Ook is onze taal in het buitenland een voorwerp van wetenschappelijke studie geworden. Duitschers zijn naar ons land gekomen om onze taal, onze letterkunde, onze zeden en gewoonten te bestudeeren. Een yan de eersten, waaraan wij hier denken , is Hoffmann van Faller sleten. Een veelzijdig man, dien wij echter niet in al zijn streven zullen schilderen. Hij is dichter en geleerde. Oorspronkelijk bestemd voor theologie, kwam hij naar Göttingen ; doch de Germanist Benecke maakte hem opmerkzaam op de studie der letterkunde, en wist hem daarvoor te winnen. Toen hij de universiteit Göttingen verliet, trok hij naar Bonn, en zette daar de litterarische studiën voort. Hier in het Nederfrankische gebied werd hij bekend met menig oud stuk, dat tot de Nederlandsche letterkunde behoort. Hij kwam van Bonn naar ons land en studeerde te Leiden Oudnederlandsche letterkunde; ook was hij geruimen tijd in België met hetzelfde doel. Na zijne reizen kreeg hij eene aanstelling aan de bibliotheek te Breslau (1823), werd in 1830 buitengewoon en in 1835 gewoon hoogleeraar in de Duitsche taal en letterkunde aan de Universiteit aldaar. Hij zou echter geene rustplaats te Breslau vinden; niet zijne wetenschappelijke studiën, doch zijne poëtische voortbrengselen waren de oorzaak daarvan. Wegens eenige uitdrukkingen in zijne „unpolitische Lieder" werd hij van zijn ambt ontzet; hij moest de stad verlaten. Yan nu af aan zwierf hij jaren rond, verbannen uit verschillende Duitsche staten, totdat hij in 1845 weder werd toegelaten in Mecklenburg. De tijden werden gunstiger, en nadat hij gerehabiliteerd was, kon hij zich kalm te Weimar vestigen, waar hij met Oskar Schade vdas Weimarische Jahrbucli für deuische fiprache, I/itteratur und Kunst" uitgaf. In 1860 werd hij benoemd tot bibliothecaris op het slot Korvei in Westfalen, waar hij tot aan zijn dood werkzaam was.

Wij gaan de poetische scheppingen van Hoifmann voorbij, daar zij niet tot het gebied behooren, op hetwelk hij als taalgeleerde voor ons zoo onschatbare waarde heeft.

Wij beschouwen hem hier als den uitgever van de Bonner Bruchstiicke von Otfried, van de altliochdeutsche Glossen, van Willirams TJbersetzung und Auslegung des Hohenliedes, van Fundgruben für die Geschichte deutscher Sprache und Litteratwr. Yoor de studie van de oude Duitsche taal zijn al deze werken van groot gewicht geweest. Yoor de studie van het Oud-Nederlandsch in het bijzon-