FEUILLETON.

LIEFDE EN PLICHT.

ROMAN NAAR HET ENGELSCH DOOR J.

SCHEEPENS. — 33.

XX.

IN VERTROUWEN.

Agnes trad binnen in haar ochtendjapon. ,,Ik' hoorde leven", sprak ze, „en dacht wel dat ge nog op zoudt zijn. Ik ben zoo blij dat ge nog niet naar bed zijt gegaan: ik heb je iets te vertellen." En beide haar handen nemend, geleidde zij haar naar de sofa.

„Catharine, ik heb je een groot geheim mede te deelen. Beloof mij, dat ge het in het diepste uws harten zult bewaren."

Catharine sloeg haar armen om haar vriendin, en haar liefdevol omhelzend, sprak zij: „Mijn lieve, dierbare Agnes, ik geloof dat ge me nu wel moogt vertrouwen."

Een oogenblik zag Agnes haar in het gelaat met een uitdrukking van vertrouwen en verlegenheid tegelijk; dan mompelde zij op halfluiden toon: „Luitenant Hazleton heeft me hedenavond ten huwelijk gevraagd." En haar hoofd op Catharine's schouder leunend, barstte zij in een lachbui los, alsof er geen krankzinniger ding ter wereld bestond.

Catharine glimlachte: „Mag ik vragen, wat er toen gebeurd is? Wat hebt ge geantwoord?"

„Wel, ik heb hem uitgelachen, en gezegd dat hij dol was."

„En denkt ge dat nu zelf ook werkelijk?"

„Och neen, natuurlijk niet: ik sprak schertsenderwijs. Ik veronderstel dat ik zoo verwonderd, zoo versteld of wat dan ook was, dat ik niet wist wat ik antwoordde. Ik wierp de bloemen, welke ik in de hand hield, naar hem toe, en ben weggeloopen."

„Wanneer en waar is dat gebeurd, Agnes?"

„Niet ver van de fontein, op het voorplein, ongeveer tien minuten voor we Fred en Catharine bij „Little Lake" verrasten." Zij lachte ondeugend en sloeg haar armen eveneens om Catharine op zenuwachtige manier, hetgeen deze overtuigde dat haar vriendin overweldigd was door een ander gevoel dan louter scherts.

„Vertel me eens, lieve Agnes, oprecht en vrij uit: bemint ge luitenant Hazleton ?" En zij zag haar scherp aan om zich van de uitwerking harer woorden te vergewissen.

Agnes schoof een weinig terug: een ernstige plooi lag over haar gelaat, terwijl zij, de oogen terneergeslagen, met de kant van haar japon speelde: „Ik weet het niet, — ik houd van hem — tenminste, ik ben jegens hem van andere gevoelens bezield dan jegens welken anderen man ook, dien ik ooit ontmoet heb — dat is alles wat ik weet."

„Houden uw vader en moeder, — en uw broeder — van hem?"

„O ja, ik geloof dat zij allen een zeer goeden dunk van luitenant Hazleton hebben: en de Trumbulls denken dat hij een toonbeeld is van volmaaktheid. Natuurlijk zal ik Fred zoodra mogelijk inlichten over deze geschiedenis. Wij hebben voor elkander geen geheimen!"

„Niet één?" vroeg Catharine, een weinig ongerust.

„Neen, niet één," antwoordde Agnes. „Nog nimmer hebben wij een van beiden een geheim gehad dat wij elkander niet konden vertellen."

„Hoe aardig", merkte haar vriendin op, terwijl zij een oogenblik in gedachten verloren voor zich uitstaarde.

„Wat zoudt gij doen? Hebt ge iets dergelijks al eens ondervonden ?"

Catharine kleurde en een smartelijke uitdrukking lag over haar gelaat, toen Agnes haar aanzag.

„Vergeef mij, lieve Catharine", fluisterde zij, haar hand drukkend. „Dat was een ondoordachte vraag van me. Ik wilde volstrekt niet in uw vorig leven doordringen. Wat ik wilde vragen was, wat zoudt gij gedaan hebben — indien iemand waarvan — gij — wel — waarvan gij zeer veel hield — aan wien uw hart u verbiedt te zeggen „neen", en wien gij toch, om welke vreemde reden ook, uw „jawoord" onvoorbereid niet kunt geven — indien zoo iemand, zeg ik, eens plotseling tot u zeggen zou, „Catharine, ik bemin u," wat zoudt gij dan zeggen of doen?"

Catharine bloosde heviger: de pijnlijke uitdrukking op haar gelaat veranderde in een uitdrukking van smart, en toen Agnes ophield, gaf Catharine's houding niet alleen haar diepe aandoening te kennen, maar in haar oogen blonk een koortsachtige opwinding. Agnes schrok toen zij opkeek en het bemerkte, bewust dat zij onwetend hare vriendin gekwetst had.

„Mijn lieve, liefste Catharine", riep zij uit, „ik heb je gewond. Vergeef mij, bid ik u. Gij weet wel dat ik niet het minste zou willen zeggen dat u kon grieven. Ik weet dat ik zelf te opgewonden ben en ondoordacht heb gesproken."

Catharine trok haar nog dichter tot zich. en, haar liefdevol omhelzende: „Neen, lieve Agnes, neen", mompelde zij, „neen, gij hebt mij niet gegriefd. Uw hart, ik weet het, is te zachtmoedig daarvoor. Het was slechts een voorbijgaande herinnering. Ik houd oneindig veel van je, lieve vriendin, en het is mij zoet te denken dat mijn dierbare Agnes mij wederkeerig bemint."

De handen in elkaar, staarden zij eenige oogenblikken stil voor zich uit.

„Gij hebt mij gevraagd, Agnes, wat ik in uwe plaats zou doen. Ik zou mijn besluit uitstellen totdat ik zeker was van mijn eigen gevoelens. Indien luitenant Hazleton u waardig is, zal hij standvastig zijn in zijn liefde voor u, en bij u niet op een haastige beslissing aandringen. Daarbij zal de meening van uwe goede ouders en uw broeder ook van groot belang zijn voor u."

Agnes glimlachte, toen zij van de sofa opstond. „Dank u, lieve Catharine. dank u duizendmaal. Gij hebt me zeer gelukkig gemaakt, dezen avond. Goeden nacht. En ge hebt me de pijn toch wel vergeven, die ik u onbewust veroorzaakt heb ?"

»0, jou klein, lief dingl" hernam Catharine. „Ik zou jou om vergeving vragen moeten. Slaap gerust, en God zegene je!"

XXI.

HET VERTREK.

„Zuidenwind en bewolkte lucht zijn voorboden van ruw weer", sprak dokter Eaton, toen hij den morgen van het vertrek om zeven uur in de veranda verscheen. Mijnheer Drayton en Will Davidge trof hij reeds aan de ontbijttafel.

,,'t Schijnt een malsch buitje te beloven vandaag."

„Ja, en het is volstrekt niet kwaad", antwoordde mijnheer Drayton; „we hebben dringend behoefte aan wat regen; in meer dan twee weken is geen druppel gevallen."

„Ja, wij menschen van de stad", hernam de dokter