opgevat worden ter goeder trouw; maar waarom riat i men ^n een woord van eene goede intentie, De won fIWec'er iQ de toekomst nnttig kan worden, den sluit Christelijke en maatschappelijke dengonzen a^es *n z'c'1 wat i'1 betrekking staat tot Teel om0th°fng me^ anderen. Dat alles is veel tp testriidiin te ^aan bestrijden, en wij moeten niet °ns heil Wi^ e®ne Soede zijde heeft. Laat ons niet op 2;cl 20®ken in het wegnemen van woorden, die satanisch -Ten .goed zijn. Meri heeft gesproken van onsW ï ,Vlnd daarin iets daemonisch. Laat uit te ,Wade niet doen om het goede daarker 1 v" vportkomen. Ik smeek, zegt spreeaan »n ereeniging, niet eene misdaad te bein dé toekom T°°r^ kestrijden, dat goed kan doen

ctdP8 yoorcjei1 »men heeft van Satanisch i J10 ei*' ^ vind daarin iets daemonisch" vroeof611 ]6rU" °P hetgeen een oogenblik zegd was 6611 Z1jller ambtgenooten ge-

is •*Wh S"nf' waarop wij ons moeten plaatsen duceerd nif »6n en met eene Regeering, gedeomdat zij «i-vIvh staatstheorie, die onchristelijk is, des levens f? met; de eeuwige eischen en wetten Christelijke idetgeDnVer die staatstheorie staat de staatsidee is w i • tegenwoordig overheerschende niet bekeerd , lsch, is principieel valsch, kan er nog kans 'om ni°et vernietigd worden. Bestond ren, dan zou ?-onze school of onzen staat te verandeven, omdat het^ meen.en dat het woord moest blijwanneer hii ?iof e'j11 uitgangspunt kon worden';: maar, .georoken iLh™ , de geheele staatsinrichting moet uit terugtrekt moet men alle krachten daar-

concentreeren 611' u"! 20 op een llieuw standpunt te brengt merlp ' j . ,et chi'istelijk-historisch beginsel als hii inrtrW - staat, en vooral zulk een staat, wijs kan geven In' dfeheel per se 0"rn0^e]ijk onderal ons streven 7ii!, 1e,gegeven omstandigheden moet derwiis mn, ° ,zï-j dat den staat het geven van onkelen Dmrfn W01'de gemaakt; het moet afbrok-

Dierkzaam worden ^t'PfWij' de.ouders opdoet. Ak , bet staatsonderwijs met volverschiinen it v- ,aa^ hl zulk een toestand laten len de onwr, ' een geraamte daar staat, zulD„ onzes ™lks open gaan."

door (W,'''v °PP°sitie van Dr. Beets werd woord- oorzitter in dezer voege beant-

spraak van2^1" ^ de hartstochtelijke toeontroerd mmv 00§?escliatten vriend hem, wel aamt wat Dr Tf ®eenszills overtuigd heeft. Hij begeen scheldwoord^1' S?zegd heeft. Satanisch is hier die zieh in een 's kenteekening der kiem

wikkelt. Een w6U^ Van on&eloof en revolutie ontdaardheid J dn/, ' °°k ia wetenschappelijke betelkens gebruikt ?a®?en als Burke, Stahl, (juizot, aardigheid der V richting zijn wij. De eigenloof ligt bovenal ?Senwooïdige phase van het ongein Staat van V? hierin dat, in sakool, in Kerk, liug» een «/„„■ i ^001'd Christelijk, ter begoochevan misdaad st,™1 ®lsbruik gemaakt wordt. Zoo er (aan dergeliik P 18' handhaaft hij de qualificatie uigwerf gegeven!n,® lnlas?chin? van Christelijk meaemendheid° 7nltri Van n"^onaal misdrijf. Om de uitTerderfeliikpi- var! ^et woord, wordt het des te spiegeling der verband. Om de voor¬

komst moo-nnmogelnkhedea eener verafgelegen toesluiten'; voor 1• 00^ voor actualiteit niet een wnmvi„„ 5 111 het oog. vallende werking van WatT°r»ICT,derf#, voor Land en Kerk. is een i»y.' JluSghen betreft, de plichtmatige strijd 1*Ü onze Vviff2,i geweest. Yóor en na, was en bleef hem zegt ,]n \7^lun toekomstige» vriend, heb ik strijd in rln t 001'zitter, ook te midden van den lino- l'iph \-tweede Kamer genoemd. Zijne afdwaAltiid 7i' "®treurd, nooit zijne bedoeling miskend. bii7nnflot uitstekende verdiensten omtrent het fc.„ , „onderwijs hoog gewaardeerd. Nog dezer m5- ! ui. feest der Normaalschool-, heb ik ze, "jet dankbare ingenomenheid, vermeld. Voor nie; ?l.et voor mijn vriend Beets, begeer ik

in liefdebetuiging voor hetgeen in van der Brugglien Voorbeeldig was, achter te staan.

Na nog een kort woord van - Ds. Öohen taart werd hierop het concept in stemming gebracht, en aangenomen met 53 tegen 9 stemmen, juist het aantal der opponenten.

Met opzicht tot de speech van Dr. Beets constateeren we voorshands slechts dit:

dat hij aan het slot van zijn advies de driedubbele kwalificatie bezio-de, dat het streven waartegen hij oppositie voerde was:

a. daemonisch.

b. naar den stelregel: het kwade doen opdat het goede er uit voortkome.

c. misdadig.

i Y°cgt men daarbij de warme toon, waarop .werd uitgesproken.

•Bedenktmen wier streven deze kwalificatie gold.

Vergeet men eindelijk niet, dat ze gebezigd werd door een man, die leader der irenische richting is, en die om zijn meesterschap over onze taal reeds in het Woordenboek van De Vries en Te Winkel als levende autoriteit geciteerd wordt.

Dan voegt het zeker niemand hem de bedoehng toe te dichten, om zijn broeders die grievende pijn aan te doen, die zij hii die woorden gevoelden.

Maar dan hebben we het volste recht, om m deze warme, nietssparende woorden üe uiting eener zoo diepgewortelde overging te zien, dat men Dr. Beets onrecht

dentïï 'vr\de kwe3tie tot een inciwarïï ^cHüpunt te verlagen, of zijn

rmbtr^-,als een onbewaakte uiting

geten ° J 0Pgewoudenlieid te ver-

moÏTen dïnrn ^ b« zulk «« ™an

moet een diepere oorzaak hebben.

1 e nllTS 7aQ bem eens: »1'homme

plus aimable de la Hollande".

rgete °iet: Het

Christelijke pers.

allereerst le^eo"'SinS van Maart treffen we noemde stud' Van c^e ree(^s vroeger geden stand 'd Tan Kemmler aan, waarin hij zooals die o ', v.0^ maaktheid schildert , "wikkeling, e^W'-, e^n(l der geheele wereldontbet laatste oordeof w ^et (luizen,liarig rijk en ^eid zijn zal T) c^er ver^os^e mensch-

-be & ; bii en toch zoo fris¬

ten eindo' + i ^anvang aangeslagen, wordt 'leelte apnff Yol?eh?uden, en&dit laatste gede vooiai niet minder te denken als

^oeicle vroegere.

<l°el van°eVl ^t1" '3evestiging van het weldadig voortü ' v 'l i e,7US w°iwlercn, ontvangen we

00rsPr0nV 1-, , , van v- d- B- eene hoogst van der,6!? beschouwing van de genezing

Het £ bezetene te Gadara. de schrlivo,SPr0nkei"k0 liSt. vooral hierin, dat zwijnen het I?een^ d0 ^et meer gestorte zelf- Waar^alge^dom waren van den bezetene deze man een t1^' aldus redeneert hij, was

fine dieren met de omliggende

° yoorcJen »men heeft van Satanisch i fro er^! ik vind daarin iets daemonisch" vroeof611 i6ru^ °P hetgeen een oogenblik zegd was 6611 Z1jner ambtgenooten ge-

is : 'wh w!!?pnnf- waarop wij ons moeten plaatsen duceerd ,,i(- „en 'l0611 met eene Begeering, gedeomdat zii «H-hvil staatstheorie, die onchristelijk is, des levens To met; eeuwige eischen en wetten Christelijke ide^n76'! die staatstheorie staat de staatsidee is 5a i • tegenwoordig overheerschende niet bekeerd „1 nisch, is principieel valsch, kan er no£ inn„ ®aar moet vernietigd worden. Bestond

als hii inririóv ■ staat, en vooral zulk een staat, wijs kan geven Tn' r1^eheel se onmogelijk onderat ons streven 7iw. 1e,gegeven omstandigheden moet derwiis «„m»! r-^ a^ (len staat het geven van onkelen Dnvf worde gemaakt; het moet afbrok-

merkzaam worden ' c¥ de..ou(?ers °P'

doet. Ak ' ,t bet staatsonderwijs met vol-

verschiinen rhi v- S ,aa^ ZUHC een toestand laten len de onwr, ' 1 a een geraamte daar staat, zul-

De w V0lks °Pen Saan-"

door dpn'"^' °PP°sitie van Dr. Beets werd woord- oorzitter in dezer voege beant-

spraak vanZ^r v.6®'' dc hartstochtelijke toeontroerd mmv 00§?eschatten vriend hem, wel aamt wat Dr 'lf ®eenszms overtuigd heeft. Hij begeen acheldwoon?^' S?zegd heeft. Satanisch is' hier die zich in een 's kenteekening der kiem

wikkelt. Een w6U^ Van onSeloof en revolutie ontdaardheid J rinn ' 00^ i'1 wetenschappelijke betelkens ge'bruil-t" ?a®?en.als Burke, Stahl, üuizot, aardigheid der V richting zijn wij. De eigenloof ligt bovenal^g?n,wooïdige phase van het ongein Staat Yin V? hierin dat, in scitool, in Kerk, liug, een saf,,-»- ï w°°rd Christelijk, ter begoochevan misdaad sivr-Ti ^^^ruik gemaakt wordt. Zoo er (aan dergeliiW „ ls' handhaaft hij de qualificatie nigwerf gegeven^ «^ssching van Christelijk menemendheid° Van nn^onaal misdrijf. Om de uitverderfeliikev var! ^et woord, wordt het des te spiegeling der verband. Om de voor-

lrnivi-i ^OgTöliikhprlAn oanor TrftVo-Frrnlorrnn fr>o_

Üno- hPk it u VVee e Kamer genoemd. Zijne afdwaAltiid 71" ^treurd, nooit zijne bedoeling miskend. biiznnrW uitstekende verdiensten omtrent het ji,. , „onderwijs hoog gewaardeerd. Nog dezer ïripi ! i l teest der Normaalschool-, heb ik ze, 'et dankbare ingenomenheid, vermeld. Voor nie; !u.et voor mijn vriend Beets, begeer ik

m liefdebetuiging voor hetgeen in van der Brunchen Voorbeeldig was, achter te staan.

Na nog een kort woord van - Ds. Cohen 'taart werd hierop het concept in stemming gebracht, en aangenomen met 53 tegen 9 stemmen, juist het aantal der opponenten.

Met opzicht tot de speech van Dr. Beets constateeren we voorshands slechts dit:

dat hij aan het slot van zijn advies de driedubbele kwalificatie bezio-de, dat het streven waartegen hij oppositie voerde was:

a. daemonisch.

b. naar den stelregel: het kwade doen opdat het goede er uit voortkome.

c. misdadig.

Voegt men daarbij de warme toon, waarop lt werd uitgesproken.

•Bedenktmen wier streven deze kwalificatie gold.

Vergeet men eindelijk niet, dat ze gebezigd werd door een man, die leader der irenische richting is, en die om zijn meesterschap over onze taal reeds in het Woordenboek van De Vries en Te Winkel als levende autoriteit geciteerd wordt.

Dan voegt het zeker niemand hem de bedoeling toe te dichten, om zijn broeders die grievende pijn aan te doen, die zij bii die woorden gevoelden.

Maar dan hebben we het volste recht, om m deze warme, nietssparende woorden üe uiting eener zoo diepgewortelde overging te zien, dat men Dr. Beets onrecht

deLT \r\de kwe3tie tot een inciwarSI ^cbüpunt te verlagen, of zijn warnite van taal ais een onbewaakte uitins

geten. J °Pgewo^enheid te

Neen, zulk fifm fal 1, .1 1

moet een diepere oorzaak Ken Esqmros schreef van hem eens: plus aimable de la Hollande".

,r u vergere niet: Het zoo sprak.

Heidenen verrijkte. Maar de duivel der geldgierigheid, die in zijn liart had post gevat, in vereeniging met de gewetenswroegingen, die hij leed, omdat hij zijn rijkdom aan den handel in bij de Wet verbodene dieren te danken had, was oorzaak dat een legioen booze geesten in zijn binnenste was ingeslopen. Toen nu de démonen na zijne genezing begrepen, dat hun prooi hun voor goed ontrukt was, wilden zij hem toch nog, echt satanisch, zooveel mogelijk van zijne bezitting berooven. Vandaar hunne vreemdsoortige bede om in de zwijnen te mogen varen. Tevens zou hierdoor het bezwaar zijn opgelost, dat van ongeloovige zijde zoo dikwerf tegen dit verhaal is ingebracht, hoe het namelijk met het vlekkeloos en heilig karakter van Jezus overeen te brengen is, dat Hij op de bede van een onreinen geest toestaat, dat geheel doelloos zulk eene groote schade geleden worde. Door het toestaan van de bede der geesten zou Jezus dan de ziel van den ongelukkige hebben willen redden, gelijk Hij eerst diens lichaam had genezen. En daartoe moest Hij hem juist datgene ontnemen, wat hem ten val geworden was en, zonder Jezus tnsschenkomst, ten verderve zou gevoerd hebben. De diepe les, die uit deze daad des Heeren spreekt, zou dan deze zijn: wat schaadt het een mensch, al verliest hij al wat hij in de wereld lieeft, wanneer zijne

ziel wordt benoucien:' nm ae man cue nier zijn ganschen eigendom voor zijne oogen ziet verdrinken, en na het doorstaan van deze harde proef het kloek en edel besluit neemt om Jezus

te volgen, zou in onze schatting vrij wathooger moeten aangeschreven staan dan de rijke jongeling, die bij het uitzicht op het verlies van al zijne goederen treurig heenging. Wij zouden tegen deze opvatting van het verhaal slechts ééne bedenking hebben, en wel dat een onbevangene lezing van den tekst vooral van Markus , naar ons gevoelen het vermoeden doet ontstaan , dat het verzoek der Gadarenen aan den Heer om hunne landpalen te verlaten, juist liet gevolg van een door de geledene schade bij hen gewekten onwil was, en dat bijgevolg niet de bezetene , of althans niet hij alleen, maar zij de eigenaars der kudde waren. Doch zonder een bepaald oordeel over het voorgedragen gevoelen uit te spreken, willen we gaarne erkennen dat do oplossing van het bezwaar misschien alleen in den door den Schrijver ingeslagen weg moet worden gezocht. In ieder geval zullen we wel mogen verklaren, dat studies als deze" ons verder brengen in het vereffenen van de moeilijkheden in de evangelische geschiedverhalen. En mocht er iemand zijn, die een betere oplossing weet dan de hier gegevene, dat hij spreke.

Ds. van Rhijn noemt onderscheidene nieuwe stemmen op, in den jongsten tijd, behalve de zijne, uit verschillende richtingen in ons vaderland — ééne o. a. van Roomsche zijde — ter verdediging der doodstraf opgegaan. Het is een geruststellende gedachte, dat van den theoloog Paulus af, de Kerkvaders, de Hervormers, de beste Godgeleerden en de grootste Juristen, van Grotius tot op Stahl, geheel do positief christelijke richting in één woord, op eene enkele uitzondering na, op dit punt eenstemmig tegenover do moderne», negeerende staat en gestaan heeft. Trouwens de zucht der laatste om de doodstraf' te zien afgeschaft, is niets meer dan eene consequentie van haar systeem. Hoe meer het duidelijk wordt, dat het in den grond eene »religieuse quaestie" is, waarmêe wie hier te doen hebben, des te meer komt ook het recht en de plicht der godgeleerden en christelijke rechtsgeleerden aan het licht, om haar in al haar diepte te peilen en de eenig ware oplossing tegemoet te voeren. Zij alleen zijn daartoe in staat. De geest des tijds die het feit der zonde wegredeneert en daarom geen plaats voor het denkbeeld van schuld en verantwoordelijkheid heeft, is natuurlijk ook geheel onmachtig om iets te begrijpen van de noodzakelijkheid, de rechtvaardigheid en de heiligheid der straf. Het voorstel om de doodstraf af te schaffen is daarom een nieuw bewijs voor de oppervlakkigheid en het onwijsgeerige der moderne richting.

_ In ons vorig overzicht maakten we geen melding van het stuk van Ds. Tinholt, in de Stemmen voor Waarheid en Vrede, over de Synodale Organisatie. De reden daarvan was, dat in het door ons gebruikte exemplaar de eérste bladen dubbel ingevoegd en de volgende uitgelaten waren, zoodat we slechts van het slot van zijn schrijven kennis hadden kunnen

nemen. We decien tnans mee, uai op aat belangrijk stuk later opzettelijk zal worden geantwoord.

Naar aanleiding van eene ongepaste uitdrukking, een onzer onlangs in een onbewaakt oogenblik ontvallen, doet het Nieuwe Vaderland sche Courantje een dringende opwekking tot hereeniging hooren van hen, die dezelfde belijdenis omhelzen, maar door verschil van kerkgeuootschappelijk standpunt zijn gescheiden. Wij zouden juist niet alle hier gebezigde argumenten willen onderschrijven, doch dit neemt niet weg dat we de hoofdgedachte van dit schrijven van ganscher harte beamen. Er is eetprobleem in onze kerkelijke wereld, dat men slechts nu en dan als ter loops hoort noemen, en dat'maar weinigen ernstig en moedig onder de oogen durven zien. Het luidt aldus: Hoe worden de Afgescheidenen, feitelijk door een gewichtig maar alleen formeel beginsel van de Hervormden gescheiden, behoudens dat beginsel weder met hen vereenigd? Dit beginsel, aan welks handhaving de »Afgescheidenen" — duidelijkheidshalve gebruiken we hier den ouden naam — hun oorsprong danken; dat zij met do hulpe Gods thans meer dan 30 jaren met eere in ons land vertegenwoordigd hebben en dat eindelijk ook bij de oude eerbiedwaarde Moeder geopende ooren schijnt te vinden — is, gelijk men weet, de vrijheid der Kerk. Christus het eenig Hoofd der Gemeente; geen staatsinmenging of staatstoezicht of staatsondersteuning in de Kerk te dulden, het is de schoone leus die zij niet slechts vrij en open in hun vaandel moeten laten wapperen , maar ook in de praktijk zuiver moeten bewaren. Het is het levensbeginsel hunner kerk, dat zij om lief poch leed vèrzaken of verkrachten mogen. Dit is ééne waarheid. Doch hiertegenover , hiernaast staan andere evenzeer gewichtige waarheden. Allereerst dat scheiding, hoe dringend dikwerf door de consciëntie geboden, hoe Godegevallig ook, npoit alleen de eischen des levens vervullen kan, dat vooral om vereeniging, verbinding, samenwerking vraagt. Dat het door de Schrift aangewezen ideaal de eenheid der geloo-

Ivigen is, en scheiding, op grond daarvan,

een noodzakelijk pijnlijk proces moet geacht worden, dat slechts een tijdelijke roeping te vervullen heeft. Voeg daarbij dat er een band van bloedverwantschap tusschen Moeder en Dochter blijft bestaan, die nooit geheel verslijt. Dat het geïsoleerd zijn van de vele, machtige geestesstromingen waarin het leven bij de Moeder zijn vollen, rijken inhoud uitgiet; en van het verleden met zijn roemzuchtige tradi¬

ties, zijn wetenschappelijke bronnen en klassieke

vormen , waarvan het heden de nog rijpe vruchten plukt, den wasdom der Dochter op den duur beduidend zou kunnen schaden. En eindelijk dat het missen van een groot deel deibeste levenssappen uit hare aderen, het welzijn der Moeder zeer nadeelig zou kunnen worden in een tijd als den onzen, waarin het instinct van het zelfbehoud -haar alle bruikbare krachten met jaloersche liefde moet doen zoeken en tot zich trekken. Dit alles nu samengenomen doet bij sommige ernstig denkende leden van beide kerken de vraag rijzen, of de tegenwoordige scheiding op den duur wel houdbaar is en niet door iets beters zou kunnen worden vervangen. Men zou, ter bereiking van dit doel, kunnen zeggen: laat de Hervormde Kerk tot de Afgescheidene spreken: »kom als lichaam tot mij over. Waarom zoudt ge langer alleen staan? Laat u bij mij inliiven." En zeker zou

dit de gemakkelijkste en de kortste weg zijn ter oplossing van ons vraagstuk. Doch het behoeft nauwelijks betoog, dat dit van den kant der Afgescheidenen met de opoffering van een beginsel, van een door den Heer der kerk hun toebetrouwd pand gepaard zou gaan, waarmee de kerk niet kan marchandeëren zonder zonde tegen Hem en schade voor zich zelve. Een dergelijke stap zou dan ook geen wezenlijke oplossing, maar een gewelddadige opheffing van het probleem moeten heeten, want toenadering die door een voorbarig, onzielkuiidig overspringen van de scheidende klove verkregen wordt, is geen toenadering, is slechts hare zondige carricatuur. Dit staat dus vast: hoe wenschelijk de hereeniging ook moge zijn én hoe dringend de tijdsomstandigheden haar hoe langs zoo meer zullen vragen, de Afgescheidenen mogen er eerst dan in toestemmen, wanneer zij met volle krijgsmanseer hun eenzamen post kunnen verlaten, of wanneer zij, zonder beeldspraak gezegd, hun groot en edel beginsel onverminkt en onverkort met zich kunnen medenemen in de dan van alle Staatsoverhèersching vrije Nederlandsche Hervormde Kerk. Vraat men ons welke de beste weg is om tot dit doel te geraken , dan erkennen we gaarne, dat die vraag lichter te doen dan te beantwoorden is. Het zou de moeite waard zijn, dat onze kerkelijke sommitoiten van weerszijden haar eens een voor¬

werp van opzettelijke bestudeering en gedachtewisseling maakten. Maar zoolang zij zich doet wachten, mogen we toch wel aandringen op wat ons voorkomt, de allereerste stap tot het begeerde doel te zijn: wederzijdsche erkenning van het goede, dat aan weörszijden wordt gevonden. Geen 'verdachtmaking of kleinachting meer van elkanders streven, als men toch niet loochenen wil of durft, dat het doel van dat streven edel en goed is. Geen zelfverheffing, indien men in eenig punt een betrekkelijke zuiverheid of volmaaktheid meent bereikt te hebben, waarin de ander misschien nog achterlijk is gebleven. Geen kleingeestige schermutseling over bijzaken, wanneer men het, goed bezien, in hoofdzaken eens is. Geen broederoorlog binnen de veste vooral, wanneer Hannibal voor de poort is en de muren gaat rammeien. Indien men slechts eerst den onafwijsbaren eisch deichristelijke liefde tot het zoeken en bewaren der eenheid, krachtig liet doordringen tot zijn hart. Indien men zich slechts wilde bekennen, dat de tegenwoordige toestand oen wezenlijke hinderpaal is voor de naleving van dien eisch. Indien men slechts het groote beginsel, dat we noemden, onder de oogen wilde zien en het aangrijpen en er meê worstelen, totdat men er meê »in het reine" was; en voorts de overtuiging bij zich liet post vatten, dat elke dag van noodeloos uitstel der hereeniging

schade is voor de kerk en winst voor haar vijand — men zou misschien spoedig verbaasd staan, dat de »onoverkomelijke" hinderpalen zoo overkomelijk bleken te zijn. En als dan de beide kerken onder het wegruimen der staketsels een poos vriendschappelijk naast elkander hadden gegaan, dan zouden we eindelijk, bij het vallen van den laatsten scheidsmuur de vreugde hebben, haar elkander in de armen te zien vallen, als twee zusterstroomen die midden op hunnen weg inéén vloeien, en voorts hunne wateren in dezelfde bedding voortstuwen naar denzelfden oceaan. — Juist deze week doet Ds. Nonhebei van Middelburg, het voorstel in het Kerkelijk Weekblad om, ter voorziening in den nood van zoovele vacante gemeenten in de Hervormde kerk, predikanten uit de Afgescheidene kerk te beroepen , zonder van hen het wetenschappelijk examen te vorderen, dat men van eigen candidaten eischt. Tegen dit voorstel hebben we dit bezwaar, dat het eigenlijk slechts een expodient, een maatregel uit nood is en daarom nooit tot een pricipiëele behandeling der quaestie zou kunnen voeren. Behalve nog de groote vraag , of de Afgescheidene predikanten in de Hervormde kerk, zoo als ze thans is, zouden kunnen overgaan, zonder hun beginsel te compromitteeren. Toch ligt er in de bedoeling van Ds. N. een kiem van waardeering en toenadering, die weldadig aandoet en belooft voor de toekomst. Moge liet denkbeeld, dat we uitspraken, nu weldra vele bekwame pennen in beslag nemen en vele geopende ooren en harten vinden. Ons doel met deze wel wat breede uitweiding was slechts iets te doen om een zaak, die naar onze overtuiging van liet hoogste gewicht is voor de toekomst der kerk in ons land, voor de vergetelheid te behoeden. Misschien is de dag der bevrediging van ons verlangen nog ver, en zal men het onder de »vrome wenschen" van den dag eene eervolle •—. begrafenis niet willen weigeren. Doch o>ik tegen die proef .zal het, als er iets goeds in is, bestand zijn. Goede denkbeelden overleven de plechtige maar ontijdige uitvaart, die men z0 had toegedacht, en beginnen dan met onverzwakten moed hunne wandeling op nieuw door de wereld. Onze tijd gaat van groote dingen zwanger. Wie weet ? misschien draagt hij ook de oplossing van dit probleem in zijnen schoot. Wij zullen het afwachten. Aan het bestaan van dit probleem te herinneren, de mogelijkheid van zijn deugdelijke oplossing staande te houden, en, in vereeniging mot allen, die daaraan hunne krachten willen wijden, het onze te doen om die te helpen bespoedigen — het zal een deel van onzen liefsten arbeid uitmaken. En God moge dien zegenen.

Omtrent de hernieuwde oprichting eener Christelijke school aan den Helder vernemen we nog nader uit het Nieuwe Vaderlandsclie ('ourautje,

dat het vooruitzicht vooralsnog donker blijft, vooral omdat de Gemeenteraad, gesteund dooide belofte van den Minister, van de wederinvoering der schoolgeld heffing niet hooren wil. Men onderzoekt thans of er rechtsgronden zijn waarop men handelend tegen den Gemeenteraad zou kunnen optreden. Het blijkt dus waar, dat men aan den Helder, onder de schoone leus van kosteloos onderwijs, de bij de Grondwet gewaarborgde vrijheid van onderwijs ondermijnt.

De lloo» des Vaderlands bevat allereerst, van

wege de Vereeniging voor Christelijlc-Nationaal Schoolonderwijs, de voorstellen die op de a. s. Algemeene Vergadering te Utrecht, D. V. 11 Mei, ter tafel zullen komen. Aangezien men over het meerendeel dezer punten een zeer geanimeerde discussie mag verwachten , belooft die Vergadering niet minder belangrijk en leerzaam te zijn dan eenige vroegere. Een talrijke opkomst van de vrienden van het Christelijk onderwijs zal daarom wenschelijk zijn.

De Redactie bespreekt voorts Art. 3 uit het

Wetsontwerp van Junius, waarin hij den weg opent tot het verleenen van subsidie aan vrije scholen. Zij kan zich met zijne formuleering wel vereenigen, vooral ook omdat hij die subsidie niet verplicht maakt. Dat toch zou ten gevolge hebben, dat de vrije school maar al te vaak niet uit diep gevoelde behoefte te voorschijn zou treden, maar ter wille van de te verkrijgen subsidie. Hierbij echter houde men in 't oog, dat dit voorstel van Junius in zich sluit eene schoolinrichting, geheel naar lokale omstandigheden en behoeften, zóó dat de vrije school de kosten van eene staatsschool uitwint en hare subsidieëring de belastingschuldigen ten goede komt. Nadrukkelijk wordt er in dit schrijven op gewezen, dat men bij de invoering der tegenwoordige wet door overbodige vrees gedreven werd voor het verleenen van Staatsondersteuning aan sectescholen, en dat men ten gevolge daarvan' juist er toe kwam, om alle door. de overheid opgerichte scholen tot sectescholen te maken, wel niet van een ziekelijk of overdreven orthodoxisme, maar van

een dor, droog deïsme en van den modernen natuurdienst. Een gevaarlijker dwaling, geen meer sectarisch begrip toch, dan dat men, gelijk de wet wil, Christelijke deugden zou kunnen inprenten, zonder het noemen van de feiten, waarop het Christendom steunt. Voorts wijst de Redactie op de schreiende onrechtvaardigheid hierin gelegen, dat de burger, die nu aan het vrije onderwijs de voorkeur geeft, en

in verre de meeste gevallen tot de mindere klassen behoort, eerst den door hem gebruikten meester moet bekostigen en vervolgens dien van zijn meerdere, opdat diens kinderen goedkoop of misschien wel kosteloos onderwijs mogen genieten. Wel mag men met haar vragen, wanneer onze wetgevers hun »hardnekkig" lar n i en t e. verbreken zullen, om naar een recht¬

vaardiger en immers nog nooit onuitvoerbaar geblekene praktijk althans eens een onderzoek in te stellen.

Het Kerkelijk Weekblad neemt een stuk over uit de Goudasc/ie Courant. Daarin wordt geklaagd, dat de kerkeraad der Hervormde Gemeente aldaar, aan wien deze, bij de uitvoering van Art. 23, het recht ter verkiezing van predikanten en kerkeraadsleden bij stemming » vrijwillig(?)" gelaten heeft, in de door hem gemaakte nominaties plaats voor alle richtingen heeft, behalve voor de rechtzinnige. De Redactie maakt tegenover den schrijver, die vraagt of-dan niet alle richtingen, en dus ook de rechtzinnige, recht hebben zich op den kansel vertegenwoordigd te zien, de juiste aanmerking, dat alleen die richting dat recht heeft, welke in de beljjdenis der kerk is omschreven. Doch het is niet hierop, dat we wilden wijzen. We wilden alleen vragen, welk een chaotische toestand het toch zijn moet, die de orthodoxen, de eenig rechthebbenden in de kerk, willen zij zich niet geheel door hunne overheerschers zien weggedrongen, dwingt om zich tegenover hen van het argument der gelijkheid te°bedienen , en zich alzoo op ééne lijn te plaatsen met de dwaling. Niet om aan een onchristelijk leedvermaak voedsel te geven, maar opdat het zedelijk rechtsgevoel door de langdurige aanraking met het kwaad niet verstompe, gelooven wij, dat het goed en plicht is, den onhoudbaren toestand telkens weder in het volle licht te plaatsen. Wie de kerk der vaderen nog liefheeft, zal er door opgewekt worden om medelijden te hebben met haar gruis, en geen middel onbeproefd te laten ter genezing harer kwalen.

In de Bazuin en de Wekstem geeft Ds. Wielenga zijne bevreemding te kennen over de verklaring van den Hervormden Kerkeraad van Amsterdam, »thans voor het meerendeel orthodox," dat het hem, den Kerkeraad, niet vrij staat op eenigerl^i wijze opzicht of tucht uit te oefenen over een zijner leden. Het Kerkelijk Weekblad beweert, dat men in deze uitdrukking niets anders lezen moet dan de verklaring dat, volgens een vigeerend reglement, een lcerkeraadslid niet door zijne medeleden , maar alleen door een liooger kerkbestuur kan worden gecensureerd. Nog anderen hebben haar zoo opgevat, alsof de kerkeraad er alleen door te kennen wilde geven, dat hij, zoolang de verschillende richtingen gelijk recht hebben in de kerk, billijkheidshalve noch over de eene noch over de andere het vonnis der veroordeeling kan spreken. Wenschelijk ware het daarom, dat de kerkeraad zelf, de .eenige die over de bedoeling zijner eigene woorden beslissen kan, een duidelijke, voor geen tweeërlei uitlegging vatbare toelichting gaf, van de uitdrukking in quaestie. Zij zegt nu te veel of niet genoeg.

De Wekstem bevat het bij wijze van inleiding ter openbare bespreking in eene kies vereeniging te Alphen medegedeelde over het Schoolverbond in verband met de schoolwet. Op duidelijke, voor het groote publiek bevattelijke wijze wordt daarin het aangegeven onderwerp behandeld en op het gewicht er van voor alle burgers onzes lands gewezen. Wenschelijk ware het, dat de kiesvereenigingen van onze richting in de kleinere plaatsen van ons land meer algemeen werden , en dat men daar, bij het bespreken van de hangende quaesties, steeds zorgde voor een voorafgaande populaire en dus voor allen verstaanbare uiteenzetting der zaken, en vervolgens voor eene discussie, waaraan niet maar enkele woordvoerders, maar zooveel sprekers mogelijk deelnamen. Menigeen is doof voor de eischen des tijds, om de eenvoudige reden, dat men nooit gepoogd heeft de sluimerende vatbaarheid, om ze te begrijpen, bij hem te wekken. Maar oft een krachtig, ernstig, duidelijk woord, uit overtuiging geboren

en met geestdrift gesproken, niet veel op hem zou vermogen — is eene vraag, die men het best beantwoordt door het te beproeven.

Belangrijk zijn de mededeelingen van de heeren Gips en Wolbers over den Evangeliesatie-arbeid, op sommige plaatsen van ons land ondernomen onder de militairen. De soldaat is een persoonlijkheid in onze maatschappij, die men zich gewoonlijk weinig aantrekt, en die toch in ruime mate de belangstelling en de achting verdient van Christenen, die Oranje en Nederland liefhebben. Wil men den jongen recruut, op eens uit de dikwerf godvruchtige omgeving van het ouderlijk huis in de verleidende sfeer van het ka¬

zerneleven verplaatst, een dienst doen? Men richte dan lokalen ten zijnen behoeve op , als dat te Utrecht door den heer Wolbers beschreven, waar hij iets goeds hooren en tevens zich «tehuis," zich onder zijne vrienden kan gevoelen. Zoolang het verkeerde stelsel der staande legers en de onbillijke conscriptie van kracht blijven, is het wel het minste, dat we voor onze toekomstige dapperen kunnen doen. Een weinig geld en veel liefde zal de taak gemakkelijk maken.

16 Maart 1870.

Belangrijk adres.

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, i)

Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge teekenden, vertegenwoordigers deiHervormde gemeente Wassenaar,

dat zij kennis hebben genomen van een aanhangig wetsontwerp, waarin het beginsel heerscht: afschaffing vun de doodstraf, ook zelfs voor het misdrijf van moord-, dat dit beginsel niet alleen is van diep ingrijpend maatschappelijk belang, maar veel meer dan de oppervlakkigheid vermoedt, ons allerheiligst geloof van nabij raakt, ja eene kwestie betreft, die alleen op godsdienstig gebied afdoende kan worden beslecht,

dat zij daarom protest moeten aanteekenen tegen de elders reeds gemaakte, ons kond gewordene exceptie van niet-ontvankelijkheid.

Wetgevende Heeren! Juist om des gewetenswil wenschen wij aan Caesar te geven wat des Caesars is, gelijk Gode wat Godes is; maar bij deze exceptie ligt eene wereldbeschouwing ten grondslag, die den levenden God en Zijne ordeningen uit staat en overheid, uit wetgeving en maatschappij verbant en Hem tot de binnenkamer beperkt, waaruit zelfs geen Nero of Alba, ja géén menschenmagt ter wereld Hem ooit konden weeren.

Tot die ordeningen nu behoort naar onze diepste, welbevestigde overtuiging wat Genesis 9 : 6 en Rom. 13: 4 geschreven staat, waarin de Christenheid van alle tijden tot op deze eeuw heeft gelezen, dat de overheid regt heeft en pligt, om den moordenaar met den dood te straffen.

De tegenovergestelde beschouwing yloeit voort uit de valsche theorie eener onchristelijke wijsbegeerte (Rousseau), en loopt in de praktijk uit

op maatschappelijke verwarring en ellende, zoo als geschiedenis en ervaring handtastelijk leeren.

Daarom moeten wij om des gewetens wil, om Gods wil opkomen tegen het genoemde ongoddelijk beginsel tot algeheele afschaffing der doodstraf. Wij kunnen er bijvoegen: zelfs ook om des moordenaars wil, wiens ontwaakt geweten den dood eischt voor zijne bloedschuld, terwijl er voor hem een weg tot genade bij God in een volgend leven is geopenbaard. Aan anderen blijve liet overgelaten om die straf te handhaven ter wille van weêrlooze grijsaards, vrouwen en kinderen, ja van alle regtschapen onderdanen. Want teregt is van bevoegde zijde opgemerkt, dat de theorie, die wij bestrijden,»het breede zwaard der geregtigheid, door God der overheid toebetrouwd, in veelheid van messen en dolken versmeed, in handen van boosdoeners doet overgaan, die nu geen straf meer vreezen."

Een en ander is breedvoeriger aangetoond en gemotiveerd in de verhandeling van den eerstondergeteekende: i>de doodstraf verdedigddie hij de eer heeft in dubbel exemplaar aan de

kamer aan te bieden.

Om deze redenen verzoeken wij eerbiedig onze wetgevende magt om het beginsel van dit wetsontwerp, ter afschaffing der doodstraf niet aan te nemen.

Wassenaar, Hetwelk doende,

12 Maart 1870. De Kerkeraad voornoemd: L. J. van Rhijn, Vre.d. J. J. Rotteveel, Ouderling. J. Reinders , »

C. Mans velt, »

C. Bos, Diaken.

L. J. Rotteveel, j> A. M. de Lamaab, »

1) Dit adres wordt hiermede aan de Heraut ter plaatsing aangeboden, in hope op navolging, natuurlijk in vrijen, zelfstandigen trant, door kerkeraden, godsdienstige ligchamen en personen. Want de doodstrafkwestie is inderdaad eene religieuse kwestie, die alleen op godsdienstig gebied afdoende kan worden beslecht. Het Christelijk of anti-christelijk beginsel ligt op den bodem er van. Wat in den diepsten grond de zaak beslist, is.of wij leerlingen willen zijn van den deïstischen, sentimenteelen, onheiligen Rousseau, wiens logisch-consequente leerling Rolespierre was — dan wel leerlingen van den heiligen Jezus, die voor onze zonden stiel'! ter betooning van Gods regtvaardigheid (Rom. o : 25). Reeds begint het Christelijk volksbewustzijn in Noord-Duitschland te ontwaken en zich op godsdienstige gronden tegen de afschaffing der doodstraf te verzetten; zie de Haarlemmer Courant van heden en zijn uittreksel uit de liberale Weser-Zeitung. Ik mag toch vertrouwen, dat het Nederlandsche volk, dat woont op een van martelaarsbloed gedrenkten grond, niet onchristelijker is dan het volk van Noord-Duitschland.

W. 14 Maart 1870. L. J. van Rhijn.

School.

Christclijk-Nationaal Schoolonderwijs.

Vrijdag-avond werd in het kerkgebouw deiHersteld Evangelisch-Luthersche Gemeente alhier eene bijeenkomst gehouden, die wij veel talrijker bezocht gewensebt hadden. Zij toch gold het Christelijlc-Nationaal schoolonderwijs, en welke zaak is zoo belangrijk voor de toekomst van het vaderland, zoo gewigtig voor het hart der ouders bovenal, als het onderwijs hunner kinderen? In den aanvang dezer week werd de laatste paal voor de fondeering der Zuiderzeesluizen van het Noordzee-kanaal in triomf in onze stad rondgedragen, en dit bragt duizenden menschen op de been. Nu willen wij niet afdingen van het gewigt dezer gebeurtenis, noch van het hooge belang van genoemden in aanleg zijnden waterweg voor Amsterdams stoffelijke welvaart. Maar, dit is een paal loven water, dat het Christelijk onderwijs onzer kinderen alle schatten van den koophandel zoover te boven gaat als de hemel hooger is dan de aarde.