De moeilijkheid om de Volksvertegenwoordiging tot een zuivere afspiegeling aller bestaande richtingen te maken, is dus door dit stelsel in beginsel opgelost. En dat juist hebben we noodig om aan den partijstrijd te ontkomen, en de worsteling over te brengen op het eenig zuiver terrein der beginselen.

^ Eerst dan wanneer elke richting in de Kamer aanwezig is en elke minderheid zich daar kan doen gelden , kan er een einde komen aan de onzedelijke heerschappij der meerderheid, die slechts doet wat haar zelve behaagt.

Eerst dan is er ruimte voor de in het volksleven gistende tegenstrydige beginselen, om zich in al hun kracht te ontplooien en met elkaar te worstelen om de overwinning.

De kracht van elke richting ligt in haar beginsel. Daarmee leeft ze en sterft ze. Heeft dat beginsel de kracht niet om de botsing met zijn antipode door te staan, dan is het ook tijd voor de richting-zelve om van het staatstooneel te verdwijnen.

Is echter zonder dien schok de deugdelijkheid van elk beginsel twijfelachtig en is het dus voor elke partij, die beweert een beginsel te hebben, wenschelijk de kracht er van op dat van haar tegenstander te beproeven, dan is ook alleen dat kiesstelsel bruikbaar en wettig, dat aan elk, niet tegen de openb are zedelijkheid strijdend, beginsel, recht en plaats gunt in de Vertegenwoordiging des volks en de gelegenheid geeft tot overwinning.

Ieder ander moet dan onverwijld en zonder verschooning door dat betere worden vervangen.

Aanvankelijk hadden wij het voornemen, thans niet verder over dit onderwerp uit te weiden. Op dringende uitnoodiging echter, plaatsen we gaarne het artikel over ons kiesstelsel, reeds in 1869 door ons in dit blad geleverd, eerlang op nieuw.

Berichten.

Algemeen Overzicht.

s

Versailles en Parijs, Thiers en de Commune, staan nog altijd strijdvaardig tegenover elkander. De val van het Schrikbewind wordt vertraagd door de onloochenbare voordeelen, die de muiters in de laatste dagen op de geregelde troepen behaalden, want inwendig verzwakt bet eiken dag meer. De berichten van het slagveld om Parijs zijn echter zoo tegenstrijdig en tevens zoo onbetrouwbaar, dat het moeilijk is te zeggen, wie wint en wie verliest. De Kreuz-Zeitung resumeert den toestand aldus: »Parijs is nauw ingesloten; de Communisten doen uitvallen, die, licht begrijpelijk, overal slagen, omdat daarbij de overmacht zich steeds op één enkel punt werpt. In het naastvolgend Oogenblik telegrafeeren dan de Rooden: Overwinning! overwinning! maar verzwijgen met inderdaad roerende standvastigheid, dat de overwinnaars, zoodra de overvallenen zich weder hersteld hebben, teruggeworpen werden, ■fhiers van zijne zijde ontkent, dat de aanval zyner troepen op sommige punten mislukt is en wil ook niet gaarne toestemmen, dat de Rooden bij den eersten aanloop werkelijk terrein gewonnen hebben. Niettegenstaande al deze tegenspraak in de berichten blijft echter 'arijs van alle kanten ingesloten en de onmogelijkheid eener verzoening komt eiken dag klaarder aan het licht." Aan het hoofd der Commune-troepen staan thans Cluseret en Dombrowski, beide soldaten van beroep en fortuin, waarvan de eerste zijn sporen in den Amerikaansclien oorlog en onder Garibaldi, de tweede in den jongsten opstand van 1'olen heeft verdiend. Geen van beiden schijnt van militair talent ontbloot, maar blijkbaar is het ook in de keus van deze jnannen weer, dat de meeste helden der Revolutie geen vaderland hebben en overal te vinden zijn, waar een totale omkeering van wet en orde ook het verschil van nationaliteit in ue eenvormigheid der » wereldrepubliek" heeft .oen opgaan. Nationaliteitszin en revolutiegeest zUn steeds onverzoenlijke polen geweest.

Intusschen zijn er ernstige pogingen aangekend tot toenadering. De zoogenaamde republikeinsche Lige heeft, met oogluiking der Commune en half buiten haar om, door afgevaardigden te Versailles met Thiers onderhandeld en als grondslagen voor een vergelijk de volgende voorwaarden gesteld: instandhouding der republiek, handhaving der municipale rechten en vrijheden van Parijs, bewaking der stad uitsluitend door de nationale garde. Thiers van z!)ne zijde eischte als onvermijdelijke voorWaarde: dadelijke onderwerping van Parijs, terWijl wel de misleiden verschoonend behandeld, niaar de »moordenaars" streng gestraft zouden Worden. Het schijnt dat de onderhandelingen vooral op deze voorwaarde zijn afgestuit, althans de Communisten te Parijs beweren, dat de reis naar Versailles vrij doelloos is gebleken. Ook was dit gevolg te voorzien, in zoo ver noch de Lige eenig mandaat van de Commune, noch Thiers eenigen last van de Nationale Vergadering had tot afdoende ouderhandelingen. Latere berichten spreken van meer verzoenende voorWaarden door Thiers gesteld, waarbij alles wat met billijkheid aan Parijs kan worden toegestaan, vergund en alleen geweigerd wordt, om het voor goed van alle militaire bezetting te ontslaan. Wat hieruit worden moge: elke poging tot een vreedzame oplossing van het conflikt van de zijde der Regeering, komt ons onvruchtbaar voor en een verzwakking van haar eigen standpunt. Met mannen die zich zelf buiten recht en wet stellen, onderhandelt men niet, zonder medeplichtig te worden aan hun euvelen.

. De Commune zelve toch gaat steeds voort in het wettelooze spoor, dat zij tot nu toe betrad. Een harer jongste daden was het onteigenen van de door de eigenaars verlaten werkplaatsen, ten behoeve der werklieden, die daar arbeid moeten vinden, terwijl zij eene jury benoemde om, bij de terugkomst der patroons hun die schadeloosstelling toete wijzen, die haar daarvoor goeddunken zal. Altijd dus de oude leer van Proudhon, dat eigendom diefstal is, wier niet verwijderde consequenties het verdeelen der goederen van allen onder allen, de opheffing van het huwelijk, de ontbinding van het huisgezin en do totale emancipatie van het

vleesch zijn. Inderdaad, de Revolutie is een vreeselijke macht, maar toch, bij al de huivering en ontzetting die zij aanjaagt, gelijk trouwens elke zonde in haar wezen, vermoeiend eentoonig.

De Rijksdag hieid zich bezig met de regeling der handels-pölitische aangelegenheden van den Elzas en Lotharingen. Door een beschikking der Fransche Regeering, kunnen de industriëelen van den Elzas thans, tot aan het definitieve sluiten van den vrede, hunne produkten tolvrij in Frankrijk invoeren, zoodat hunne dringendste bezwaren voorloopig opgeheven zijn.

De door Döllinger en Friedrichs gevoerde oppositie tegen de onfeilbaarheidsverklaring van den Paus, doet in Beijeren een heftigen klerikalen strijd ontbranden. De Koning steunt den protesteerenden Hoogleeraar, maar aan de andere zijde ontbreekt het hem niet aan felle tegenkanting en weerspraak van de zijde der geestelijken. De liberale bladen nemen uit deze kwestie aanleiding, om aan te dringen op algeheele scheiding van Kerk en Staat.

Beijeren dat, gelijk men weet, er een oogenblik aan gedacht heeft om, ter vergoeding van zijn vele opofferingen in den oorlog, het in den strijd veroverd distrikt Weissenburg voor zich te vragen, heeft thans geheel van dien eisch afgezien, om de pas tot stand gekomen éénheid van Duitschland niet in gevaar te brengen.

In Rome schijnt de Italiaansche Regeering niet zoo spoedig te kunnen wortelen, als men aanvankelijk verwachtte. Volgens Parlementsbesluit moet het hof binnen twee maanden zijnen zetel derwaarts verleggen, maar of dat besluit zal kunnen worden uitgevoerd, is, den toestand wel in aanmerking genomen, voor het minst nog twijfelachtig.

Buitenland.

Beijeren. De strijd tegen het dogma der Onfeilbaarheid schijnt zich meer en meer te coneentreeren in den persoon van professor Döllinger. Genoemde professor heeft zich door geen bedreigingen laten afschrikken, waartoe zijn eerste manifest tegen de nieuw afgekondigde leer zoo ruimschoots aanleiding gaf. Nogmaals heeft hij voor den aartsbisschop van Munchen zijne bezwaren nauwkeurig en gemoedelijk uiteen gezet, wel begrijpende, dat zijn verzoek om ineen openlijk dispuut zijn gevoelen te staven, niet zal worden toegestaan. Aan het einde van zijn vertoog, lezen wij deze woorden: »Als Christen, als geschiedkenner en als burger kan ik die leer (der pauselijke onfeilbaarheid) niet aannemen. Niet als Christen, want zij is strijdig met den geest des Evangelies en met de duidelijke uitspraken van Christus en de Apostelen; zij wil het koninkrijk dezer wereld oprichten, wat Christus niet heeft gewild; zij wil de heerschappij over de gemeente, wat Petrus aan allen en zichzelven verbood. Niet als godgeleerde, want de geheele overlevering der kerk staat onverzoenlijk tegen haar over. Niet als geschiedkundige, want als zoodanig weet ik, dat het hardnekkig streven om de theorie der wereldheerschappij te verwezenlijken, stroomen bloeds aan Europa heeft gekost, geheele landen verwoest en ten Ondergebracht, den schoonen organieken bouw van het bestuur der kerk heeft verstrooid en de ergerlijkste misbruiken in de kerk heeft gekweekt. Niet als burger, omdat zij met hare bewering, dat Staten en monarchen, ja, de geheele staatkundige regeling van zaken onder den paus behooreu te staan, den grond legt tot eindeiooze twisten tusschen Kerk en Staat, tusschen leeken en geestelijken."

Dit kloeke antwoord heeft den aartsbisschop in verwarring gebracht. Hij had aan Döllinger reeds een ultimatum gesteld, hopende, dat hij zich zou laten bewegen. Daar dit nu duidelijk anders blijkt, schreef de prelaat naar Rome wat er met dien ongehoorzamen zoon moest gebeuren. Zijne Heiligheid Pius IX, die waarschijnlijk niet minder dan de bisschop in het nauw zit, heeft hem laten antwoorden, dat hij zelf gerechtigd is tot alle maatregelen, die hem dienstig schijnen. Hij is voorloopig begonnen aan de studenten het bezoeken van Döllini gers colleges te verbieden. Daartegenover hebben vele Katholieke professoren hem blijken van sympathie gegeven en hun verlangen uitgedrukt, dat hij in zijn manmoedige oppositie volharde. De Katholieke pers blijft niet in gebreke den man, die zijne vijf stellingen tegen het nieuwe leerstuk in de Algemeine Zeitung publiceerde op allerlei wijze te beschimpen, en hem meer dan Luther te verachten, daar deze zijne 95 theses nog aan. een kerkdeur aansloeg maar Döllinger ze voor het straatpubliek slingert, dat geen - denkbeeld van godgeleerde vragen heeft." Een schoon compliment voor de lezers der Algemeine Zeitung.

Spanje. In de Imparcial, een Spaansch blad, dat onpartijdig wil wezen in politiek en godsdienst beide, wordt een verslag opgenomen van eene meeting der Liberal Union, waarin zekere senor Rios Rosas, een afgevaardigde der Cortes, en zeer de partij van den hertog van Montpensier toegedaan, het luide als zijne overtuiging uitsprak, dat de troonsbeklimming van den hertog van Aosta de dood van het Christendom in Spanje zou zijn. Hierop betoogt het blad met warmte, dat een constitutioneele koning, die geboren is uit de September-revolutie, geene macht heeft om de gewetensvrijheid aan banden te leggen, maar dat het Christendom buitendien volstrekt niet staat of valt met het Roomsch-Katholicisme, zoo als senor Rios Rosas schijnt te denkén. Het Christendom, dat Spanje verlangt en dat Spanje zal hervormen, moet in zijn schoot kunnen opnemen de Katholieken, die aan de onfeilbaarheid van den Paus gelooven, en hen die het met pater Hyacinthe eens zijn, evengoed als de Protestanten. Daarbij vermeldt het blad den toenemenden wasdom van het Protestantisme in alle deelen van het schiereiland en eindigt met de betuiging, dat ook dan het Christendom in Spanje nog niet dood zou zijn, als er geen enkele Roomsch-Katholiek meer gevonden werd.'' Dit laatste zullen wij zeker toestemmen, en al is het Christendom boven geloofsverdeeldheid, dat het blad begeert, niet naar den eisch van het Evangelie, toch mogen wij den Tleer danken, dat Spanje, luidens al deze berichten, voor dat Evangelie geopend blijft.

Binnenland,

Nijmegen. De Normaalschool voor Christelijke onderwijzers alhier gedacht, zonder uitwendige feestviering, aan haar 25jarig bestaan. Haar tegenwoordige hoofdonderwijzer diende haar met stillen, trouwen ijver 23 jaren lang, en is_ onlangs van een ernstig ziekbed weer opgericht. Dit jaar leverde zij weder 6 hulponderwijzers en nam evenveel nieuwe kweekelingen aan, waarvan twee geplaatst werden voor rekening der

Vereeniging voor Christelijk-Nationaal Onderwijs.

De Inspecteur van het Lager Onderwijs en de Schoolopzieners gaven beiden hunne tevredenheid met de opleiding der kweekelingen te kennen. Het woonhuis moet vergroot worden, daar het aantal kweekelingen toeneemt. In het laatste jaar waren er dertig, waarvan 4 uit Nijmegeu. In de 25 jaren van het bestaan der school bedroeg hun geheel 145, waarvan er 79 geheel of gedeeltelijk kosteloos werden opgeleid. Deze inrichting- blijve de medewerking van alle vrienden van Christelijk onderwijs genieten. Zij heeft behoefte aan krachtige ondersteuning. Haar rekening sluit inet een nadeelig saldo van rujm ƒ 1000.

Utrecht. De Utrechtsche Jongelingsvereeniging vierde op den 1sten Maart 1. 1. haar elfde jaarfeest, in het lokaal Op het Munsterkerkhof, waarbij zij hartelijk werd toegesproken door den Weleerw. Heer J. C. Verhoed'. Zij gaf menige proeve van geoefendheid in den zang, en blijft, eenigszins meer dan andere jongelingsvereenigingcn in ons vaderland, zich op wetenschappelijk gebied bewegen. Ds. Kuyper hield 6 lezingen over de kerkgeschiedenis, de heer H. J. van Lummel sprak over onderwerpen uit het planten- en delfstoffenrijk, de heer J. Wolbers over de Fransche revolutie van 1789, de Heer P. J. Moeton over Milton's „Verloren Paradijs." Ook de heer Falck bezocht de jongelingen dikwijls, en in de Zondagavonden, als zij vergaderden tot bespreking der Schrift, werden zij enkele malen verblijd door een bezoek van de predikanten Bösken, Merens, Bervoets en Westhoff. De vereeniging telt 52 leden. Zij ontving dit jaar ƒ 687-.066 en eindigde met een batig slot van ƒ 32.40.

Amsterdam. De Kerkeraad werd bij voortduring gemachtigd tot het doen van Kerkelijke benoemingen in de volgende plaatsen:

CL Arnhem: Terwolde; — Cl. Leiden, Noordwijkerhout, Boskoop en Voorhout;— Cl. Gouan, Nieuwland en Bergambacht; — SCL. Brielle, Nieuwe Tonge en Oude Tonge; — Cl. Haarlem, Bennebroek ; — Cl. IJzendijke, Hoek; Cl. Amersfoort, Soesterberg, Tienhoven en Oud-Loosdrecht; —■ Cl. Wijk, Eist; — Cl. Breda, Klundert; — Cl. Heusden, 's Grevelduim Capelle, Waspik, Almkerk en Babyloniënbroek.

Aan verkiezing door stemgerechtigden of kieskollegie gaven de voorkeur: Cl. Nijmegen, Bemmel; — Cl. Harderwijk, Veessen; — Cl. 's Gravenhage, 's Gravenhage (740 tegen 30 stemmen) en Wassenaar; — Cl. Gouda, Krimpen aan de Lek; — Cl. Brielle, Melessont; — Cl. Haarlem, Velzen; — Cl. Zierikzee, Kerkwerve; — Cl. Wijk, Houten; — Cl. Praneker, Wommels en Hijdaard.

Voorts nog: Stolwijk en Lemmer, terwijl te Giesen-Nieuwkerk de benoemingen door den kerkeraad met medewerking van een kiescollegie zullen plaats hebben.

Aalsmeer. De toestand der Hervormde Gemeente alhier is diep treurig. De presidentkerkvoogd is verhuurder eener herberg en om den huurprijs hoog op te kunnen drijven, zijn de ouderlingen met de kerkvoogden en den leeraar bestuurders eener comedie en ontzien zich niet, de stoelen en lampen uit het kerkgebouw tot dat onheilig doel in de herberg te gebruiken. Een poging om buiten de gewone kerkuren geloovige leeraars te doen optreden, leed schipbreuk op de weigering van de machthebbenden om het kerkgebouw daartoe af te staan. Zeer wenschelijk is het, dat bij de aanstaande stemming over Artikel 23 de gemeente het recht tot benoeming van predikanten en ouderlingen aan zich houde, want ook hier heeft het tot nu toe gevolgde oude stelsel niet nagelaten, zijn jammerlijke gevolgen te doen gevoelen. Krachtig wekken we daarom de stemgerechtigde i leden daartoe op.

Schoonhoven. Een smartelijk bewijs van den gezonken kerkelijken toestand is, dat de hier gehouden volksvoordrachten besloten zullen worden met een tooneelvoorstelling op Zondag-avond. De advertentie daartoe betrekkelijk in de Schoonhovensche Courant is onderteekend door een ouderling der gemeente, terwijl toegangsbewijzen mede verkrijgbaar zijn bij een onzer diakenen. Toelichting is overbodig. Indien de leiders alzoo voorgaan, wat is van de schapen te wachten ?

Ne&erlantLsche Hervormde Kerk.

BEROEPEN. Te Benschop: C. A. Renier, te Buren. ■— Te Pouderoijen c. a.: C. Peters, te Babyloniënbroek. — Te Wiclimond: C. J. G. van Hoogstraten, te .Veessen. — Te Huizen, lJsselstein en Hardenberg: Chr.Knap, te Noordwijk-binnen. — Te Melissant; G. C. Boomer, te Ritthen. — Te Nieuwe Tonge: C. H. Koopman , te Staphorst. — Te Ooltgensplaat: D. N. Eerdmans. — Te Poortvliet: E. Jansen Sehoonhoven, te Moerdijk. — Te Kockengen: J. G. G. Morees, te Maasland. — Te Rhenen-. H. J. P. v. d. Linden, te Hoevelaken. •—Te Kage: Th. H. van Dolder, te Gerkesklooster. — Te Makkinga c.s.: G. J. ten Brummelen-Andriessen, cand. — Te Lent: B. C. M. Boot, te Joure. — Te Ommen: J. A. P. Ris Lambers Hz., te Heeg. — Te Noorddijk: J. G. Busch Keizer, te drum. — Te Giessen en Rijswijk: P. J. van Griethuizen, te Gaastmeer c. a.

BEDANKT. Te Westbroek c. a.: door P. N. Pikaar, te Hoog Blokland. — Te DirJcsland: door E. J. van Wisselingh, te Haarlemmermeer. — Te Broek op Langendijk.- door B. J. Swaan, te Eemnes-buiten. — Te Leur: door F. H. Repelius, te 's Gravenmoer. — Te Zeihem: door P. Huet, te Veenendaal.

AANGENOMEN. Te Hazerswoude: door G. J. Hulsman, te Broek op Langendijk.-—te Zaamslag: door L. D. G. Krol, te Schoondijke.

Christelijke Gereformeerde Kerk.

BERÖEPEN. Te Waddinxveen en te Maasland: W. Eichhorn, te Katendrecht.

BEDANKT. Te Leerdam en te Tiel: door C. S. Boss, te Uithoorn. — Te Vlaardingen en te Bergum: door Ds. Wiersma.

ÏJif de Pers.

De Hoop des Vaderlands geeft hare instemming te kennen met het zeer tijdige voorstel van de wakkere Kiesvereeniging »Vrijheid en Recht" te Alphen uitgegaan. Die Vereeniging heeft namelijk den wensch geuit, dat te Amsterdam of Utrecht zoo spoedig mogelijk eene algemeene vergadering van anti-revolutionaire mannen worde bijeen geroepen, tot stichting van een algemeenen Kiezersbond, die van tijd tot tijd vrije conferenties belegge, met het uitsluitend doel om aan de orde te brengen en te bespreken, beginselen, die bevorderlijk kunnen zijn voor het historisch Christendom in Nederland. Op die eerste voorloopige vergadering

zou dan een moderamen van uitvoering worden gekozen, belast met de taak om "tijd en plaats voor de conferenties aan te wijzen, terwijl aan elk lid van den Bond het recht verleend moest worden, om op de conferenties moties voor te stellen en, bij ondersteuning van twee of drie leden, die te laten bediscussieeren. Dergelijke vrije besprekingen zouden, gelijk »Vrijheid en Recht" hoopt, den band tusschen gelijkgezinde kiezers en leden der Staten-Generaal nauwer aanhalen en wat goeds afwerpen bij de Stembus, in de onderscheidene distrikten des lands. De Hoop, aandringende op de spoedige uitvoering van het gelukkige denkbeeld, herinnert, dat het iiierbij niet te doen is om een Algemeene Kiesvereeniging, die in meer of mindere mate den kiezers onzer richting een program voorschrijven en als opleggen zou, maar enkel en alleen om de b esprekin g van al wat op Christelijk historisch standpunt aan de orde is, en het mogelijk maken van het zelfstandig optreden eener Christelijk-historische partij in en buiten de Kamer. Een moedig ontplooien onzer banier is, zoowel om hetgeen over de grenzen geschiedt, als om wat binnen onze landpal en dreigt, noodiger dan ooit. En aangezien we slechts weinige mannen in de Kamer brengen kunnen, dank zij de wel-overlegde indeeling der distrikten op de nieuwste Kiestabel, door Thorbecke ons geschonken, moet het ons bij de stembus vooral te doen zijn, onze kracht te toonen als partij, in den edelen zin van het woord. Daartoe behoeven we onderling overleg; onze kiezersvereenigingen moeten zich met elkander verstaan, dezelfde beginselen voor op stellen en dezelfde eischen doen gelden. Het noemen van namen moet daarvoor zelfs achterstaan en is zaak van later orde. Immers, eerst wanneer het programma vaststaat, komt de vraag, wie met zijn uitvoering zullen worden belast.

Ook wij zouden het houden dezer vrije besprekingen hoogst wenschelijk keuren. Zij toch zouden een krachtige hefboom zijn ter verkrijging van wat juist thans, op het voetspoor van Hare, in onze kolommen aangeprezen wordt, als hoofdbeginsel van een beter Kiesstelsel: geestverwantschap tusschen kiezers en gekozenen. De wenschen der natie moeten in het Parlement kunnen worden gehoord. Maar omdat de natie onderscheidene geestesstroomingen in zich bevat, kan zij natuurlijk het bepleiten harer belangen niet aan één enkelen Vertegenwoordiger opdragen. Elke geestesrichting moet dus haar eigen kandidaat ter Kamer kunnen zenden. Doch zal ook die vertegenwoordiging aller richtingen in de volksvertegenwoordiging niet op schijn en vertooning uitloopen, dan is het noodig, dat de pleitbezorger do belangen en wenschen zijner lastgevers nauwkeurig kenne en zich bereid verklare die te behartigen. Dit kan hij niet of noode, wanneer deze, hetzij door gebrek aan onderzoek van de kwesties die aan de orde zijn, hetzij door lauwheid en onverschilligheid, niet rond en duidelijk hun wenschen formuleeren en het hem alzoo mogelijk maken, die wenschen te bepleiten. Onwetendheid en onverschilligheid, het ontbreken van een verstaanbare leuze, van een wachtwoord in den strijd, zou door de voorgestelde conferenties op de meest afdoende wijze worden bestreden. Onze richting lijdt aan een in 't oog loopend gebrek aan ralïiement, dat vooral in beslissende oogenblikken zijn onherstelbare gevolgen doet gevoelen.

De Wekstem, waarin het voorstel allereerst gedaan werd, betuigt haar warme sympathie er voor en geeft evenzeer als drangreden aan, dat er meer staatkundig zelfbewustzijn bij de onzen moet komen. Overigens wijst ook zij elke zweem van centralisatie-geest of bureaucratie bij do verwezenlijking van het plan op beslisten toon af, gelijk blijkt uit den volgenden door haar geuiten wensch: »Men zorge dat het zwaartepunt bij de stembus niet verlegd worde van de distrikten, van het volk, naar deze vergaderingen, maar omgekeerd, dat er van deze conferenties lichtstralen uitgaan naar het volk, dat door dezen Bond de energie der hoofd- en onder-distrikten aangewakkerd en versterkt worde." Een wensch, waarmede wij op onze beurt ons volkomen vereenigen.

Leestafel.

De heerschappij van het boek door Dr. Albert Ostertag, naar het Hoogduitsch. Uitgegeven door het Evangelisch Verbond. Amsterdam, H. de Hoogh & C0., 1871.

In treffende, somtijds zelfs gloeiende tafereelen schildert de Schrijver van dit werkje dén toestand van verschillende landen, met name Frankrijk, Spanje en Noorwegen, en ook van bijzondere personen vóór zij in het bezit van den Bijbel waren, en wijst den weg aan, langs welken zij tot dat gezegende bezit geraakten, alsmede de vruchten, die het droeg. Vooral in dezen tijd verdient dit boeksken te worden gelezen. De vertaling is beter dan wij tegenwoordig, helaas, op dit gebied gewoon zijn. Ook in dit opzicht verdient het aanbeveling.

De groote stelling, die de Schrijver zoo uitmuntend bewezen heeft, is deze: «Tegen de krankheid onzer eeuw bestaat slechts één geneesmiddel : het Evangelie van Jezus Christus.

Ingezonden Stukken.

Een verblijdend verschijnsel.

De Arnhemsche Courant, die gelijk bekend is, over 't algemeen al wat den toestand der Herv, Kerk in Nederland betreft, met een hooghartig stilzwijgen voorbijgaat en slechts dat stilzwijgen afbreekt, wanneer zij aan de ortdoxe partij eene scherpe kastijding kan toedienen, heeft in haar nommer van 9 Maart 11. 't volgende bericht overgenomen:

»De aanvragen op de Utrechtsche markt naar orthodoxe kandidaten ter voorziening in verschillende vacaturen moeten aanzienlijk zijn. De boeren keeren echter onvoldaan terug, aangezien de puike soort geheel is opgeruimd en eerst in Mei nieuwe voorraad verwacht wordt."

"Te Jaarsveld, waar een nieuw orgel in de Herv. kerk kwam, dat echter niet bespeeld mag worden, is nu reeds ter voorziening in de vacature, meer dan ƒ 1500 voor een puik orthodoxen dominé geboden, met gebruik van vrije woning, van een grooten moestuin, enz. Dit aanbod werd echter evenzeer van de hand gewezen."

Wij zouden niet de moeite genomen hebben deze geestigheid af te schrijven, ware 't niet dat wij daarin een wenk hadden gevonden, die, naar onze meening, niet mag verloren gaan.

Welk een verschil, wat den toestand onzer kerk aangaat, tusschen nu en eenige jaren ge¬

leden ! Toen bijna overal, behalve op de Veluwe eene prediking, welke den naam »Evangelieverkondiging" niet kon dragen, eene ter zijdest'elling, eene bestrijding van de zuivere Apostolische leer; eene voorstelling van enkele algemeen-erkende waarheden: b. v. God is Schepper, Onderhouder, Bestuurder, - Jezus is de volmaakte mensch, — de mensch is verantwoordelijk voor zijne daden en dergelijke; eene vermaning tot deugds-betrachting, onder toezegging van de hemelzaligheid als loon. En nu 1 wij erkennen het dankbaar als vrucht der bijzondere werking van den H. Geest, een algeheele ommekeer wat den inhoud der predikin<* aangaat; eene — om in het beeld der Arnhemsche Courant te blijven — belangrijke opruiming van kerkeraden, die aan hunne leeraars geen hoogere eischen stelden dan van zoogenaamd »wetenschappelijk" te zijn, of van »preekgaven" te bezitten, om het even wat zij geloofden en wat zij leerden, bewerende dat de leeraars toch al meer eischten dan men kon nakomen. Nu sedert dien tijd, welk eene ontzettende, verblijdende verandering! Eene veelheid van gemeenten leeraars begeerende, die de waarheid verkondigen, en ten gevolge van de vrije verkiezingen op den toestand der kerkeraden in de roeping van predikanten invloed uitoefenen. Het is betrekkelijk nog zoo lang niet geleden, dat vooral aanzienlijke stadgemeenten voor recht» zinnige predikanten geheel gesloten waren; dat, om nog eens tot het beeld der Arnhemsche Courant terug te keeren, de proponenten-markt overvoerd was; dat — en dat alleen door invloed van betrekkingen en vrienden, of ten gevolge van niet-geringe predikgaven *— uit de massa enkele bevoorrechten van het 2, 3, zelfs veeljarig wachten op eene plaats bewaard werden.

Maar nu is het anders. De gemeenten zoeken voor het grootste gedeelte dé gouden appelen van het zuivere Woord Gods. Worden deze in zilveren schalen voorgezet, des te beter; maaide eerste vraag is: «verkondigt hij den vollen raad Gods ?" En die dat doet, behoeft niet lang ledig te staan op de markt.

En die dat niet doet? Men zie de proponentenlijst eens in en vindt daarop het antwoord. Ziet daar eene markt met niet-begeerde koopwaar. Nog enkele jaren en deze lijst vordert weder herziening en doorhaling van menigen naam, die daar niet meer voegt, maar wel op de lijst der lectoren van eene hoogere burgerschool of elders.

Het is te begrijpen dat hetzelfde verschijnsel onder de tegen-strijdigste gevoelens wordt opgemerkt; dat, terwijl sommigen zich daarover verblijden, anderen eene klacht aanheffen over de bekrompenheid, de ouderwetsche gevoelens van kerkeraden en de huichelarij van studenten, die tegen den tijd dat de akademische loopbaan ten eindo spoedt, orthodox worden, om spoedig een voordeelig beroep te ontvangen. Het is dan ook hard voor het vleesch voortdurend te moeten achterstaan en de voorkeur te zien geven aan hen, die op zijn minst genomen niet wetenschappelijker zijn , en wier gemis aan geleerdheid of aan gaven in de oogen der groote menigte, die op klanken afgaat, ruimschoots vergoed wordt door eene prediking, gelijk » boeren," »burgers" en Bedellieden" die tegenwoordig zoo gaarne hooren.

Wat ons aangaat, wij, die ons nog eenigszins de dagen der geloofsvervolging en van den bijna algemeenen tegenstand tegen de opkomende behoefte aan de levende verkondiging van den vollen raad Gods kunnen herinneren, wij danken Hem, die ons dagen als de tegenwoordige doet beleven; dagen, waarin eene steeds toenemende begeerte naar de prediking van den weg deizaligheid in den geest van Paulus ook bij smartelijke teleurstelling in het zoeken van een rechtzinnigen leeraar doet volharden.

Dagen als de tegenwoordige roepen de gemeenten op tot ijverige en volhardende krachtsinspanning. Beschouwen wij het bezit van rechtzinnige leeraars als een onwaardeerbaren zegen Gods, dan behooren zij ook de opleiding van degelijke, kundige, godvreezende jongelingen tot het leeraarsambt krachtig te ondersteunen. Is het niet verblijdend op te merken dat het getal der gemeenten, die de prediking der waarheid begeeren, toeneemt? Maar juist omdat dit het geval is en het getal der door Gods Geest voorbereide en bekrachtigde studenten in de Godgeleerdheid tot die behoefte niet in evenredigheid staat, zie men met ernst om naar het middel, door welks aanwending in dat gebrek kan worden voorzien. Men trekke zich het lot aan van degelijke en godvreezende jongelingen, die zoo gaarne predikant zouden worden, en aan wie' niet de geschiktheid, maar het geld daartoe ontbreekt. Wanneer werkelijk over eenigen tijd zal gezien worden, wat velen nu vreezen , wanneer er gebrek komt, groot gebrek aan predikanten, zoo als de ernst des levens ze doet begeeren en zoeken, dan zal het voor menigeen pijnlijk zijn te moeten bedenken, dat hij zijne beurs gesloten hield, toen een onbemiddeld jongeling bij hem aanklopte, zeggende: »Ik zou gaarne predikant worden, maar mij ontbreken de middelen, help gij mij!" Daarom gij, die door God met middelen gezegend zijt, laat aan eene tot u gekomen, maar tot heden onverhoord gebleven bede, nu met groote bereidwilligheid worden voldaan en verblijd u over de gelegenheid, die gij bezit om te toonen dat gij het koninkrijk Gods liefhebt en dat de bede »uw koningrijk kome!" bij u geen ijdele klank is.

Zoo roept dat verblijdend verschijnsel tot oprechte dankbetooning door gaven der liefde, tot ondersteuning van degeljjke, maar onbemiddelde studenten in de Godgeleerdheid, gelijk er zoo velen zijn, die door nijpende geldzorg belemmerd worden in de ijverige en blijmoedige aanwending van de door God hun verleende krachten en gaven. Die daartoe bereid is en wenscht dat de Hervormde kerk in Nederland van deze opofferende liefde de vrucht plukke, vertrouwe zijne gave aan een der Utrechtsche Hoogleeraars, Doedes, van Oosterzee of ter Haar toe, die zeker beter dan iemand anders kunnen beoordeelen niet alleen waar de meeste behoefte, maar ook waar het vooruitzicht op een gelukkig geëindigde akademische loopbaan het gunstigste is.

Maar vooral vergete men niet, dat dit verblijdend verschijnsel een werk is des Heeren aan Wien dan nu ook zoowel de zorg voor de gemeenten, als de zegen der Evangelie-prediking en de geestelijke vorming der aanstaande Evangelie-dienaars in den gebede moet worden bevolen. Het verblijdend verschijnsel is de vrucht van de werking des H. Geestes, die daartoe den arbeid van nu reeds ontslapen dienstknechten des Heeren heeft willen gebruiken. Hier komt