Indiese litteratuur. Een citaat uit de Gids van H. Borel, waarin deze zegt, dat na Max Havelaar geen groot Indisch kunstwerk is gemaakt. De boeken yan Maurits zijn weliswaar „goede dingen", maar de pogingen van De Veer, Delila, Th. Hoven zijn even zooveel teleurstellingen.

De Studeerendc Onderwijzer, jaarg. 6. afl. 1.

Onder do rubriek „Woordvorming" bespreekt H. v. Strien de als voorzetsel gebruikte deelwoorden Hij laat zien, hoe uit „eenige mededeelingen, deze zaak betreffende," waarin „zaak" het voorw. ïan het tegenw. deelw. is, ontstond „eenige mededeelingen betreffende deze zaak," waarin „betreffende" wegens zijn plaatsing vóór het znw. als voorz. wordt opgevat. Het is dus de plaats, waarop het teg. deelw. staat, wat de opvatting bepaalt, en daarom is het verkeerd te zeggen, dat dergel. voorzetsels ook op het naamwoord kunnen volgen. In dit geval toch zijn ze nog als deelwoord te beschouwen

Evenzoo is het met aangaande en volgen (d) s, welk laatste echter alleen in de (zoo goed als verouderde) samenstelling dienvolgens nog achter het naamw. kan staan. Schr. betoogt, dat men het laatstgen. woord met een ingelaschte s (diensvolgens) behoort te schrijven, omdat deze s „er eenmaal in is" en het niet de taak der spellmg is, de uitspraak te verbeteren. Het is echter onmogelijk de uitspraak te controleeren van een woord, dat geheel uit de spreektaal is verdwenen. Beets schrijft in zijn Cam. Obsc. diensvolc/ens, maar in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel eii door A an Dale wordt het woord zonder s opgegeven,terwijl de laatste er uitdrukkelijk bijvoegt, dat het verkeerd is, het met een ingelaschte s te schrijven.

\ order brengt Schr. de uitdrukking „hangende het geschil" ter sprake. Evenals in „staande de vergadering" is hier het naamw. eigenlijk het onderwerp van het deelw , wat met den aard van het deelw. in 't algemeen in strijd is. Dat er evenwel zulke uitdrukkingen bestaan, is op de volgende wijze te verklaren. In plaats van „toen ik mijn vriend zag, was ik verheugd" schrijft men wel „mijn vriend ziende, was ik verheugd". Door gedachtelooze navolging van deze constructie komt men er toe, ook te schrijven „mijn vriend teruggekeerd zijnde, ging ik hem bezoeken", „de winkel gesloten zijnde, schelle men hiernaast", „niets meer aan