ware voor ons land gewenscht, dat het aantal belangstellenden grooter ware dan het in werkelijkheid is, — zal zich niet beklagen, wanneer hij onzen raad volgt en zich dit uitstekende boek aanschaft.

Mr. A.

EMILE DURKHEIM.

Emile Durkheim's Contributions to Sociological Theory, bij Charles Elmer Gehlke, Ph. D. — New-York, Columbia University, Longmans, Green & Co., Agents. 1915. — 188 blz.

Tot de meest bekende sociologen van onzen tijd behoort ongetwijfeld de Franschman Emile Durkheim. Van zijn vele geschriften trokken vooral, ook ten onzent, de aandacht zijn „De la Division da travait sociat, Étude sur l'organisation des sociétés supérieures. (1893, 3e éd. 1911), — Les Régies de la méthode sociotogique, (1895, 6e cd. 1912), — Le suicide, Etude de Sociologie (1897, 2e éd. 1911), en, Les Formes élémentaires de la vie retigieuse (1912).

Toch zou het niet mogelijk zijn, van Durichexm's sociologische denkbeelden een eenigermate systematisch overzicht te geven, zonder tevens kennis te nemen van zijn tallooze tijdschriftartikelen.

Het is de groote verdienste van Charles Elmer Gehlke, dat hij in zijn boven genoemd boek uit dit overrijke materiaal een overzichtelijk geheel heeft weten samen te stellen. Hij onderzocht Durkheim's geschriften, om daaruit het systeem op te bouwen van zijn sociale psychologie, zijn denkbeelden over sociale veroorzakelijking, zijn opvatting van het gebied der sociologie, van de methode der sociologie, en zijne behandeling van de zedelijke verschijnselen.

Ook wie de meening deelt van S. Deploige (Le conflict de la morale <et de la sociologie, Louvain, 1911, blz. 151) dat de denkbeelden van dezen Franschen socioloog zijn „made in Germany" — en op blz. 122—151 en blz. 401— 413 voert deze Belgische auteur heel wat bewijsmateriaal voor deze meening aan ! — izal toch met belangstelling kennis nemen van deze uitstekende, systematische samenvatting van Durkheim's denkbeelden door Dr. Gehlke. Welke ook de invloed van Wagner, Schmoller, Schaeffle, Wundt en Simmel op Durkheim moge geweest zijn, zijn eigen invloed op de moderne sociologie is groot — en naar onze meening: verderfelijk — genoeg geweest, dan dat wij het niet op prijs zouden stellen, een goede, betrouw1bare samenvatting van zijn ideeën te bezitten.

Doch wie uit dit boek met Durkheim's gedachten kennis maakt, zal goed doen ook de bovengenoemde kritiek van Deploige niet ongelezen te laten. Deze felle kritiek op Durkheim's Sociologie is tevens een prachtige verdediging

van St. Thomas van Aquinen geworden.

111 ,, ,

Mr, A.

BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

KONING ALBERT EN HET R. K HIJISV EST IN GS -C O MI T Ê.

Aan Z. M. den Koning der Belgen was een kort jaarverslag gezonden van de werkzaamheden van het R. K. Huisvestingscomité te Leiden, gepubliceerd door den Directeur in het Kath. Soc. Weekblad.

den 3 Jan. 1916.

Den Heere A. Kellenaers, Dir. R. K. Huisv. Comité, Leiden.

Waarde Heer.

De Koning, Die uw verslag ontvangen en met belangstelling doorbladerd heeft, verheugt Zich over de edele

taak die uw Komiteit bij onze arme Kindertjes — slachtoffers van den oorlog —, met zooveel ijver en naastenliefde volbracht heeft.

In naam Hunner Majesteiten, heb ik de eer de groeten des Konings en der Koningin aan al onze kleine landgenoten en hunne beschermers over te brengen.

Aanvaard, Waarde Heer, de verzekering mijner hoogachting.

De Adjudant Generaal, Hoofd. v. h. Mil. Huis des Konings, H. Jungbluth.

KORTE BERICHTEN.

Geboorte-achteruitgang. — Op de algemeene vergadering van den Ned. Bond tot Bescherming van Zuigelingen hield de heer Mr. H. W. Methorst een voordracht, waaraan wij het volgende ontleenen:

In de jaren 1871—1875 bedroegen de geboorten in Rusland 60 per duizend, in Servië 47, in Saksen en Wurtemberg 44, in Australië 42, terwijl deze cijfers in de periode 1906—1910 bedroegen 40 voor Rusland en Servië, 231/2 voor Ierland, '20 voor Frankrijk. In 1914 was dit laatste cijfer zelfs 18 en in niet minder dan 12 Fransche departementen slechts 15. Ons land gaf in de jaren 1906— —'10 een gemiddelde van 29.6 per 1000.

De heer Methorst toonde tevens aan, dat de geboortecijfers in het Zuiden van ons land het gunstigste zijn, wat in verband staat met de omstandigheid dat men bij de Katholieken het grootst aantal geboorten aantreft. Hiervoor gaf genoemde spreker de volgende cijfers per 1000: Katholieken 287, Protestanten 219, Israëlieten 157 en bij godsdienstloozen .... 88.

Het laagst is het geboortecijfer in Noord-Holland, en sinds 1900 is het in die provincie in de steden lager dan op het platteland.

Wat het geboorte-overschot (meer geboorten dan sterfgevallen) betreft, volgt Nederland op Bulgarije, NieuwZeeland, Rusland en Australië met 15.3 per 1000, terwijl Frankrijk slechts een overschot aanwijst van 0.27 per 1000.

Betreffende de sterfte der zuigelingen wees spreker hier op het verschil tusschen het Noorden en Zuiden. NoordBrabant en Limburg hebben een zuigelingensterfte van 16.5, Friesland van 7 per 1000. Uit zijne gegevens bleek tevens, dat deze cijfers voor het platteland ongunstiger waren dan voor de steden en dat het sterftecijfer ongunstiger is na den negenden levensdag dan daarvoor, wat in verband gebracht werd met de omstandigheid, dat na dien dag de moeders weer aan den dagelijkschen arbeid beginnen, minder zorg wijden aan de kinderen, en deskundige hulp ophoudt. Ook de jaargetijden schijnen van invloed te zijn, want het voorjaar en de zomer geven de hoogste cijfers aan.

Spreker haalde ook het bekende Haagsche onderzoek van 1908 aan, dat leerde, dat welstand, voeding, woning, verzorging en verpleging van grooten invloed zijn.

Daarna gaf Dr. C. Meuleman, geneesheer-directeur der kweekschool voor vroedvrouwen te Heerlen, zijne ervaringen aangaande de kindersterfte in het Zuiden, waarop wij spoedig uitvoeriger hopen terug te komen.

Uitkeering bij ziekte of ongeval in particuliere bedrijven. — Door 14 zuivelfabrieken in Friesland is een regeling getroffen, waarbij uitkeeringen aan hunne arbeiders, die wegens ziekte of ongeval verhinderd zijn hunne gewone werkzaamheden te verrichten, voor gezamenlijke rekening worden gedragen, zonder bijdragen van de arbeiders. De uitkeeringen zullen bedragen gedurende 52 weken het volle loon, daarna 26 'weken het halve loon. Is de arbeider binnen deze 78 'weken tengevolge van ziekte of ongevaj overleden, dan wordt aan de nagelaten betrekkingen minstens f 250 uitgekeerd.