Vervolgens geeft Schr. verklarende aanteekeningen bij Potgieter's „Bronbeek".

A. O. v. Dijlc verklaart eenige woorden en uitdrukkingen, aan de mythologie of de geschiedenis ontleend. „Apollo's heilig nat" is het water van een bron , Hippocrene, die op den Helicon in Boeotië ontspringt. Wie daarvan dronk, ontving „door Apollo's gunst de gave der dichtkunst. Homerisch gelach. Deze uitdr* berust op een paar plaatsen uit de Ilias en de Odyssee. Een daarvan is de volgende: De leelijke en kreupele vuurgod, Hephaistos, was gehuwd met Aphrodite, de godin der schoonheid en der liefde. Zij werd echter haar gemaal ontrouw en schonk haar gunst aan den forschen en schoonen Ares. Toen zij eens met dezen een samenkomst had, werd haar ontrouw door Helios aan Hephaistos verraden. Deze ving de gelieven in een onzichtbaar net en gat hen zoo aan de blikken der andere goden prijs. Hierop barstten dezen in een daverend gelach uit. NessusMeed. Toen de Centaur (paardmensch) Nessus door Hercules doodelijk gewond was, wreekte hij zich door een weinig van het bloed, dat uit zijn wond gevloeid was, aan Hercules' vrouw te geven, zeggende dat zij daaruit een zalf kon bereiden , waarmee ze de liefde van haar man kon herwinnen , zoo deze haar ooit ontrouw mocht worden. Met deze zalf bestreek zij het kleed , waarin hij een dankoffer aan Zeus zou brengen , en werd daardoor de oorzaak van zijn dood.

De Gids, September.

In de Bibliographie vinden wij een korte bespreking van Eene halve Eeuw, het gedenkboek van Het Nieuws van den Dar;. Over het algemeen luidt het oordeel gunstig : „Het goede denkbeeld om bij do troonsbestijging van Koningin Wilhelmina een blik terug te slaan op de halve eeuw, die ons van 1848 scheidt en een geschiedenis te geven van die vijftig jaar op het gebied van staat en maatschappij, van wetenschap, kunst en godsdienst, is in deze twee omvangrijke deelen op eene in menig opzicht gelukkige wijze verwezenlijkt Toch ware tegenover deze en gene de herinnering aan het In der Beschrankuny zeigt sich erst der Meister lang niet overbodig geweest en had voorkomen moeten worden dat de eene medewerker strooptochten ondernam op het gebied van den ander, zooals o. a. Prof. Te Winkel doet op dat van den zoo veel beter ingelichten J. II R ö s s i n g." Den schrijver van het hoofd-