den geen boeken uitgeleend: lezen, studeeren, consulteeren en aanteekenen moet ter plaatse geschieden.

Uitspanningslectuur is maar weinig vertegenwoordigd; standaardwerken ter consulteering des te meer, het grootste deel is nog in bruikleen gegeven, daar de installatie veel geld kostte en dus om meer boeken te kunnen koopen subsidies en contributies moeten afgewacht worden.

Het aantal boeken bedraagt 950 banden; tijdschriften en vakbladen 68. De leeszaal is voor iedereen kosteloos toegankelijk, eiken dag van 9V2 tot 12I/2 en van 6—10 uur. Op Zon -en feestdagen van 12—2 en 4—10 uur.

Voor de leden is daarenboven nog gereserveerd gedurende de week de tijd van 2 uur s namiddags tot 51/2 uur; in deze uren is thee en koffie verkrijgbaar. Gedurende de week is van 10 tot 121/2 uur het rooken verboden.

Dit is hetgeen tot dusver van Roomsche zijde is tot stand gebracht op het gebied der openbare bibliotheken en leeszalen.

Ongetwijfeld een veelbelovend begin. Maar het geheel overziende bemerken wij toch wel, dat niet alleen ter uitbreiding dezer beweging, ter vermeerdering van het aantal openbare bibliotheken nog zeer veel moet worden gedaan, maar ook ter bevestiging, ter verbetering van het reeds bestaande, willen niet weldra de vruchten weer verloren gaan. In hoofdzaak zal dit moeten geschieden door een intensieve bewerking der geesten ten dezen opzichte, door een krachtige en' uitgebreide propaganda voor de openbare bibliotheek.

Waren wil, op grond van onze kennis der feitelijke

omstandigheden, en van het feit, dat elke nieuwe beweging en instelling een stevige reclame behoeft voor haar nut algemeen wordt ingezien, niet reeds daarvan overtuigd, dan zou het voorbeeld van Rotterdam ons vingerwijzing en aanwijzing genoeg zijn ten dezen opzichte.

Waaraan zou het wel zijn toe te schrijven, dat Katholiek Rotterdam, op het gebied der charitas onder de eersten, een instelling van zoo eminent soicaal nut, die daarenboven getoond had te voorzien in een wezenlijke behoefte, slechts eenige jaren na haar oprichting weer liet ten gronde gaan?

Zeker niet aan gebrek aan ijver en geestdrift bij de bestuurders, die met kracht gewerkt hebben om de instelling in stand te houden. Maar wel aan gebrek aan belangstelling en begrip van het doel dezer nieuwe sociale beweging onder de Katholieken.

Hier bedreigt een ernstig gevaar ons volksleven, meer onmiddellijk dat van het Roomsche deel van ons volk. Vooral in de tijden, die we thans beleven. Wij staan op alle gebied — economisch, maar vooral ook geestelijk — voor een duistere toekomst; vermoeden, voorvoelen kunnen we iets van den enormen invloed, dien deze wedstrijd op allerlei gebied van geestelijk en materieel leven zal uitoefenen. Daar vooral is het zaak, dat ook wij, zoo goed uitgerust als maar eenigszins mogelijk is, gereed zijn, om aan de, dan te stellen eischen, te kunnen voldoen.

Doch dit zal onze voorbereiding slechts te degelijker moeten maken, onze actie zelve te krachtiger. Want immers ook zonder dezen strijd, zouden wij staan voox een hoogst belangrijke taak, zijn de aan ons gestelde eischen buitengewoon zwaar.

Het is al zoo vele malen herhaald en bij elke actie moeten wij hei opnieuw herhalen: dat wij er wel aan denken moeten, dat in onze samenleving, voor het wezenlijk volksheil vooral noodig is, ook de voorziening! van geestelijk voedsel. Vooral noodig hebben wij, meer inleven, meer studie van de ziel des volks. De sociale psychologie in onzen tijd van hooger algemeene ontwikkeling, die nog geenszins tot een vaste algemeene levens houding geworden is, en een smartelijk zoeken en onrustig vragen gebracht heeft, ook in de kringen der breedere volksgemeenschap, is wel een der meest belangwekkende studies die zich op maatschappelijk terrein denken laat. Bij die studie der volkspsychologie openen zich de meest verrassende uitzichten, doet men ook de meest droeve ervaringen op. Wij wijzen hier b.v. slechts op de talrijke bijzonderheden die daaromtrent zijn te vinden in de vele huishoudstatistieken, in verschillende verslagen van enquêtes, vooral ook in de studies van Adolf zevenstein e.a. Daarom ook -willen wij, overtuigd zijnde van de groote waarden, die in onze beginselen liggen voor het geestelijk en maatschappelijk heil onzer medemenschen, medewerken tot

leniging van dien nood, dan zullen wij ook de consecjuenties hebben te aanvaarden van onze zoo krachtig gevoerde actie voor de volksontwikkeling, dan zullen wij de behoeften des geestes, die wij mede hebben doen ontstaan op de meest krachtige wijze moeten bevredigen.

Het is niets nieuws wat we hier verkondigen. Met talrijke aanhalingen zouden wij onze meeningen kunnen staven. Maar het komt er op aan, deze denkbeelden in ruimer kring bekend te maken, ze te doen worden tot gemeengoed van allen, die niet zoo rechtstreeks zich kunnen of willen indenken in de moderne maatschappelijke toestanden en hunne eischen.

Uit den grijzen oertijd van de moderne sociale beweging vinden wij reeds in de woorden van prof. Fallati in het Zeitschrift für die gesammte Staatswissenschaften (Bd. 2, 1845, blz. 742) dezelfde gedachte terug, als thans aan onze beweging moet ten grondslag liggen, in een artikel over: „Das Vereinswesen als Mittel zur Sittigung der Arbeiter".

„Ferner liegt ein machtiger Grund", zoo schrijft hij, „um keinen Augenblidk für das geistige und sittliche Wohl der Arbeiter verloren gehn zu lassen, in dem unbedingten, selbsteigenen Werthe der Bildung und Sittlichkeit. Was kann denn am Ende anders das Ziel aller Bestrebungen für Besserung des Laoses der Proletarier sein als eben ihre Vermenschlichung?

Allerdings sind gesunde Wohnung, warme Kleidung, hinreichende en heilsame Nahrung werthvolle Güter, ihr hochster Wert aber besteht darin, dass sie die Erreichung von Gütern höheren Wertes miSglich machen.

Und schon ist ausgesprochen, wie wenig der Besitz jener Güter allein, die Erreichung dieser verbürgt. Die