* -k -k * * ^Tikele wetenswaardigheden

ai) over erfelijkheid * -k * * *

We zagen in ons eerste artikel, dat uit de samensmelting van de eicel en de zaadcel zich het embryo, de wordende mens, ontwikkelt met talloze erfelijke eigenschappen, dominante, recessieve en aan het geslacht gebondene.

Naast algemene factoren, die voor de groei van het lichaam nodig zijn, zijn er erfelijke factoren, die zorgen voor onderscheid van individuën en rassen onderling.

De lichaamslengte b.v. is erfelijk, grote mensen hebben meestal grote kinderen, kleine ouders hebben over het algemeen kleine kinderen.

Echter ook invloeden van buiten doen zich hier gelden, b.v. een goed samengestelde en voldoende voeding is van groot belang. Duitse schoolkinderen, die in de oorlog van 1914 tot 1918 slecht gevoed werden, bleven kleiner dan hun ouders. We zien vaak, dat kinderen op hun ouders gelijken in gelaat, houding, manieren, hierin is de erfelijke aanleg wel zeer duidelijk op te merken.

De vorm van de neus is een belangrijk raskenmerk, bij donkere rassen vinden we een brede neus, bij Europeanen een smalle neus, Negers hebben dikke lippen, Europeanen hebben dunne lippen, de z.g. Habsburger onderlip is een dominante eigenschap van het Habsburgse Vorstenhuis.

Een donkere huidskleur domineert over een lichte, zomersproeten komen in sommige families veel voor, dit is zelfs een dominante eigenschap, die bij een blanke huid vaker voorkomt dan bij een meer gele huid.

Wat het haar betreft is krulhaar dominerend over recht haar; rood haar komt buiten Europa weinig voor en berust op een recessieve eigenschap, hebben beide ouders rood haar, dan ook alle kinderen.

In sommige families vindt men leden met een witte haarlok, in andere is het vroeg grijs worden of het vroeg kaal worden erfelijk.

Zeer belangrijk is de erfelijkheid der bloedgroepen; men heeft vaak voor zieken bloed van andere mensen nodig om hen er weer boven op te halen.

Nu kan men niet maar zo bloed van willekeurige mensen inspuiten, daar men dan grote kans zou lopen, dat de rode bloedlichaampjes van de patiënt, waarvan hij er ongeveer 5.000.000 per mm3 heeft, gaan samenklonteren; de kans is dan groot dat de patiënt sterft.

Het is van belang eerst te bepalen tot welke bloedgroep de patiënt behoort en dan de goede gever, die men met een Engels woord „donor" noemt, te zoeken. Elk mens kan bloed ontvangen van zijn eigen bloedgroep, sommigen ook nog van een andere bloedgroep.

We onderscheiden vier groepen: O, A, B, AB. In Nederland behoren ongeveer 46 % tot groep O, 42 % tot groep A, 9 % tot groep B en 3 % tot groep AB.

Groep O kan bloed ontvangen van alle groepen, maar slechts geven aan eigen groep; groep A kan bloed ontvangen van groep A en AB, maar geven aan A en O; groep B kan bloed ontvangen van B en AB, maar geven aan B en O; groep AB kan bloed ontvangen alleen van AB, maar geven aan alle groepen; dit zijn dus de ideale donors.

Juridisch kan het onderzoek van de bloedgroep ook

Het is een vreugdig gevoel iets te kunnen gaan doen voor haar vader op wie ze dol geweest is vanaf haar eerste kinderjaren.

En nu is ze hier.

Ze ziet zijn gezicht voor zich, klein en mager en zorgelijk. Maar ze heeft het in die twee dagen gezien en ge-

weten, dat hij in deze ellende zijn God niet heeft verloren.

En nu is ze hier.

Ze buigt over haar boeken en zucht even. Er is ontzettend veel in te halen, maar ze zal het inhalen. Er is ontzettend veel op te knappen, maar ze zè.1 het opknappen... Ze is met alles achter, maandenlang heeft ze gelanterfanterd. Ze denkt aan Robert en glimlacht bijna wijs.

Ze schrikt op als de deur van haar kamertje opengaat.

Maja Spaans staat op de drempel

Josientje zet zich schrap, ze hoeven niet le komen vragen naar haar thuis, niet te vragen hoe alles is gegaan. Ze zal...

„Josientje, luister es. We hebben over een paar weken een feestje voor de jongens. Dan bestaat de school vijftig jaar. Kunnen we op jou rekenen, of heb je 't te druk?"

De ogen van Josientje worden zacht, de spanning trekt weg van haar jong gezicht.

„Natuurlijk kom ik helpen! Leuk".

„Fijn, je weet dat de kinderen doï op je zün. Je weet altijd wat aardigs. Bedenk wat goeds in deze dagen. De groeten hoor, ik moet nog even weg".

Josientje de Ruytei over haar boek; ze lacl vrijd in deze volle wor Twee dagen geleden, twee dagen? Twee da ze deze trap opgeklor berg verdriet in het l niet thuis, Inge had ge Nu is het niet weer de vingers in de orer leren.

VII

Gerard Abels legt rn meer geirriteerd gebat op het tafeltje naast zi de kleine kruk achterui het strakgespannen doe Inge Brands staat da „Zijn we klaar voor i „Ja".

Het klink kort en af volkomen aandachtig. „Lukt het niet?" „Nee..."

Ze staat aarzelend n; voor het grote raam haar eigen werk dat o wil; aan het papier a, sloten achter de kleine „Er is zo veel dat n ze.