i4e Jaargang.

ZATERDAG 25 DECEMBER 1915.

No. 52.

KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD

Redacteur: Mr. P. J. M. AALBERSE

Alle stukken mor de Redactie te adresseeren. Oud, Singel yS, Leiden. — Alles -wat de Administratie ielreft,

aan de Uitgeversvennootschap „Futura", Leiden.

DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.

Prijs per drie maanden ƒ 1,00, fr.p.post f 1.12X; afzonderlijke nummers 15 cent. - Adverlentiën van 1-6 rebels f 1.50, iedere regel meer f 0.20.

INHOUD: Privaat-eigendom. Tegenwerpingen tegen den privaten grondeigendom. IV (Slot). 7. De zorg voor het gezin. 8. Andere gunstige gevolgen van den grondeigendom. 9. De Staat en de grondeigendom. 10. Besluit, door Mr. P. J. M. Aalberse. — Vakonderwijs en Patronaten, door Dr. Emile Verviers. — Uit Tijdschriften: Het budget van inkomsten van het arbeidershuisgezin, III (Slot), door Dr. Gerhard Albrecht. — Korte Berichten: Een nieuwe organisatie. — Raadpleging van arbeidersorganisaties inzake sociale wetgeving. Feuilleton: Liefde en Plicht. Roman naar het Engelsch door J. Scheepens. 36.

PRIVAAT-EIGENDOM.

VI. TEGENWERPINGEN TEGEN DEN PRIVATEN GROND-EIGENDOM. — IV.

7. De zorg voor het gezin.

De Paus, zoo schrijft Henry George (O. B. blz. 63—64), betoogt verder: „dat vaders de verplichting hebben om voor hun kinderen te zorgen, en dat privaat grondeigendom noodzakelijk is om hen daartoe in staat te stellen." En hij roept uit:

„De plicht van vaders om aan hunne kinderen vruchtbaar bezit na te laten, dat hen in staat stelt zich tegen aardsche ongevallen te beveiligen en tegen ellende te bewaren!" 1

Maar wat zegt de Paus in werkelijkheid? Alleen dit (R. N. blz. 16—17):

„Het is niet twijfelachtig, of bij het kiezen van een levensstaat ligt het in ieders macht en vrije keuze om aan een van beide de voorkeur te geven, of wel den raad van Jezus Christus omtrent den maagdelijken staat op te volgen, of wel zich te binden door den band van den echt. Het natuurlijke en van den oorsprong bestaan hebbend recht op het huwelijk aan den mensch te ontnemen, of de voornaamste reden tot het huwelijk, welke door het gezag van God in den beginne werd vastgesteld, op welke wijze ook te beperken, dit vermag geen enkele menschelijke wet. Wast aan en vermenigvuldigt u (Gen. I, 28). Ziedaar dus de familie, of de huiselijke maatschappij, een zeer kleine wel is waar, maar toch een werkelijke maatschappij, en tevens een die ouder is dan elke staat; die daarom noodzakelijk eenige eigen rechten en plichten heeft, welke in geenen deele afhankelijk zijn

van den staat. Wat Wij alzoo bewezen hebben, dat het eigendomsrecht door de natuur aan de individueele personen geschonken is, dit behoort overgebracht te worden op den mensch in zijn hoedanigheid van hoofd des huisgezins; zelfs geldt laatstgenoemd recht des te meer, naarmate 's menschen persoon in de huiselijke samenleving meer in zijn kring omvat, 't Is een heilige wet der natuur, dat de huisvader door levensonderhoud en door al wat tot de verpleging behoort zorg drage voor hen, die hij zelf heeft voortgebracht; ook wordt hij door de natuur zelve daartoe gedreven om te verlangen voor zijne kinderen, die toch den persoon van den vader uitbeelden en als het ware doen voortleven, datgene te verkrijgen en te verwerven, waarmede zij zich op het wisselvallige levenspad op eerzame wijze tegen den rampspoed kunnen verdedigen. Dit echter kan hij [de huisvader] op geen andere manier bewerken dan door het bezit van vruchtdragende goederen, om die op zijn kinderen bij erflating te doen overgaan."

Drieërlei dus betoogt de Paus:

i°. de huisvader heeft als zoodanig het recht, om eigendom te verwerven en te bezitten;

20. hij heeft den plicht, zijn kinderen te verschaffen levensonderhoud en al wat tot de verpleging behoort I ut victu omnique cultu tueatur, quos ipse procreavit);

3°. de natuur drijft hem er toe (a natura ipsa deducitur), datgene te verkrijgen en te verwerven, waarmede zijne kinderen zich op het wisselvallige levenspad op eerzame wijze tegen den rampspoed kunnen verdedigen. Dat echter kan hij op geen andere manier bewerken dan door het bezit van vruchtdragende goederen (jructuosarum rerum possessione). Al zouden dan ook de kinderen later door ziekte e. d. g. verhinderd worden geestelijken of lichamelijken arbeid te verrichten, dan vinden zij in dat bezit toch een bescherming, en zijn niet op aalmoezen van anderen of van den Staat aangewezen.

Wordt nu hiermee gezegd, dat iedere afzonderlijke vader den plicht heeft, aan zijn kinderen een stuk g ronds na te laten? Wie niets heeft, kan ook niets nalaten. De een zal zijn kinderen geld of effecten, de ander een stuk gronds nalaten. Misschien moet de groote meerderheid der vaders er wel mee volstaan, de kinderen groot te brengen, zonder hun toekomst anders