gesteld, waarmede het loon moet overeen komen.

Deze loonsbepaling kan weer op twee manieren worden vastgesteld, n.1. door de autoriteit zelve of wel door de condurreerende aannemers. In dit laatste geval geven de verschlilende aannemers bij het mededingen naar een aanbesteding, de loonen op, die zij zich verplichten aan de werklieden lujt te betalen.

De administratie houdt bij het keus maken tusschen de verschillende mededingers met dezen factor rekening, sluit hen reeds uit, die een te lage loonregeling opgaven en geeft, bij gelijke omstandigheden, de voorkeur aan hem, die de hoogste loonen zal uitkeeren.

Het meest zuivere stelsel is wel dat, waarbij officieel het loontarief in de besteksvoorwaarden is vermeld, eri waarbij men zich voor den normalen arbeidsdag en de normale loontaxe zooveel mogelijk heeft gevoegd naar de ter plaatse bestaande overeenkomsten tusschen patroons en w erkliedenvereenigingen.

De meest vérstrekkende wensch is wel, in de bestekken op te nemen bepalingen omtrent: maximum-arbeidstijd, minimum-loon, plaatsen van uitbetaling, verbod om de uitbetaling in herbergen te doen plaats hebben, voldoenden schafttijd, zorg voor goed drinkwater en privaten, toezicht op deugdelijkheid van steigers, een rustdag per week, voorkeur voor werklieden uit de gemeente, benevens bepalingen omtrent deze voorwaarden voor hen, die werk leveren niet ter plaatse, en eindelijk dat al deze bepalingen ook toepasselijk zijn voor onderaannemers.

Meer sociaal zou het echter zijn, wanneer men allerlei leveranties en werken, zoo mogelijk in kleine perceelen ging V6rd6cl.cn, zoodot ook kleinere patroons die anders als onderaannemers optreden — mee konden inschrijven.

Of wanneer men het systeem van aanbesteding kon afschaffen en de levering bij beurte gunde aan1 alle daarvoor in aanmerking komende inwoners, volgens billijk vastgesteld tarief, daarbij niet uitsluitend lettende op de goedkoope prijzen, maar vooral op de degelijkheid der waren en materialen.

Besluit.

De bescherming der werklieden, dat is der zwakste en talrijkste klassen der bevolking, moet te allen tijde een voorwerp zijn van buitengewone zorg van den kant van het maatschappelijk gezag. Maar was dit een plicht voor alle tijden, dan is hij dit in het bijzonder voor onzen tijd, waarin de ernstige crisis, die onze tegenwoordige maatschappij doorworstelt, hoofdzakelijk op de arbeidende klasse haar werking doet gevoelen.

In dit werk van bescherming van den werkenden stand kan en moet de gemeente een groot aandeel voor zich opeischen.

Als, het 'waar is, dat de oplossing1 van het sociale vraagstuk de tusschenkomst noodig heeft van meer uitgebreide instellingen, vooral van den Staat, en zelfs voor sommige punten de internationale medewerking vraagt van alle beschaafde landen, van den anderen kant biedt dit vraagstuk ook veel gezichtspunten, die door hun strikt plaatselijk karakter enkel de meer bescheiden

actie van de gemeente inroepen. En al zijn er door den aard der te regelen betrekkingen wetten gekomen, die van het Staatsgezag zijn uitgegaan, het is nuttig' en vaak noodzakelijk, dat de gemeente haar medewerking verleent, opdat die algemeene voorzieningen haar plaatselijke toepassing mogen vinden. Bovendien behoeft het op sociaal gebied zeer gebrekkige werk van iden Staat noodwendig, voor een deel althans, aanvulling door den krachtigen en vastberaden arbeid van de met meer initiatief bedeelde gemeenten. Het gaat hier trouwens over een zoo dringend, zoo ernstig, zoo ingewikkeld vraagstuk, dat voor zijn oplossing elke maatschappelijke macht bereid moet staan, hulp en intellectueelen bijstand

te bieden. >

Als het gaat om het vaderland, als de naam van het vaderland op het spel staat met zijne eer en zijne waardigheid, djan aarzelt niemand. Zoo moet het ook zijn, met de medewerking aan alle sociale hervormingen. Dan ook staat het vaderland op het spel, dan gaat het om de veiligheid zijner kinderen, de eer, den naam', de toekomst, de grootheid, van hun huiselijk leven, de waardigheid

van hunne gezinnen.

Eene eer zal het dan zijn, voor die gemeente, die tracht te staan aan de spits van hen, die de sociale hervormingen mede tot stand brengen en zóó geven het voorbeeld van edelmoedigheid, van rechtvaardigheidszin jegens hen die lijden, en van het echte ware inzicht in de nooden van dezen tijd.

Chr. J. Vrucht.

UIT TIJDSCHRIFTEN.

WELKE OORZAKEN MAKEN DEN GROND IN DE STEDEN DUUR? i) naar Prof. Dr. With. Geruimd, — /.

De heerschende misstanden op het gebied van den volkswoningbouw in Duitschland hadden den Rijksdag ertoe ge bracht den I7en Juni 1913 een besluit te nemen om een oommissie van onderzoek te doen samenstellen, die aan de regeering verslag zou uitbrengen omtrent de gebreken van het bouwwezen, waarin een aanleiding zou gevonden worden om aan gemelde gebreken zoo spoedig mogelijk paal en perk te stellen door het indienen van eenige desbetreffende wetsvoorstellen.

Deze oommissie kwam tot stand op t einde van 1913 en hield verscheidene zittingen, maar door het idtbreken van den oorlog werden verdere verhandelingen geschorst tot November 1915, toen de arbeid weer werd opgenomen. Als grondslag voor het onderzoek der commissie zijn eenige vragen gesteld en werden reenige personem uitgenoodigd om verslagen uit te werken ter voorbereiding van de verhandelingen. Onder deze vragen, die zich bijna alle bewegen op het gebied van stadsgrond, neemt de boven dit opstel staande: „Welke oorzaken maken den grond in de steden duur?" een voorname plaats in. Het is voornamelijk Dr. J. J. Bredt, die zich beijverd heeft deze vraag zoo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden. In hoofdzaak volgen we hier zijn verslag.

Op de eerste plaats merkt Bredt op, dat wanneer er

1) Naar aanleiding van een drietal artikelen van Prof. Dr. Wilhelm Gemünd in het Zeitschrift für Soziaiwissenschaft.