„De heer Cyriel Buysse zal ons nog altijd, het meesterstuk schenken, waarvan Het recht van den sterkste, in de gedeelten die niet door gewilde grove dierlijkheid bedorven werden, de verwachting had opgewekt, en dat wij ook in Schoppeboer, hoeveel voortreffelijke tooneelen uit het Ylaamsche boerenleven daarin mogen voorkomen, nog niet hebben gevonden. Sedert 1893 zoekt hij zijn weg in de romantische novelle, in de grootere en kleinere humoristische vertelling: telkens vinden wij in de tijdschriften zijn naam en in elk van zijn werken treffen wij, naast los en vlot vertelde dingen, naast met groote nauwkeurigheid en grooten humor opgemerkte typen, gedeelten waarvan men zeggen moet : „hoe is het mogelijk dat een man van talent er zoo slordig op los schrijft, zooveel onwaarschijnlijks en smakeloos' in zoo weinig verzorgden vorm voor openbaarmaking bestemt!"

Yerder is beoordeelaar van meening, dat de heer Buysse zich op zijn best vertoont, waar hij zijne herinneringen uit Vlaanderen te boek stelt en zonder druktemakerij, zonder te trachten door schelle kleuren de aandacht te trekken, sober en eenvoudig vertelt, hetgeen hij op het Ylaamsche land, liefst onder de kleine lieden, heeft bijgewoond en opgemerkt. Dat bewijst, met uitzondering van het „prulschetsje" Tragedie, een reeks van treffende voorbeelden uit deze verzameling. Als een „model-vertelling'' wordt Het Paard geroemd: „zeven kleine bladzijden, meer niet, over een paard, dat bijna een kind had overreden en over een voerman, maar gezien en gevoeld en in treffenden eenvoud verteld met kleine trekjes van groote kunst."

De Spectator.

In het nummer van 13 Mei. bespreekt W. G. van Kouhuys de Studiën door Henri Borel. Ook deze kritikus velt een niet bijzonder gunstig oordeel: „De titel belooft te veel. Opstellen, waarop de naam „studie" toepasselijk is, komen alleen in het eerste gedeelte voor. Na bladzijde 95 is het hiermee uit. En daar het boek 223 bladzijden telt, is het wel wat weinig." Toch waardeert Yan Nouhuys met zijne gewone eerlijkheid alles, wat te waardeeren valt; en aan het slot kunnen wij dezen kritikus onze sympathie niet onthouden om de groote waardigheid en kalmte, waarmede hij onbetamelijkheden en grofheden aan zijn adres beantwoordt.