Groningen. 21.1

Roomsch-Ka th. deel van Groningen 21.6

Haarlem 20.5

Roomsch-Katholiek deel van Haarlem 23.3

Arnhem 21.9

Roomsch-Katholiek deel van Arnhem 24.2

Tilburg 26.7

's-Hertogenbosch 2.5.1

Maastricht 23.7

Leeuwarden 20.7

Roomsch-Katholiek deel van Leeuwarden 20.3

Deel der Ger. Kerken van Leeuwarden 23.3

Enschede 25.6

Roomsch-Kath. deel van Enschede 28 4

Zwolle 23.1

Roomsch-Katholiek deel van Zwolle 23.0

Hilversum 2 5.5

Roomsch-Katholiek deel van Hilversum 30.0

Niet Roomsch-Katholiek deel van Hilversum 23.9

Zaandam 22.2

Rooms ch-Katholiek deel van Zaandam 24.5

Alkmaar 19.9

Roomsch-Katholiek deel van Alkmaar 21.8

Niet Roomsch-Katholiek deel van Alkmaar 18.7

Deel der Ger. Kerken van Alkmaar 25.6

Hengelo 26.0

Roomsch-Katholiek deel van Hengelo 29.2

Niet Roomsch-Katholiek deel van Hengelo 24.2

Vooreerst blijkt uit bovenstaande cijfers duidelijk, dat het grooter percentage aan kinderen, 'dat wij bij het Roomsch Katholieke volksdeel vinden, aan het toenemend Neo-Malthusianisme onder het niet-Roomsch-Katholieke deel van ons volk moet toegeschreven. Dit spreekt toch niet geheel van zelf; het zou mogelijk kunnen wezen, al ware het niet waarschijnlijk, dat in de Roomsch-Katholieke streken van ons land door vroeger huwelijk of andere oorzaken het kindertal grooter was dan in Protestantsche streken, zoodat niet in Neo-Malthusianisme de oorzaak van het grooter kinder-percentage der Roomsch-Katholieken voor heel het land moest gezocht.

Deze mogelijkheid wordt echter door deze cijfers geheel afgesneden. Men ga ze slechts na. In Noord-Holland als één geheel waren op de 1000 inwoners 217 kinderen beneden de 10 jaar, bij de Roomsch-Katholieke bewoners dezer provincie was dit echter 245 op de 1000 zielen. Het is bekend, hoe zeer het Neo-Malthusianisme in Noord-Holland voortwoekert; bij de Roomsch-Katholieke Noord-Hollanders echter slechts weinig. Voor al de Roomsch-Katholieken in ons land was het kindertal beneden de tien jaar 251 op de 1000 zielen, het Roomsch-Katholieke Noord-Holland blijft hier slechts weinig onder. Wel heeft de kinderbeperking in de Noord-Hollandsche steden ook onder de RoomschKatholieken ten aeele veld gewonnen. In Amsterdam als één geheel zijn 213 kinderen beneden 10 jaar op de 1000 inwoners, bij het Roomsch-Katholieke Amsterdam is dit cijfer 228, in Haarlem als één geheel 205, bij de RoomschKatholieken 233, in Zaandam als één geheel 222, bij de Roomsch-Katholieken 245, in Alkmaar als één geheel 199, bij de Roomsch-Katholieken 218.

De cijfers dezer steden zijn merkwaardig. In Alkmaar had de kinderbeperking reeds meer invloed dan in het groote Amsterdam. Bij geen enkele stad, waarvan wij deze cijfers nagingen, was het kinder-(cijfer zoo laag als in Alkmaar. En het Neo-Malthusianisme woekerde onder de

Roomsch-Katholieke bevolking wel even goed door. Het kindercijfer van het Roomsch-Katholieke Alkmaar is, met 218 op de 1000 zielen, toch even laag als het kindercijfer van een stad als 's-Gravenhage als één geheel gerekend. In Haarlem daarentegen scheen de kinderbeperking bij de Roomsch-Katholieken veel minder doorgedrongen, in Zaandam schier niet, hier immers was het cijfer voor de R. K. 245.

Bij de eerste reeks der hierboven gegeven cijfers treffen u Haarlem, Arnhem, Hilversum, Alkmaar en Hengelo. Bij deze plaatsen toch is het percentage der R. K. kinderen beneden de 10 jaar (van het totaal van kinderen van dezen leeftijd), respectievelijk 5.0 pCt., 4.1 pCt., 5.8 pCt., 4.2 pCt. en 4.3 pCt. hooger dan het percentage der RoomschKatholieken van de geheele bevolking. Deze plaatsen worden dus al meer Roomsch-Katholiek. Gaat het in deze lijn van het kinderpercentage in 1909, door, dan is straks van Haarlem 42 pCt., van Arnhem .43.4 pCt. Roomsch, en ligt een Roomsche meerderheid voor deze steden in het verschiet.

Nu is voor deze vijf plaatsen de oorzaak van dit aanmerkelijk groot kinder-percentage echter niet dezelfde. Dit blijkt uit de tweede reeks cijfers. In Haarlem was het Neo-Malthusianisme bij het niet-Roomsch-Katholieke deel blijkbaar sterk, voor heel de stad immers slechts 205 kinderen beneden de tien jaar op de 1000 zielen, en hoewel ook bij de Roomsch-Katholieken wel eenige kinderbeperking schijnt gevonden, naar het cijfer van 233 kinderen beneden 10 jaar per 1000 zielen is toch door het sterke Neo-Malthusianisme bij de niet-Roomsch-Katholieken voor Haarlem in de eerste reeks cijfers een percentage-verschil van 5.0. t

Voor Arnhem vindt men 219 kinderen beneden 10 jaar, en voor het Roomsch-Katholieke deel 242, op de 1000 zielen. Hier was dus het Neo-Malthusianisme bij de nietRoomsch-Katholieke bevolking wel voorgewoekerd, maar toch niet zoo sterk als in Haarlem, terwijl daarnaast bij het Roomsch-Katholieke deel met een kindercijfer van 242 per 1000 zielen, weinig van kinderbeperking sprake was.

Voor Hilversum en Hengelo staat het echter weer anders. Hilversum als één geheel had 255 kinderen beneden 10 jaar per 1000 zielen, het Roomsch-lKatholieke deel 300, het niet-Roomsch-Katholieke deel 239. Hengelo als één geheel had 260 kinderen beneden 10 jaar per 1000 zielen, het Roomsch-Katholieke deel 292, het niet-Roomsch-Katholieke deel 242.

In beide plaatsen is dus het Neo-Malthusianisme bij het niet-Roomsch-Katholieke deel in ieder geval niet sterk, maar toch vindt men voor deze plaatsen in de eerste reeks cijfers een zoo hoog percentage-verschil, wijl hier het RoomschKatholieke kindercijfer per 1000, in Hilversum 300, in Hengelo 292, zoo bijzonder hoog is. Men vergelijke hiermede slechts het kindercijfer van het Roomsch-Katholieke deel van Noord-Brabant, dat 251, (even hoog als het cijfer der Roomsch-Katholieken voor het geheele rijk) bedraagt.

Met Alkmaar staat het weet gansch anders. In heel deze stad — het bleek reeds — had in 1909 het Neo-Malthusianisme buitengewoon sterk voortgewoekerd. Bij heel de bevolking; maar bij het Roomsch-Katholieke deel, met 218 kinderen beneden 10 jaar per 1000 zielen, toch altoos nog heel wat minder dan bij het niet-Roomsch-Katholieke deel met een kindercijfer van 187. Wordt Alkmaar dus ten slotte in meerderheid Roomsch, dan zal dit er aan te danken ziin. dat kinderbeperking; hier bil de Roomsch-Katholieken toch niet zoozeer werd toegepast als bij de Protestanten.