De opvatting van den heer T a r f met tuin in de latere beteekenis : gaard, is zeker wel dichterlijk, maar is Ylaanderen om en bij Brugge, vergeleken bij andere gedeelten van die provincie zoo bijzonder schoon ?

Wat beteekent in reg. 34 woonsten ? vraagt de heer T a r f.

Het vroord woonst is voor dengene, die niet bekend is met 't Middelnederlandsch of 't Vlaamsch (zie De Bo) geen alledaagsch woord, al moet ik bekennen, dat de beteekenis gemakkelijk is op te maken. Het is bovendien meer dan eens in N. en Z. behandeld, zoodat men mag aannemen, dat de beteekenis aan getrouwe lezers bekend is. Woonst beteekent woning en is eene afleiding (vrouwelijke i-stam) op st van iconen gelijk gunst, kunst, Jcomst, (te) kust naast gunnen, hunnen, li omen, Iciezen. Of is 't woord uit woonstede samengetrokken ? Yerder vraagt de heer Tarf: "Wat moet ik verstaan onder: Wanneer ze (de vrouwen) in ' t spiegelglas van vreemde wuftheid schouwen, en wisslen vreemd gebaar voor eigen lief gelaat ? Dit is: wanneer ze (de vrouwen) zich spiegelen, een voorbeeld nemen aan de veranderlijkheid, ondegelijkheid van vreemden en zich door van anderen overgenomen manieren minder lief voordoen dan ze werkelijk

zijn.

Men lette er wel op, dat de tegenwoordig alleen gebruikelijke beteekenis van gelaat nam. aangezicht niet de eenige en nog minder de oorspronkelijke is en dat 't Vlaamsch in dez en weer behoudender is dan in 't Xcderlandsch.

De oorspronkelijke beteekenis is : het voorkom'',n, het uitzicht. Het bijbelsche een schoon gelaat toonen beteekent niet : een mooi gezicht zetten maar zich mooi voordoen. Men vergelijke voorts zich gelaten.

"Waarop doelen, vraagt de heer Tarf, de tirade: Ik zaq de Vlaemsche vlijt; waer nijverheid uitsproot, Haer wondren en haer weelde ontwikkelen in uw schoot.

"Waarschijnlijk slaat dit op de uitgebreide laken-, zijde- en wolindustrie van Brugge in de Middeleeuwen.

Wat de volgende regels betreft: Ik zaq de scheppingskracht, waarop de kunsten logen, die weelde en ivondren met haer hemelglans verhoogen, teekenen wij aan :

De dichter heeft gezegd, dat do industrie haar hoogste toppunt heeft bereikt in Brugge, hare voortbrengselen waren verwonderlijk schoon en getuigden van weelde en rijkdom; doch, wat meer is, die heerlijkheid en die rijkdom dezer voortbrengselen der nijverheid