ken. Op öumaira utjeit ^cnuiuwk/uci v^ci Rimbaroe 24 en van Dalen te Si Mapil apil 9 personen gedoopt, hunne eerstelingen, allen sedert het laatste nationale zendingfeest. Het Java-Comité heeft in het laatste jaar circa/ 8000 ontvangen en uitgegeven, waarlijk niet te veel, niet genoeg voor nu 12 personen, die het in dienst heeft.

5. De Ermeloër zending (1851). Van haar zijn uitgegaan geordende zendelingen naar Sumatra en Talau, Zuid- on Oost-Afrika en Syrië, die meest door andere genootschappen werden onderhouden ; doch met welke zij gemeenschap blijft houden in lijden en vreugde. Zij ontvangt van de Br. op Talau in Zuid-Afrika gedurig bemoedigende berigten; even als van zuster Mirjam in Syrië. Door nood gedrongen een stuk huurgrond te koopen, had men een gouden Johannes gevonden, dien Br. Witteveen duur wil verkoopen om de uitrusting goed te maken van den Chinees Kook-ti-ang naar China.

6. De zending der Chr. Afgesch. Geref. /cerk (1857). Dat ware zendelingen, als Egede, v. d. Kemp en Gutzlaff door den Heer zeiven gevormd worden, leert de Afgescheiden kerk praktikaal verstaan. Sedert 1863 heeft zij zendelingen gezonden : twee naar Suriname en zij kwamen terug ; één naar Java en hij kwam terug, hoewel er ƒ 5456 aan te koste was gelegd. Eene oproeping , vooral om leeraren als zendelingen te zenden, had geen gevolg. Wel hebben zich mannen of jongelingen aangemeld, die van den grond op moeten leeren; hun al of niet aannemen moet nog beslist worden.

7. De Nederlandsche Zendingvereeniging (1858) telt 64 afdeelingen. Zij arbeidt op Java onder de Soendanezen op 3 posten, met 5 zendelingen. Deze hebben christelijke scholen opgerigt, die goed worden bezocht, en waar de kinderen goed leeren. Belangstelling bij volwassenen is gering; toch is men te Tjandjoer bezig een kerkje te bouwen, vergadert zich te Cheribon een kleine kring van Javanen en Chinezen, die weldra eene gemeente zal worden, en berigt Br. van der Linden te Indramajoe van blijkbare werking des H. Geestes. Het inkomen der vereeniging van ƒ 25,000 in 't laatste jaar was niet voldoende; de schuld van ƒ 3000 werd spoedig gedekt. Van de 5 zendelingkweekelingen is Harmsen overgegaan tot het Java-Cornité, met hetwelk de vereeniging eerst gedacht zaam te werken te Bativia, hetwelk echter is uitgesteld. De Direktor Hogerzeil heeft zijn post nedergelegd, doch blijft aan het Hoofdbestuur verbonden. Voor de opleiding der kweekelingen is gezorgd.

8. De Utrechtsche Zendingvereeniging (1859) telt 20 hulp-vereenigingen, 2 vrouwenhulpvereenigingen, ontvangt uit 292 gemeenten geldelijken bijstand, heeft 1404 leden en 1650 begunstigers. Zij arbeidt op 3 posten: op NieuwGuinea op 5 plaatsen met 6 zendelingen en 2 helpers ; op Almaheira (Gilolo) met 3 zendelingen en 1 helper; op Bali met 2 zendelingen; te zamen 14 personen. Nieuw-Guinea heeft door de zending eene geschrevene taal ontvangen (Papoesch). De resident van Ternate heeft aan de vereeniging geschreven, dat hij de gunstige resultaten van het onderwijs der zendelingen had kunnen waarnemen, bij zijn bezoek aan de Geelvinksbaai. De vereeniging heeft 6 zend. kweekelingen. De direktor Ds. van Toorenenbergen staat te vertrekken. De ontvangsten van het laatste jaar hadden bedragen ƒ 38,770 d.i./9000 meer dan het vorige; de uitgavenƒ52,000. Het jaar 1868 was begonnen met ruim ƒ 15,000 te kort.

9. De Nederl. Geref. Zend. Vereeniging (1859) met 25 afd. en 3 vrouwenverenigingen., telt ongeveer 3000 leden. Zij heeft op Java op 2 posten in Tagal en Banjoemas, kleine gemeenten, die uit ruim 2000 zielen bestaande, bediend worden door 2 zendelingen, bijgestaan door inlandsche helpers, die arbeiden door evangelieprediking in de landtaal, huis en ziekenbezoek in de dessa's, bijbelkolportage en christelijk schoolonderwijs. De zendeling Vermeer is gehuwd met A. Letz, de weduwe van Ottow, zendeling op N. Guinea; Stoové met zuster Klaassen, zelve eene vrucht dier zending. Het laatste jaar hadden de ontvangsten bedragen ƒ 11,728; de uitgaven ƒ 11,213; zoodat er een voordeelig saldo in kas was gebleven van ƒ 515.

10. De Nederl. vereeniging voor Israël (1862), eene zuiver Nederlandsche j vereeniging in verband met de Vrije Schotsche kerk, ten doel hebbende Israël tot Christus te brengen en de Christenen op Israël te wijzen, telt 26 afdeelingen, alwaar bidstonden gehouden, en het onderzoek der profetiën wordt aangemoedigd, en 2 zendelingen, waarvan de een vooral de afdeelingen bezoekt, de bidstonden houdt; de andere belast is met het onderwijs en bezoek der proselieten, van veel teleurstelling maar ook van opregte bekeeringen kan gewagen. De vereeniging vindt veel ondersteuning bij kindervereenigingen, vooral in het bijdragen van gelden: van vrouwenverenigingen tot verleenen van stoffelijke hulp aan de proselieten. Zij heeft kortelings in Amsterdam 2 breischolen opgerigt om kinderen uit Israël te onderwijzen, en zoo toegang te vinden tot de huizen. Vindt dit natuurlijk veel tegenstand, zoodat reeds verscheidene kinderen zijn weggenomen, 't ontbreekt niet ten eenen male aan bemoediging, zelfs van de zijde eener Joodsche dame. De vereeniging heeft in 't laatste jaar ontvangen ƒ 4379 en uitgegeven ƒ 3614. In Suriname" heeft zij in der arbeid den zendelingieeraar Mollis, die met moed en volharding voortgaat, schoon hij nog niei van overgangen of van vruchten kan gewagen Voor deze zending is jaarlijks meer dan ƒ 300( noodig.

11. Het China Comité blijft nog den zendeling van het Java Comité en Chinees Gang Kwee, dii onder de Chinezen op Java arbeidt ondersteunen

12. Het Luthersche Zendinggenootschap. Bij ge brek aan officiëele berigten kan hiervan alleet gemeld worden, dat het voor zoover ons bekenc

JLQJ v ui.ucij.iaiixuaüiic güxiuutöi:jLia»ppt:j.i uiiucioicuuu.

Hulp-Vereenigingen. Van deze zijn genoemd.

a. Het Leidsche (1848), dat eene vereeniging tot gebed voor de uitbreiding van het Godsrijk van de verschillende zendinggenootschappen te Leiden heeft tot stand gebragt, alsmede eene commissie tot ondersteuning van de christelijke ambachtschool te Batavia.

De Vereeniging tot bevordering der Zendingzaak onder alle Heidenen (1850), zijtak van de vereeniging ter verbreiding der waarheid te Amsterdam, die vooral bij den minderen stand kennis van de belangstelling in de zendingzaak tracht te bevorderen, en geldelijke bijdragen van die zijde bijeenbrengt en verdeelt.

c. De Haarlemsche Zendingvereeniging, die de ' Ned. Gereform. Zendingvereeniging krachtig ondersteunt.

d. Het Haarlemsche Hulp-zendinggenootschap. »De liefde van Christus dringt ons," even als

e. De Zuid-Bevelandsche Hulpvereeniging, en

f. De Middelburgsche vereeniging van kleine bijdragen belangrijke sommen onder verschillende zendinggenootschappen verdeelt.

Bovendien eene menigte Jongelieden- en Kinder-zendingver eenigingen.

Ten slotte beval de verslaggever alle aanwezigen, alle zendingvrienden dringend aan zich het hoogst belangrijke geïllustreerde werk aan te schaffen, dat door den heer van Linschoten in onze taal wordt overgebragt, onder den titel van: » Tafereelen uit de Geschiedenis der zending onder de Heidenenals een uitmuntend middel om op aangename en nuttige wijze met de zendingzaak grondig bekend te worden.

Behalve de officieel aangekondigde sprekers hebben nog verscheidene andere als Dr. Reichard van het Londensche genootschap tot verbreiding van het Evangelie onder de Joden, Ds. van Andel, in plaats van Ds. Brummelkamp, Dr. Capadose, Ds. Schuurman enz., toespraken gehouden, die alle voor zoover ons ter kennis is gekomen, op de zendingzaak betrekking hadden. Werd bij de aankomst en tegen het einde menigeen ietwat in het kunnen hooren teleurgesteld door den regen, niemand was er ontevreden om, de regen was zoo lang en zoo vurig toch afgebeden. Bij niemand was dan ook eenige ontevredenheid te bespeuren; alles liep in de beste orde af; velen waren integendeel dankbaar voor die weldaad en menig gebed werd er door uitgelokt voor evengelijke stroomen des levenden waters. Wel was het te bejammeren dat niet allen in de gelegenheid waren de treffende afscheidsrede van Ds. Huët te hooren.

Mogt er geen officiëel volledig verslag van dit hoogst belangrijke feest, dat op duizenden oen gezegen den invloed heeft, bij allen een onvergetelijken indruk zal hebben achtergelaten, uitgegeven worden, dan ware het toch wenschelijk dat de sprekers hunne gehouden toespraken in een of ander tijdschrift voor een meer uitgebraden kring van lezers toegankelijk maakten, en die ze gehoord hebben, in de gelegenheid stellen ze nog eens bedaard over te lezen.

Toespraak op het Zendingsfeest te Middachten.

Dr. Capadose verzocht zijnde op te treden, hield onder een stortregen de volgende improvisatie.

Zeer verheugt het mij, mijne vrienden, u in deze omstandigheden te mogen toespreken, daar de Heere ons zoo tastbaar doet ondervinden, dat Hij een hoorder der gebeden is, en de dorre en dorstige velden met Zijn vruchtbaren regen komt bezoeken. O! mogten wij hierin een profetie en waarborg zien, dat Hij ook zoo gezind is op onze vurige smeekingen de nog drooger en dorstiger geestelijke akkers met de wateren des geestelijken regens, die alleen bloei en leven aanbrengen, te zegenen en te verblijden.

Mijne hoorders en gij ouders, die ik wel niet aanschouwen kan (allen waren onder de parapluis verborgen), maar die ik weet dat hier tegenwoordig zijt, zegt mij: hebt gij niet dikwerf als gij uwe kinderen een verhaal deedt, die vraag van hen gehoord: vader, moeder, is het eene ware geschiedenis, is het heusch gebeurd?" Welnu, daaruit leert gij, dat zelfs het kinderlijk gemoed niets kan behagen, dat niet waar is; hoeveel te meer past het ons dan in alles waarheid te zoeken. Laat ons dan bovenal waar zijn. Als er nu vreemdelingen plotseling in ons midden kwamen en hoorden dat gezang, die muziek, en zagen dat feestelijk aanzien, die vrolijke schare, zij zouden alligt vragen: wat is er in Nederland gebeurd, welke heugelijke zaken doen die vele zaamgekomenen te zamen juichen? Dan zouden wij moeijelijk daarop kunnen antwoorden, daar veeleer helaas! vele stoffen des geweens in ons midden plaats hebben. Hetzij wij op den staat, op de kerken, of op de zendingszaak het oog slaan, en wij worden veeleer aan Vondel herinnerd:

't Is nu geen tijd van zingen,

De vijand is nabij om 't klooster te bespringen.

En toch, daar is ééne reden te geven van die feestelijke houding; daar is één oogpunt, waaruit wij die uren van ontspanning en opwekking des volks kunnen regtvaardigen.

Men zegt dat Napoleon den avond vóórdat hij den slag van Marengo zoude leveren, zijne generaals liet ontbieden en hun zeide: »demain ce sera un jour sanglant," morgen zullen wij een bloedigen dag hebben. Hoort, draagt zorg dat de veldmuziek met de schoonste, de meest opwekkende en feestelijke marsch ons voorga, opdat de manschap met nieuwen moed bezield worde voor de op handen zijnde krijgsverrigtingen."

Welnu, mijne hoorders, uit dat oogpunt moeten wij ons feest begroeten. Om nieuwe krachten te vergaderen voor de zware tijden, die aanstaande zijn, daar de Heere wil dat wij de teekenen der tijden nagaan. Zwaar zal de strijd, groot zullen de verdrukkingen zijn vóór de af¬

gesmeekte wederkomst onzes iieuanas. ue Desliste keus, wien wij dienen zullen, moet geschieden. Ziet mijne vrienden, gij leest in het eerste boek van Mozes, dat Rebecca in barensweeën uitriep: »Waarom ben ik zoo?" en zij ging om den Heere te vragen, en de Heere zeide: »Twee volken zijn in uwen schoot, twee natiën zullen zich uit uw ingewand vaneen scheiden; het eene volk zal sterker zijn dan het andere volk; maar de meerdere zal den mindere dienen." Mijne hoorders, niet alleen Nederland, maaï alle landen te zamen zijn die geestelijke Rebecca, die in barensnood is van twee volken. De kinderen Gods en de kinderen des boozen, Christus aan de eene zijde en de anti-Christ onder allerlei schakering aan de andere zijde. Daarom, bedenkt het gewigt der tijden. Eene besliste, alles afdoende keuze moet gedaan worden, wien gij dienen wilt. Niemand kan zonder wedergeboorte het koningrijk Gods zien, niemand zonder schuldgevoel en berouw, niemand zonder toevlugtneming tot, zonder levendig en dankbaar geloof in het verzoenend bloed van Jezus, kan Hem behooren en behouden worden. Ziet dan voor uzelven toe; hoog ernstig stemme u dit feest. De bijna-Christen gaat met Herodes verloren. Bij het koningrijk des Heeren is de grijze kleur vernietigd. Het zal dan wit of zwart zijn. Wij zeggen het u aan: zal dit feest eene goede vrucht dragen u tot zegen, dan worde door de engelen in den hemel die groote feestvierende schare van heden, morgen gezien in de binnenkamer, op de knieën, in schuldgevoel en met verbroken harte, biddende om den Heiland met Zijn smaad, met Zijn kruis te belijden en te beleven, hetzij bij aanvang of bij vernieuwing. Amen.

Straatprediking te 's Hage.

De lezers van de Heraut weten voorzeker, dat sedert eenigen tijd te 's Hage eene straatprediking gehouden wordt. Hoezeer het niet wel mogelijk is den indruk weder te geven, dien men bekomt, wanneer men zulk eene prediking bijwoont, zoo acht schrijver dezes zich nogtans gedrongen iets mede te deelen van hetgeen hij gezien en gehoord heeft, ten einde de Christenen op te wekken tot het gebed voor die broeders en hunne prediking, daar hun arbeid allezins moeijelijk en gevaarvol is, doch nu reeds aanvankelijk blijkt gezegende vruchten op te leveren.

De eerste door mij bijgewoonde prediking geschiedde op een plein, in de onmiddelijke nabijheid van buurten, waar vooral veei ongeregtigheid en zonde bedreven wordt. Een der broeders begon met traktaten uit te reiken aan kinderen en volwassenen, die zich rondom hem schaarden, terwijl intusschen de andere een stoel beklom, en aan de menigte den rijkdom verkondigde, die er is in Christus Jezus. Het gehoor bestond uit Joden, militairen, ontuchtige vrouwen, aanzienlijken en geringen, In het rond ziende om te ontdekken, welken indruk de prediking maakte, viel mijn oog op eene vrouw, aan wier kleeding en houding duidelijk te zien was, dat zij tot die ongelukkigen behoorde , die de huizen der ontucht bevolken. Eerst vertoonde zich een spotachtige glimlach op haar gelaat, doch weldra luisterde zij aandachtig , en spoedig daarop bragt zij haren zakdoek te voorschijn, wischte haar gelaat en tranen af, en verliet eindelijk de plaats, haren doek voor de oogen houdende. Een militair trachtte zijn kameraad, die met aandacht naar de prediking hoorde, tot spotten op te wekken, doch daar deze hiertoe niet was over te halen, bleef ook hij totdat de tweede spreker geëindigd had. Over het algemeen stonden Joden en Christenen met zigtbare "belangstelling te luisteren, behalve een Joodsche jongeling, die overal rondzag, ten einde den een of ander te vinden, die geneigd zou zijn hem te helpen in het spotten, en het was opmerkelijk, dat hij onder deze menigte eindelijk twee Christen jongelingen vond, die met hem instemden, maar die dan ook dadelijk door een agent van politie verdreven werden. Nadat de sprekers geëindigd hadden, trad ik nog eenige oogenblikken in gesprek met een paar vrouwen, die verklaarden een diepen indruk van het gehoorde te hebben ontvangen, en overtuigd waren dat het gesprokene de waarheid is.

Daarna vergezelde ik de sprekers naar eene andere plaats, waar eveneens in een kort oogenblik een aantal menschen rondom hen geschaard waren. Men zag daar schutters, vermoeid van de exercitie gekomen, op hun geweer leunende, vrouwen met de breikous in de hand, ja zelfs een man zat op het dak van zijn huis, om bet woord te hooren. Er heerschte eene diepe stilte, en het was waarlijk aandoenlijk om te zien, hoe daar mannen in hunne werkpakken, zoo regtstreeks van hunnen arbeid gekomen, stonden te luisteren naar het levend en levendmakend woord van God.

Den volgenden avond vergezelde ik de sprekers naar eene andere buurt, waar niet vele aanzienlijken wonen. Ook daar was weldra eene groote menigte bijeen; vooral merkte ik daar vele moeders op met zuigelingen op den arm, die alle pogingen aanwendden om hare kleinen rustig te houden , ten einde ongestoord te kunnen hooren. Eene kleine stoornis, veroorzaakt door vier beschonken personen, die de sprekers trachtten na te praten, werd door de politie tegengegaan, terwijl de menigte eveneens hare afkeuring over die stoornis te kennen gaf.

Met een der sprekers huiswaarts keerende en over de bescherming des Heeren van de zijnen sprekende, hadden wij geenszins bespeurd, dat wij door eene groote schare gevolgd werden, waaronder een paar beschonken personen, die zich ten doel hadden gesteld den spreker af te kloppen. Eerst toen wij aan de woning waren genaderd, werd ons dit, met een angstig geroep te kennen gegeven door eene vrouw, die ver¬

klaarde, dat wij langs den geheelen weg groot m gevaar hadden verkeerd. Wij gevoelden dat de Heer onze oogen en ooren gehouden had, opdat wjj zonder vrees onzen weg zouden kunnen vervolgen en onder Zijne hoede de woning van den spreker bereiken.

Het zij mij vergund, naar aanleiding van het hier medegedeelde, den Christenen in Nederland ernstig deze broeders en hun arbeid in den g;ebede aan te bevelen. Hunne taak is waarlijk niet gemakkelijk en zij staan aan vele gevaren bloot. Reeds heeft men een der broeders, terwijl hij stond te spreken, een steen naar het hoofd geworpen , en langs den weg gaande, worden zij overal nageschreeuwd en uitgejouwd. Bidden wij daarom dat de Heer hun moed schrage, hunne krachten verdubbele en hun arbeid zegene. Maar laat dit voorbeeld ons ook opwekken om op andere plaatsen desgelijks te doen; want ach daar is zulk eene aanzienlijke menigte in ons land, die nimmer een kerkgebouw bezoeken, of gelegenheid hebben om het Evangelie der zaligheid te hooren verkondigen.

Laat ons ook toezien zulk eene straatprediking niet te veroordeelen; want ook onze Heer Jezus Christus heeft tijdens Zijne omwandeling op aarde minder in den tempel en de synagoge dan langs de straten gepredikt, en is het dan niet beter den menschen langs de straten,het Evangelie te verkondigen dan ze niets te laten hooren, of ze naar eene kerk te laten gaan waar zij steenen in plaats van brood en vergift in plaats van medicijnen ontvangen?

Een oog- en oorgetuige.

De dochter Sions.

[Vervolg.)

Broeders uit Israël, die onze leermeesters behoordet te zijn in de kennis der waarheid, wat weerhoudt u, om met ons de grootheid van uwen Messias in te zien en te erkennen? Aan welke oorzaak is het toe te schrijven, dat, gedurende zoovele eeuwen gij met al de kracht, die in u was, de openbaring Gods, die Zijne genade en geregtigheid in het schitterendst daglicht stelde, hebt weêrstaan en verworpen? Dat dezelfde eigenschappen, welke, in den overwinnaar van Marengo u met verwondering vervullen, haat en wrevel verwekken, wanneer gij ze aanschouwt in het beeld van uwen Messias ?

»Nooit en nimmer,'' dus roept gij, » nooit en nimmer willen wij het gelooven , dat de man, die op Golgotha leed en de straf Zijner misdrijven onderging, één is met Hem, die van den Sinaï tot onze vaderen sprak en gebood: »Gij zult geene andere goden hebben voor mijn aangezigt!"

Broeders uit Israël hoort!

— Van wien waren de tien geboden afkomstig, van menschen of van God?

— Van God.

— Heeft dezelfde God niet gesproken tot zijn volk door Mozes en de profeten?

— Voorzeker.

— Wanneer derhalve Jezus verklaarde, dat Zijne getuigenis niet uit Hem was, maar uit Dengene, door wien Hij was gezonden; dat al wat Hij deed en sprak niet op eigen, maar op goddelijk gezag berustte, was deze verklaring geenszins in strijd met het ware Israëlitische geloof!

— Dit stemmen wij toe.

—- Gelooft gij, dat God wonderen heeft gewrocht door de hand van Mozes en anderen Zijner knechten ?

— Zonder twijfel.

— Jezus beweerde, dat niet Hij wonderen verrigtte en krankon genas, maar de Vader, die in en door Hem Zijne magt openbaarde; deze bewering was derhalve evenmin in strijd met het ware Israëlitische geloof?

— Verre van dien.

— Stel, dat iemand in al wat hij doet, zegt en denkt, den wil van God ten uitvoer brengt, verkrijgt hij daardoor het regt zich één met God te noemen of niet?

— Hij verkrijgt het.

— Welnu, Jezus gaf voor in allen deele den wil Gods te volbrengen; Hij maakte zich derhalve niet schuldig aan godslastering, toen Hij zich één met den Vader noemde?

— Neen.

— God spreekt in den Bijbel van Zijne kinderen ; op ieder van dezen rust Zijn oog met het meeste welgevallen ? Wien noemt Hij »Zijn geliefden Zoon, in denwelken Hij een welbehagen heeft? Natuurlijk, den zoodanige, die in alles Zijne geboden heeft betracht en steeds gehoorzaamheid heeft betoond aan Zijnen wil?

— Natuurlijk.

— Wij lezen in Genesis, dat de broeders van Jozef hem zoo bitter haatten, dat zij hem «niet vriendelijk konden toespreken,'' ja, zich verbonden om hem te dooden. Broeders uit Israël; let op de redenen, die hen hiertoe bewogen, en gij zult begrijpen, waarom uwe voorvaderen Jezus van Nazareth aan het kruis sloegen.

Deze redenen waren drie in getal:

1°. Omdat Jozefs onberispelijk gedrag hunne eigene verdorvenheid des te sterker deed uitkomen.

2°. De voorkeur van Jakob voor den zoon van zijne beminde Rachel.

3°. De droom, dien Jozef hun had verteld, en waarin zijne toekomstige grootheid werd voorzegd.

In den tweeden Psalm staat geschreven : »Kust den Zoon , opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen,"

In Jeremia XVII daarentegen: Zoo zegt de Heere. «Vervloekt is de man, die op eenen mensch vertrouwt en vleesch tot zijnen arm stelt, en wiens hart van den Heere afwijkt."

Hoe is het mogelijk twee uitspraken in overeenstemming te brengen, waarvan de eene onvoorwaardelijk verbiedt, wat de andere niet