spreken van „dwalingen", waar sprake is van de werken van Böhme en Baurignon.

In den Haagsehen druk van 1783 van de Diritsche Leer komt een levensbericht van den dichter " voor , waarin verteld wordt, dat „de Konstschilder Arn. Houbraken (op zijn portret) deze zes regelen heeft toegepast:

Dit is de Beeltenis van Luyken , om 's Mans groot Vernuft en vindingen getekent na zyn doodt; .

Hy tcas een Waerddling, daarna heel ingetogen Van leven en gedrag, een voorbeeld van tnedogen En mededeelzaamheid, aan d'armen steeds betoont,

Waarom syn beelt verdient met eeuwge lof bekroont.

Zooals 't daar staat is 't de waarheid; maar het vers van Houbraken komt ook voor in de editie, waarnaar in de bekende uitgave van Sythoflf Het mcnselylc bedrijf bewerkt werd.

Daar beslaat dit vers 2-1 regels en draagt den titel: „Inhoud van 't sieraad der afbeelding" en daarin luiden de boven cursief gedrukte regels aldus :

Zijn Levenswijze was eenvoudig, ingetogen ;

Hy deugdelyk, opregt en vol van mededogen,

blijkbaar moest van Jan Luyken's vroeger leven niet gerept worden. Daarin komt ook het „Kort verhaal van het Godvruchtig leven en zalig afsterven van Johannes Luiken", waarvan op de acht bladzijden er niet minder dan drie aan zijne ziekte en dood gewijd zijn, met aanhaling van al de vrome gezegden op zijn ziektel uitgesproken.

Eigenaardig is het, dat over zijne geestelijke voorgangers niet wordt gerept; de Haagsche uitgever heeft zeker niet alleen gestaan met zijne meening, dat hun leer „dwaling" was.

Jan Luiken (die zich ook Joannes en Johannes, ook Luyken en Luykens noemde) heeft al de volheid van het rijke leven gekend en genoten ; hij heeft zijn natuur geweld aangedaan onder den invloed der werken van een paar ziekeljjke dweepers, maar de duizende ongenietelijke versregels, door hem berijmd, vertoonen toch herhaaldelijk voorbeelden van genialiteit, van vinding, van taalgevoel en taalmuziek.

Yolle honderd vijftig jaar heeft ons volk zich aan die berijmde preeken te goed gedaan , maar zeer weinigen zullen ze nu nog kunnen genieten en niemand, die wetenschappelijke historische