wie het eerst

komt, kan zich een plaats om te wonen kiezen. Hij

mag zijn akker omheinen, zijn huis bouwen, en beide

zijn eigendom noemen. Wie later komen, kunnen zijn

voorbeeld navolgen. Maar zij hebben geen recht hem,

die t eerst kwam, weer van zijn eigendom te berooven.

In werkelijkheid hebben ook niet een of twee personen,

maar menschen in onberekenbaar getal grondeigendom

kunnen verwerven. Zelfs thans ligt het oogeiiblik nog

zeer ver in de toekomst, dat alle wijde vlakten van

Afrika, Azië en Australië volkomen opgedeeld zullen zijn.

De bron van de dwaling, waaraan George is ten offer

gevallen, ligt o. i. in de valsche vooropzetting, als zou door het zuiver innerlijk feit van een bloote wilsakt of door deze mondeling bekend te maken, de inbezitneming kunnen voltrokken worden. Daarom neemt hij aan, dat Abel en Caïn de geheele aarde onder elkander hadden kunnen Verdeelen, en iederen nieuw aangekomene de Voorwaarden mo|gfen voorschrijven, waarop hun het genot van de vruchten der aarde zou worden toegestaan. Ware deze (vooropzetting juist, dan zou men ook de maan in bezit kunnen nemen, en de heeren rechters zouden al sinds lang rechtsgedingen ter beslissing- heb-

ben piekrecrpn OVPt" rlp» irrooW uri/-» 1

(O ~ ^ W1C vd.li meeruere personen

het eerst de animus possidendi met betrekking* tot de lunarische vlakten gehad had.

Maar George's vooropzetting is fout. Er zijn twee momenten noodig voor het verkrijgen van bezit. Bezit wordt verkregen Corpore et anima. Aleen de bloote wil is niet voldoende. Daarbij moet komen het uitwendige feit der feitelijke inbezitneming, de ani¬

mus possidendi moet in de uitwendige verhoudingen op een of andere wijze belichaamd worden. Zoo zegt ook ons Burgerlijk Wetboek: „Bezit wordt verkregen door de daad van eene zaak onder zijn magt te brengen, met het oogmerk om dezelve voor zich te behouden." (Art. 594) .

Daarom Was het physiek onmogelijk, dat Abel en Caïn de geheele aaride onder elkander verdeelden, omdat zij slechts een deel der aarde onder hun macht konden krijlgen, alleen een deel voor hen bruikbaar was.

Maar George Vergist zich niet alleen omtrent de wijze en het wezen der occupatie, doch ook omtrent den duur van het daaruit ontstane recht. Wie George's schilderingen leest, gaat bijna gelooven, dat deze Ifde personen, die de eerste inbezitneming volvoerden, thans nog op hun stuk grond zaten tot aan de tanden gewa-