Blijdemaand (FebiO : „de heldere maand ; de maand, waarin liet licht weer de overwinning gaat behalen op de duisternis." Blijde beteekende ook „helder," zie het Mnl. Wdb. Ygl. ook Luchtmaent en Duustermaent.

Bloed maand (Nov.) : „de maand, waarin veel bloed gestort wordt," hetzij men hierbij aan het slachten of (wat waarschijnlijker is) aan het offeren dacht.

Bloei maand >Mei): „de maand , waarin de meeste planten bloeien."

Bloemmaand (Mei■: „de maand, waarin de bloemen talrijk zijn."

Bouwmaend (Aug.): „oogstmaand ; de maand, waarin de oogst wordt binnengehaald." Bouw beteekende ook „oogst," zie Mnl. Wdb.

Bramaent, Braekmaend (Juni, Juli en ook October). Grimm verklaarde deze naam als „maand, waarin de velden braak liggen," en de meeste lateren hebben zich daarbij neergelegd. Er is echter wel het een en ander tegen in te brengen. Yan het adjectief Ir aak kan de naam moeilijk afgeleid zijn : het zou de eenige op deze wijze gevormde naam zijn. De afleiding van het werkwoord braken zou bestaanbaar zijn, vgl. Arnmaendt, Bouwmaend enz. Maar dan ligt er een bezwaar in den tijd van het jaar, die er door aangewezen wordt. Het braakliggen immers is niet beperkt tot een paar maanden, en er is ook geene reden om aan te nemen, dat juist in Juni en Juli of October bepaald wordt, welke landerijen men onbebouwd wil laten. Daarom heeft men dan ook braken hier liever willen opvatten als „het eerste voorloopig losmaken van den grond na den oogst." Hiermede is eene bevredigende verklaring gevonden, hoe de naam zoowel voor Juni als voor October gebruikt kan worden. Gesteund wordt deze afleiding nog daardoor, dat men reeds vroeg deze opvatting had zooals wel daaruit blijkt dat reeds in de 13e eeuw in een Franschen kalender de naam rjliieskerec voorkomt, duidelijk eene vertaling van Braecmaent.

Dondermaand (Maart): „de maand aan Donar geheiligd". Aan de onweders kan toch deze maand moeielijk haren naam ontleenen.

Doolmaand (Juni): volgens De Bo de „maand, waarin de mollen dolen d. i. niet hunne vaste gangen volgen.

Dorremaend (Maart : „de maand, waarin alles droog is." Het nieuwe leven in de natuur is nog niet ontwaakt, en do nieuwe sappen zijn er nog niet, terwijl de oude opgebruikt zijn.