steunings'kassen volgens Talmats ontwerp sléchts een ondergeschikte rol konden vervullen; dat zij tot de eigenlijke, wettelijke verzekering niet zouden kunnen medewerken, maar sledhts aanvullenderwijze n.1. tot aanvulling va,n de wettelijke verzekerde ondersteuning, b.v. de 50 of 30 percent, zoqdejn kunnen dienst doen.

Nadat de „geldende ziektewet" ziöh uit Talma's ontwerp ontwikkeld heeft, is in Hoofdstuk VII het recht der bijzondere kassen erkend en omschreven. Maar de geest van den wetgever, dien wij leerden kennen, doordringt de wet, en die geest uit zich het sterkst in art. 92, waarin de vereischten voor erkenning zijn opgenomen. Het tweede vereischte leze en overdenke men ernstig, n.1.: „dat overgang v,ap de aansprakelijkheid voor de uitkeering van ziekengeld op den eigenaar der ky.s wordt gewenscht door een aantal bij de ziekenkas van den Raad van Arbeid ingeschrevenen, welk aantal voor dien Raad bij algemeenen maatregel van bestuur is vastgesteld."

De cursiveering is van ons; de aandachtige lezer zal de reden er van gemakkelijk begrijpen.

In Talma's centralisatie-plan is de bijzondere ziekenkas ongewenscht en nauwelijks te gedoogen; zij moet zich luit de staatsziekerikas trachten op te werken.

Welk is de positie der particuliere zieken fondsen in

deze ziektewet?

Daar de wet-talma de verzekering der geneeskundige behandeling niet regelt, blijven de fondsen eenigszins vrij. Het kwam namelijk den Minister twijfelachtig voor of er grond bestaat om aan de arbeiders de verplichting op te leggen zich en hun gezin geneeskundige behandeling te verzekeren. Over den rechtsgrond gaan wij niet twisten; maar merken voorloopig op, dat er een rechtstreëksche en zijdelingsche verplichting bestaat.

Nog een paar redenen die den Minister terughielden, stippen wij aan, zonder meer. Namelijk de vrees, dat hij door wettelijke regeling verstoren zou, wat op het gebied der geneeskundige behandeling van Gemeentewege geschiedt; de moeilijkheid ook zich van de medewerking der geneesheeren te verzekeren, enz.

Ook de algemeene vraag: waarmede de werkman het eerst en meest gebaat is, met geneeskundige behandeling of met ondersteuningsgeld, — laat ik in het midden.

Wij achten slechts op de regeling zelf en hare gevolgen.

En nu zien wij1, dat het „nauw verband" tussdhen ziekenkas en ziekenfonds, door den Minister gelegd, hierin bestaat, dat den verzekerde geen ziekengeld wordt toegekend, „indien hij nóch is ingeschreven bij een toegelaten ziekenfonds,. noch aantoont, dat hii geneeskundige hulp kan krijgen."

Aldus echter wordt het overgroot getal der verzekeringsplichtigen indirect gedwongen omi zich in een ziekenfonds te verzekeren.

Het ziekenfondswezen moet noodzakelijkerwijze algemeen worden. Maar wijl de ontwikkeling door de ziektewet in menig opzidht vrij gelaten en niet steeds geleid wordt langs wettelijke hanen, zal die ontwikkeling niet geschieden geleidelijk en kalm, mlaar gepaard

gaan met strijd en voeren tot botsingen van tegenstrijdige belangen. De strijd tusSdhan geneesheeren en ziekenfondsbesturen, die in den laatsten tijd heftiger dan ooit ontbrand is. is dan ook het bewijs voor onze bewering.

Eene onaangename verrassing was het voor velen, toen men in het Wetsontwerp-talma miste de bepaling, dat erkend werden ziekenfondsen op principieelen grondslag en dat het Bestuur dier fondsen den eisch zou kunnen stellen, geformuleerd in het Ontwerp-Kuvper, dat de leden moesten behooren ..tot een beoaald Kerkgenootschan."

Wat lezen wij nu in de „geldende ziektewet?"

Volgens Art. 121 moeten tot het fonds worden toegelaten allen, die bij eene ziekenkas verzekerd zijn, uitigezonderd zij, die niet behooren tot de onderneming, waarvoor het fonds bestemd is; die de weistandsgrens hebben overschreden, of die hunne verplichtingen vroeger niet zijn nagekomen.

Wel lezen wij in (2) van hetzelfde artikel: „Toelating tot een fonds, dat eigendom is van eenige vereeniging, die rechtspersoonlijkheid bezit, behoeft geen recht te geven op het lidmaatschap dier vereeniging," — maar toch stellen we ons na overweging van dit alles deze vraag. Of de Katholieke organisaties lust zullen gevoelen en roeping om in het financieel voordeel hunner leden ziekenkassen, in het moreel belang derzelven. ziekenfondsen op te richten?

Daar zijn echter andere, ondergeschikte belangen... Voorzeker maar dan dient toch weder deze andere vraag gesteld te worden: Of de bedoelde voordeelen werkelijk tegen de moeite en het risico zullen opwegen?

Zal echter de Ziektewet-talma worden uitgevoerd? Is wijziging alsnog te wachten?

In ons vorig artikel wezen wij er reeds op, dat Treub in zijn „tekst der eventueel gewijzigde ziektewet'" de geneeskundige behandeling wettelijk verzekerde.

Wat de bijzondere verzekeringsinstellingen betreft, gaat hij uit van het denkbeeld: aan deze „een zoo ruim mogelijk arbeidsveld te geven, m(. a. w. haar toelating aan geen andere eisdhen te binden, dan die strikt noodzakelijk zijn ter verzekering eener zoo goed en zoo practisch mogelijke uitvoering der wet."

Door de ruime toelating van bijzondere instellingen krijgen de „kringfondsen" een aanvullend karakter^

Wel wordt een „nauwer verband" gelegd tusschen ziekenkas en ziekenfonds, maar om niet te verwerpen redenen, gelijk ons vorig artikel aangarf. Wij gingen echter met opzet éénje reden voorbij om) deze hier in te lassen.

„Het ontwerp tot wijziging der Ziektewet volgt het voorbeeld van Kuyper en veegens. Zoowel in het ontwerp-ziektewet van Dr. kuyper als in dat van Mr. veegens was naast de ziekengelduitkeering de geneeskundige behandeling geregeld. Met genoemde Ministers zijn wij van oordeel, dat eene verzekering van geneeskundige behandeling, die niet ook het gezin van den verzekerde omvat, slechts haljf werk is. Indien het gezin niet in de verzekering wordt opgenomen, wordt de ver-