van belang zijn, in speciale gevallen kan men daardoor de onwettigheid van een kind bewijzen, men kan n.1. kennende de bloedgroep van moeder en kind zeggen, dat de vader niet tot een, bepaalde groep kan behoren.

Zo zijn dus vele lichamelijke eigenschappen van de mens af te leiden uit de eigenschappen van zijn ouders.

Maar ook geestelijke eigenschappen worden bepaald door erfelijke factoren. De erfelijkheid verloopt ook hierbij volgens bepaalde wetten.

Rassen verschillen zowel in lichamelijke als geestelijke eigenschappen.

De blanke heeft een hogere intelligentie dan de neger, negers zijn echter in sommige opzichten muzikaler dan blanken.

De inlandse bevolking op Java heeft een fijnere speurzin dan de Europeaan.

Heymans en Wiersma, twee Nederlandse geleerden van naam, onderzochten 400 families met tesamen 1414 kinderen op 90 eigenschappen.

Er werd gevonden, dat van ouders, die een eigenschap in meer dan gemiddelde mate bezitten, ook de kinderen deze eigenschap in meer dan gemiddelde mate bezitten en de kinderen van ouders, die een eigenschap in minder dan gemiddelde mate bezitten hebben ook deze eigenschap in minder dan gemiddelde mate.

In het algemeen leidt de aanwezigheid van eigenschappen van temperament, intellect, of karakter bij de ouders, tot het optreden van dezelfde eigenschappen bij de kinderen; we zeggen vaak: hij heeft die drift van zijn vader, die intelligentie van zijn moeder.

Het is wel zeker, dat verstandelijke begaafdheid in hoge mate erfelijk is; verstandelijk begaafde ouders hebben een groter kans, dat hun kinderen verstandelijk begaafd zullen zijn dan verstandelijk minder begaafde ouders.

Zo is er erfelijkheid van wiskundige begaafdheid, van schilderstalent (Hals, Ruysdael, Maris, Israëls), van muzikaliteit (Bach, Schumann).

Ooi karaktereigenschappen zijn erfelijk. Bekend is b.v. de erfelijkheid van wreedheid in het geslacht van Keizer Nero.

Eigenschappen van het karakter, zoals gevoel van eigenwaarde, zelfoverschatting, trots, zijn sterk erfelijk; ook eigenschappen, die liggen op het gebied van de wil en het handelen. Sterk erfelijk zijn ook eigenschappen van het gevoelsleven, een warm gemoed, meegevoel, enz.

Belangrijk is de samenhang van lichaamsbouw en karakter. Kretschmer onderscheidt drie typen. Ie: het leptosome type, lang, slap figuur, met een wat teruggetrokken, stug karakter, maar vaak wel een diepgaand zieleleven. 2e: het pycnische type, kort en breed gebouwd, korte dikke nek, met een gevoelig gemoedsleven, opgeruimde gezellige mensen, de open naturen. 3e: athletische lichaamsbouw met een langzaam, kleverig temperament.

Deze typen komen niet vaak geheel zuiver voor, maar meestal vindt men bij de mensen een mengeling van beide.

Van het leptosome type is Calvijn een voorbeeld, van het pycnische type Luther.

In het volgende artikel zullen we de erfelijkheid van lichamelijke en geestesziekten bespreken.

Wolfheze. A. Meima, psychiater.

Geef nooit alles uit wat je missen kunt, want wie alles uitgeeft wat ze besteden kan, geeft gewoonlijk méér uit dan ze kan.

buigt dieper '■ nog eens belerltJke avond. • is het maar en geleden is men met een ft. Maja was n tijd.

nodig. Ze zet en begint te

t een min of de penselen h. Hü schuift en staat voor

lelijk op. indaag ?"

ebeten; ze is

ist haar stoel n denkt aan i niet vlotten t ligt wegge'ureaudeur. ;t lukt", zegt

Hij staat over de lage tafel gebogen, de tafel met de kleuren en penselen.

„Als je me dit nu óók nog ontneemt... Inge Brands...".

Een grote spanning groeit tussen hen, ze staat strak en geladen bij dat raam.

Ze haalt kort adem: ,,ik... ontneem? Wat?"

Hij komt recht op haar af. Ze staat onwrikbaar en onveranderd vlak naast die stoel. Ze legt slechts een hand op de leuning.

,,Je bent veranderd, je gezicht is veranderd en je bent niet langer in je werk verdiept. In kan je niet schilderen als je onrustig bent. begrepen? Je moet dat veranderen, Inge Brands".

Een snel verzet groeit in haar. Sinds wanneer beslist een ander over haar; wat verbeeldt deze vreemde zich over haar te zeggen te hebben. Ze zal zelf weten wat ze doen en laten wil.

Ze legt twee handen op de rug.

Hij is naar het raam gelopen; hij staat vlak naast haar. Voor hun beider ogen ligt de zee woest en ontembaar in de branding. Ze kijken daarnaar zonder iets te zien, zonder ook maar iets te zien van de ontzaglijke oneindigheid van het water, van het

deinend bewegen der lichtboeien, van het onverstoord voorbijtrekken der vissersschuiten.

Bijna met een ruk keert ze zich af van __het raam en loopt naar de deur.

Hij loopt vlak achter haar aan, doet die deur open.

Daarna staan ze op de hal bovenaan de trap. Onwillekeurig kijken ze beiden die trap af naar de lege gang beneden.

Ze zien dat Maja Spaans die trap opkomt.

Waarom blijven ze hier onbeweeglijk staan, tot Maja Spaans bovenaan de trap is gekomen?

Een ogenblik staan ze daar met z'n drieën.

Inge knikt en gaat haar kamer in, een frons ligt tussen de grijsgroene ogen. Wat Gerard Abels heeft gezegd haakt zich vast in haar gedachten: ,,Je bent niet langer verdiept in je werk..."

Nee, ze is niet langer verdiept in haar werk.

Het is Josientje die het gedaan heeft. Josientje van wie ze aan tafel geen oog kan afhouden, Josientje die als vroeger de gang instuift, de Boulevard opgaat.

Josientje die op haar kamer komt, losse verhalen heeft over school en hun repetitie's. _ Josientje die nooit meer over die jongen praat en geen mond opendoet over haar thuis.

Josientje die haar doodgewoon niet nódig heeft.

,,Als je me dit nu ook nog afneemt", zegt Gerard Abels.

Ze heeft hem nooit iets afgenomen. Ze weet niet wat hem in zijn leven is afgenomen. Ze heeft daar geen schuld en geen deel aan. Ze heeft daar toch geen schuld en geen deel aan ?

Maja Spaans is de tweede trap opgegaan. Ze is er getuige van geweest, dat Gerard Abels met gefronste wenkbrauwen naar de deur van Inge Brands is blijven kijken.

Op haar kamer legt ze haar tas op de divan. Ze kamt haar haar voor de spiegel. Ze staat dan voor het raam met het gezicht op de zee.

In deze kamers die op zee uit zien, lopen alle bewoners naar het raam.

Het moet de zee zijn die hen trekt, dat oneindige water.

Ze drukt de hand op het kozijn en kijkt omlaag. De horizon is scherp en grillig in dit uur.

(Wordt vervolgd).

553