denkende dat Vogt pas in Nederland verkondigd heeft, dat het wetenschappelijk eene dwaasheid is, aan het bestaan van God en van de ziel te gelooven.

Als het niet gedrukt was zou men niet kunnen gelooven , dat mannen die aan de academie gestudeerd hebben, zulk een onzin kunnen voorstaan als de heer Colenbrander doet.

Gemoedelijk roept hij uit:

1. niet meer dezelfde bijbelopvatting te kunnen hebben als weleer, omdat er sedert de hervorming eene geheel nieuwe wetenschap is geboren , die bekend staat onder den naam van *de wetenschap der inleiding;"

2. niet langer dezelfde gevoelens te kunnen koesteren omtrent de betrekking tusschen God 611 de wereld, omdat men de laatste veel beter heeft leeren kennen en »met name de wet van oorzaak en gevolg, die heerschappij voert over al wat betaat

3. niet meer dezelfde begrippen te kunnen behouden omtrent zonde, bekeering, verzoening, omdat men sedert de dageu van Luther en Calvijn meer studie heeft gemaakt van den mensch en diens wezen.

De God van Israël, de erfzonde, het volk der

openbaring, de leer van het volstrekt onvermogen, de wonderen, worden op grond van bedenkingen die een kind op de catechisatie kan weer¬

leggen , op zijde geschoven.

De man raakt echter in eene soort van opge

wondenheid, wanneer hij handelt over -geloof

zonder werken. Het geloof is bij hem een zeker onbestemd religieus gevoel, waardoor de eindige mensch (zonder Middelaar) met den oneindigen

God in innige gemeenschap komt, waardoor nij bidt en verhoord wordt.

O dominé Colenbrander! ik zie u al uw kind leeren dat het van beneden naar boven komt door gevoel, zonder ladder! En ik hoor dunkt mii df> inncfins or> de catechisatie al zeggen:

»de wet van oorzaak en gevolg die alles be-

heerscht, zal zich aan uw bidden niet ivunucn storen, noch u kunnen verhooren, en sluit het denkbeeld: God Schepper, uit.

Het is waarlijk geen wonder dat de modernen den Bijbel niet kunnen dulden, daar de Bijbel zulke tegenstrijdigheden niet duldt.

Het wonderlijkste is echter dat Ds. Colenbrander en de zijnen ter goeder trouw meen en hervormers te zijn, die groote dingen zullen doen als Paulus en Luther, terwijl zij geenszins bemerken dat de' materialisten zoo als Vogt e. s. toet zulke hervormers, die nog aan een God gelooven, wetenschappelijk den spot drijven.

Het is inderdaad laf nu in stuiverspreeken het volk te willen vergasten op zoogenoemde modernen kost, terwijl men weet dat die kost al oud en bedorven is.

Duizendmaal liever dan wat Vogt geeft. Deze verwerpt ronduit den ganschen Bijbel en al wat geest is; zegt het ruiterlijk dat hij niets gelooft wat boven het bereik gaat der vijf zinnen ; stelt, zich als apostel van het stof tegenover den Nazarener (zoo noemt hij den Heer) en Zijne apostelen, en daagt als het ware God uit, als er een is, om hem te verdoemen in de hel.

Zulk een man is koud, ijskoud, en zijn hart kan misschien nog getroffen worden door de lezin» van Psalm 50 : 3 en 21: 22 door dat ontzaggelijk woord: — »omdat Ik zwijg meent gij da? Ik ten eenenmale ben als gij 1"

' „Maar onze laauwe zoogenaamde modernen, achterblijvers in de wetenschap der Godverzaking, worden billijk uitgespogen.

De lezer zal nu echter nog niet weten wat Ds. Colenbrander wil. Ik weet het ook niet. Hij zegt wij willen hervormen!

Hervormen in's blaue lünein (in de lucht zou een Duitscher zeggen)!

Wij hebben slechts te kiezen, zegt Ds. Colenbrander, tusschen óf hervormen tot behoud van het geloof óf ophouden met gelooven, hopen en liefhebben : »Dat woord het geloof is echter blijkens zijn geheele preek fout: 't moet zijn: »tot behoud van_ geloof" dat is: van 't geen de heer Nijhoff in de Tijdspiegel noemt: »religieus instinct buiten en boven het verstand."

Nu ik denk als deze heeren eenige jaren gespeeld hebben met het aankleeden van dien pop van religieus instinct buiten en boven 't verstand, hun dit spel vervelen zal en zij zullen komen tot het tweede of, namelijk: tot ophouden met gelooven, hopen en liefhebben.

Gave God, dat ze daartoe reeds gekomen waren, want zoolang menschen nog druk met spelen bezig zjjn( is 't niet mogelijk hunne aandacht te winnen voor den diepen ernst van het Christendom, terwijl een ongelukkige, die niets meer heeft, _ zelfs geen spel, eerder ooren heeft voor de blijde boodschap des heils!

I. E.

Staats-schooldwang'.

Wij eindigden, lezer! een vorig artikel met op de moeijelijkheid te wijzen, om tegen staatsalmagt te concurreren en hoe wij, zelfs al bestond deze bemoeijelijking niet, op schoolgebied alle kerkelijke verschillen behooren te laten rusten. Wij kunnen, van dit onderwerp niet afstappen, zonder, —- veftrouwende op uwe zoo natuurlijke belangstelling in deze levenskwestie, — nog eenige opmerkingen ten beste te geven, èn over de zaak in het algemeen, èn meer bijzonder over de houding der liberalen in Nederland tegenover de staatsschool en vrijheid van onderwijs; eenige opmerkingen dus over staats-schooldwang.

Wanneer door de christelijke partij in de 2ie Kamer sinds jaar en dag met klimmenden ernst op herziening van de bestaande onderwijswet wordt aangedrongen, en op wegneming van alles wat in eene zoo teedere gewetenszaak de vrijheid belemmert, dan ziet zij, 't is algemeen bekend, nog steeds tegenover zich eene anti-christelijke kamer-meerderheid, wier leuze is: »vrijheid en concurrentie bevorderen op elk gebied,

alleen niet op het gebied van den geest, der school; hier, — roept zij luide, —■ zou concurrentie, zou te groote vrijheid slechts godsdiensthaat en verdeeldheid opwekken, slechts onverdraagzaamheid kweeken, enz. » Zóó spreekt zij luide; maar voegt er met een ironischen glimlach in stilte bij: ergo... uwe kinderen moeten volgens ónze beginselen, worden opgevoed; want met de jeugd is de toekomst ons."

Dit onderwijsstelsel der modernen is niets nieuws, 't Is het oude stelsel der Katholieken in anderen vorm. 't Is het beginsel van Karei V dat een staat niet sterk kan zijn, zoo hij niet één is, een beginsel, dat reeds lang door de geschiedenis werd veroordeeld. Er is m. i. in dit misbiuik maken van magt, in dit met voeten treden van alle beginselen van billijkheid en regt, iets, dat in het hart van elk regtgeaard mensch, toorn en verontwaardiging opwekt, en hem eene welverdiende veroordeeling doet uitspreken over zoo gewetenlooze handeling. Ieder regtgeaard mensch haat het onregt, zelfs wanneer dat alleen anderen treft, hoeveel te meer moeten wij het haten. Nu zal wel weder bij het nagaan van den strijd over deze zaak, in menig hart een smadelijk: ce ne sont que des gueux

opwellen, zulke geuzen, zulke bedelaars echter, , • • 1 1 _ .1 . .

strijaenae voor ue regien van het geweten, bleven door alle eeuwen 'heen de overwinnaars in den strijd. Vruchteloos zullen op den langen duur de pogingen van eene despotische kamermeerderheid blijken, om datgene te verdelgen, wat iedere^ natie als haar kostbaarst kleinood op het gebied des geestes behoort te beschouwen.

Priesterheerschappij, overheersching, -—■ ook wanneer de priesters, de overheerschers zich liberalen noemen, — leiden in een vrij land altijd tot verdeeldheid, tot verzet. Karei V was een verlicht vorst, en toch hoezeer dwaalde hij, toen hij eenheid op het gebied des geestes wilde afdwingen!

^ Onze leuze is, dat kerk en school vrij moeten zijn in een vrij land. De leuze der modernen daarentegen is, zoo als ik reeds zei: uwe kinderen moeten volgens onze beginselen worden opgevoed; — om de beteekenis van die moderne verdraagzaamheid te verstaan, ga ik er op wijzen, hoe de heer Thorbecke teregt de meening is toegedaan^ dat de volksscholen niet godsdienstloos mogen zijn; hoe de heer de Bosch Kemper, een onzer edelste tegenstanders, het herhaalt: de scholen van den staat zijn niet godsdienstloos. Ieder begrijpt dat hier eene adder m het gras schuilt, en de eerste vraag die wanneer wij dit weten, in Ons oprijst is: hoedanig is dan de godsdienst, die de onzen kinderen daar gedoceerde wetenschap bezielt? Volgens Thorbecke: eene godsdienst boven geloofsverdeeldheid ! Dr. Pierson echter en alle eerlijke modernen komen rondweg uit voor wat wij trouwens allen weten, dat onze staatsscholen zijn: wegbereiders voor de liberale rigting: sektescholen der modernen.

Hoe kan het anders, dat de honderdduizenden godsdienstigen in den lande, benevens allen, die niet aedwonaen willen worden. 11 zifVi

luider tegen de staatsschool doen hooren en voor

net regt der minderheid om hare kinderen

overeen k-omstig eigene beginselen op te voeden of te doen opvoeden?

Er is meer: Mr. Groen VP.T1 Pnnofovov

komende tegen h.et staatssclioolmeestereii, tegen eene zoogenaamde staatsgodsdienst, welke steeds óf de vrijheid des geestes doodde, óf eene bron

wera van agitatie en verzet, — en voor de meest mogelijke concurrentie en vriilipirl nnV i'n

de hoogst gewigtige kwestie: de opvoeding der kinderen; — Mr. Groen v Pr-; n at.PTfiV <7 act ilr

zoo hier als elders opkomende tegen al wat naar

uwiuiy ëcujKi, en voor zoo mm mogelijk beperkte vrijheid, Mr. Groen van Prinsterer moest niet slechts allen, die zich eene zoogenaamde staatsgodsdienst, eene »godsdienst boven geloofsverdeeldheid" 2~l niet willen laten onrlri "norm mn.p.v

ook alle waarlijk liberalen aan zijne zijde heb-

"on. moest —■ maar is net zoo r

De crewetensdwans leidde reeds la,ncr als vnAv

300 iaren tot verzet. Doch de liberale mfler.

derheid ziet ver , heeft belang bij do handhaving der staatsscholen. Nu zou het edel zijn dit belang te offeren op het altaar des vaderlands; doch ik vraag of wij reden hebben zoo iets van haar te

verwachten, als wii nacra.nn mfit. waIIto

mende verbittering door haar de strijd tegen

vryueid van onderwijs wordt gestreden als wij de geschiedenis der laatste jaren, den strijd tegen sraaf van Zuiilen volgehouden. rwenlAn-

ken.— Neen, wij moeten niet verwachten, dat de liberalen ooit vrijwillig dit groote partijbelang aan beginsel zullen opofferen. Onze strijd

1) 't Is bijna overbodig werk. o. a. te wiizen on rlf>

vele gemeenten, waar thans reeds (om het christelijk onderwijs te vernietigen) door den staat gratis onderwijs wordt gegeven!! Wij zwijgen van het opdwingen van nieuwe scholen aan hen, die er niet van gediend willen zijn; zoo verklaarde onlangs de geheele gemeente te Wons en te Schraard. eeene ovenbare school te ver¬

langen; toeh moet er nu natuurlijk ten koste van die armen, voor eene staatsschool en schoolmeester gezorgd worden. Is dat geene tiranny? Die magt om het vrije onderwijs te vernietigen bezit thans nog iedere gemeente! I En zij nemen er in vele plaatsen de proef van ook.

Men verhaalt dat Confucius, de leeraar der Chine¬

zen , — hij leefde van 551—478 vóór Christus, — zijne zedeleer verheft zich niet boven het moderne, het stoffelijke, — eens op zijn weg eene schmiende vrouw ontmoette. Ou de vraa.c naar dft oorzaak har at rlvnaf-

heid, antwoordde zij: „Mijn schoonvader en man zijn hier door een tijger verscheurd en nn heeft dit lot ook mijn zoon getroffen." Toen Confucius vroeg, waarom zij dan niet eene andere woonplaats verkoos, zeide de arme, dat zij liever hier bleef, omdat de reererinj? da

onderdanen niet verdrukte. Hierop wendde Confucius zich. tot zijne jongeren en zeide.- «Yerereet deze woor¬

den nimmer! Verdrukking door eene regering is nog

Y • . ,1 J» ® ° °

uiiveruiag^y^x udu vervolging uoui tijgers.

Deze anecdote is niet ona.ardiff en sretni»+, van rle

scherpzinnigheid van den Chinesehen wijsgeer.

2) 't Is zoo gemakkelijk boven geloofsverdeeldheid

verheven te zijn, als men zelf niets (niet weet wat men) gelooft.

moet ten einde toe worden gestreden; onze hulp is van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. Overigens voorzien de liberalen zelf reeds de mogelijkheid, dat de drang van het ontwaakte volksgeweten hen eenmaal te sterk worden zal. 't Zou ons niet moeijelijk vallen dit te bewijzen; doch 't zou ons te ver afleiden, indien wij gingen bespreken, wat zij dan zullen doen.

Moesten de liberalen uit «beginsel" voor vrijheid van onderwijs zijn, nog veel meer is dit het geval met de godsdienstigen in den lande, die haar tevens uit pligtgevoel zijn toegedaan. Immers met het oog op het steeds toenemend ongeloof en atheisme onzer dagen; —- met het oog op den invloed dien de onderwijzer uitoefent op het kind, (een invloed, die hetzij ten goede, hetzij ten kwade onberekenbaar groot is); — met het oog eindelijk op de onmogelijkheid, waarin vele ouders verkeeren, om zelf een godsdienstigen invloed op hunne kinderên uit te oefenen, (waartoe slechts weinige ouders tijd en moeite over hebben, — is het voor hen eene zaak van het hoogste gewigt, aan wie zij de opvoeding hunner kinderen zullen toevertrouwen. Aartsvaderlijke staatszorg, staats dwang, in eene zoo teedere zaak is op den duur onmogelijk Mr. Groen van Prinsterer heeft dan ook thans reeds al de godsdienstig Roomschen naast en 100,000 gescheidene Christenen achter zich. Dit beteekeiit zeker reeds veel; doch ik geloof, dat

de heer uroen ook den steun der Hervormde Christenen noodig heeft; — wij bedoelen niet den iudividueelen steun van deze en gene; die beteekent in den grond der zaak zoo veel niet; maar de ondersteuning van de Hervormde kerk als ligchaam. Hoe groot is het getal leeraars en leden dier kerk, die eene »godsdienst boven geloofsverdeeldheid" en daarmede staatsschooldwang verfoeijen? 't Is onbekend. Het verwondert mij daarom, dat onze beminde leader niet reeds lang in dien zin eene demonstratie heeft uitgelokt, (een concilie heeft bijeengeroepen, of zoo iets, zonder vooraf iemand te binden) het¬

geen ongetwijfeld aan den strijd een meer ernstig, meer algemeen karakter geven zou. Zeer vele bekwame geestverwanten, vooral in de steden, houden zich in de onderwijskwestie nog altijd te veel onzijdig. Laten wij van hen eene duidelijke verklaring eischen of zij voornemens zijn straks met al de kracht, die in hen is, den strijd voor vrijheid van onderwijs mede te strijden; laten wij hen herinneren het meesterlijk betoog van den modernen Dr. Lamping in de Gids tegen die vrijheid, en meer bepaald de woorden waarmede dat opstel eindigt: »de liberalen zullen worden gevonden op hunnen post;" laten wij hen eindelijk herinneren het hoogernstig woord van Jezus: »Die met Mij niet is, is tegen Mij," die met Mij niet vergadert, die verstrooit !

Indien de Gereformeerde leeraars en Christenen allen zoo ijverig en eendragtig waren in den strijd voor, als de modernen het zijn tegen vrijheid van onderwijs, dan zou de kwestie, — die eigenlijk geene kwestie is dan eene van tijd,— spoedig zijn uitgemaakt, en eene herhaling van de ergerlijke tooneelen en tijdroovende debatten, waarvan de Tweede Kamer reeds getuige was, worden verhoed. — Denken wij er echter steeds aan, dat, om met kracht voor de vrijheid te kunnen optreden, wij zelf eerst vrij moeten zijn. — Vergeten wij niet, dat wij voor goede christelijke scholen bekwame christelijke onderwijzers noodig hebben; en laat ons ook in dezen strijd de goede hand onzes Gods opmerken, die ons deze beproeving, deze verdrukking toezendt tot ons nut.

Wanneer wij eene zaak te gemakkelijk verkrijgen, wordt zij maar zelden naar eisch gewaardeerd.

Dubbeldam. J. F.Gips, Pzn.

Merkwaardige bijeenkomsten.

Sedert de laatste drie maanden heeft het Hebreeuwsch-Christelijk Verbond eene reeks van voorlezingen doen houden, meer bepaaldelijk voor Israëlieten in verschillende gedeelten van het oostelijk Londen. De voordragten werden uitgesproken in verschillende kapellen en kerken , door leeraren en kerkeraden der verschillende kerkgenootschappen vriendelijk afgestaan. Zij werden door 40 a 50 Israëlieten bezocht en door een gelijk getal Christenen. Het is een groot voorregt de Israëlieten aan het bijwonen eener geregelde dienst te mogen gewennen, en allengs zijn wij er in geslaagd, ten minste grootendeels. De dienst begint met het lezen van een psalm in het Hebreeuwsch, en daarna wordt dezelfde psalm in het Engelsch gelezen; dan wordt een lied gezongen met betrekking tot Israël en wel uit een kleinen bundel door het Verbond uitgegeven. In den beginne namen de Joden geen deel aan het gezang, en bleven zitten, daar in Engeland de gemeente staande zingt, doch nu staan velen op en zingen mede. Dan volgt oen kort gebed en eene voordragt over het een en ander onderwerp, dat voor Israël belangrijk is. Het gebeurt nu en dan dat een der hoorders bij wijze van goedkeuring »Hoor; Hoor,'" roept, doch in den regel luisteren zij aandachtig 40 a 45 minuten, en dat is eene groote aanwinst.

De billetten, waarbij zij tot deze bijeenkomsten worden uitgenoodigd, hebben tot opschrift in het Hebreeuwsch de woorden van Psalm 133 vs. 1, en daarna:

In den naam der Hebrew-Christian Alliance zal, zoo God wil, eene reeks van toespraken gehouden worden aan onze Israëlietische broeders , met wie wij in de hope van onze natie en van ons land vereenigd zijn.

De voordragten vinden plaats 's Vrijdagsavonds ten 8 ure.

Na de voordragt wordt eene discussie gehoudeen, waarbij het den Israëlieten vrij staat te zeggen, al wat hun goed dunkt. Er worden

buiten twijfel dikwerf nieuwe dingen gezegd, doch in het algemeen gedragen zij zich verstandig en ordentelijk. De laatste Vrijdag sprak ik over de Hope Israëls en verbond dit met de heerlijkheid Israëls, welke is de Messias. De Israëlieten luisterden met bewonderenswaardige aandacht, en ik beken dat het zeer aandoenlijk was op hunne gezigten goed- of afkeuring te lezen, naarmate zij met het gesprokene al dan niet instemden. Dan volgde eene regelmatige zamenspreking over deze drie punten:

1. Is een Messias in het Oude testament beloofd ?

2. Welke namen worden Hem gegeven?

3. Welke ambten worden Hem toegekend?

Het was onmogelijk de twee laatste punten

grondig te behandelen, zoodat zij nogmaals besproken zullen worden , en daarna zal onderzocht worden, in hoever Jezus van Nazareth aan de uitspraken des Ouden Testaments voldoet. Het sprepkt van zelf, dat het niet altijd gelukt eene regelmatige behandeling der geschilpunten te verkrijgen, daar deze mannen niet gewend zijn aan eene streng logische zamenspreking , ja veelal ontwijken zij opzettelijk punten, die hier gewoonlijk voorkomen, en zij weten dit zeer handig te doen; nogtans geven deze zamensprekingen eene gunstige gelegenheid om de waarheden des Evangelies aan onze Israëlitische broeders te brengen, en hierin verblijd ik mij van ganscher harte.

_ Ik weet dat velen uwer deze korte mededeeling met belangstelling zullen lezen , en ik verzoek u hartelijk, onzer in de gebeden te willen gedenken, opdat wij deze bijeenkomsten met wjjsheid en liefde en met zegen mogen kunnen leiden. Bij eene andere gelegenheid zal ik u zoo God wil, eenige bijzonderheden uit de toespraken en tegenwerpingen verhalen.

C. S.

Boekaankondiging,

Als eene liefelijke aanwinst voor kinderbibliotheken

ati ola 7flür ffüo/>lïiw /\yt» j. „ j* __ .

"vu jjJLjjöjeö üc uieuen, ver-

schenen onlangs bij J. H. van Peursem te Utrecht tien verschillende kinderwerkjes, elk van twee of drie verhalen, naar het Hoogduitsch van W. Ziethe, en van een lief plaatje voorzien. Het zijn allen ware gebeurtenissen, verhaald op zoodanige wijze, dat het kinderlijk gemoed daardoor opgewekt wordt tot de vreeze des Heeren. In een enkel verhaaltje hadden wij gaarne gezien.dat de vertaler bij de vermelding van het aanbidden van een kruisbeeld aan den weg, eene korte aanmerking had geplaatst.

Ook vestigen wij gaarne de aandacht op een reeds vroeger door G. C. Callenbach, te Nijkerk uitgegeven elftal werkjes, verschillende verhalen bevattende voor jongelieden, en -in een Christelijken geest geschreven door de als schrijvers voor de jeugd zoo gunstig bekende onderwijzers Schöttelndreier, Veenendaal en van Lmschoten. De goedkoope prijs dezer werkjes, de nette uitvoering, maar vooral de boeijende en degelijke inhoud strekken allezins tot aanbeveling. G.

Gebeurtenissen van den dag.

De conferentie over het Turksch-Grieksch verschil is tot stand gekomen, heeft hare eerste officieële zitting gehouden in een of twee nietofficieele bijeenkomsten, en men gelooft dat alles gemakkelijk afloopon zal. De Grieken zullen in hoofdzaak toegeven en de Turken zullen eenige wijzigingen in hunne eischen brengen, en de Europesche mogendheden zullen die overeenkomst bekrachtigen , waarborgen, en wat dies meer zij, zoodat iets dergelijks als in de Luxemburgsche kwestie nu ook weder opgevoerd zal worden. De Oostersche kwestie wordt dan wederom ter zijde gesteld; het oude kleed wordt versteld met een nieuwen lap, en de vrede wordt voor een oogenblik bewaard, omdat geen der mogendheden den strijd kan en wil aanvaarden. De mogendheden hebben een langen tijd stilzwijgend de uitdaging van Griekenland en den opstand van Creta goedgekeurd, en sommige hebben zich hoogstwaarschijnlijk in het geheim over deze onlusten verblijd, daar zij aan Turkije veel onrust baarden. Anderen hebben eindelijk begrepen, dat dit spel te lang duurde en hebben heimelijk Turkije opgestookt om hieraan een einde te maken en strenge eischen aan Griekenland te stellen. Nadat alzoo'Turkije opgehitst was, zijn de onruststokers zeiven bevreesd geworden voor de gevolgen van het door hen gestichte kwaad, en zijn zij nu bezig water in den wijn te doen, en, men mag het er voor houden, zal de rust in het Oosten bewaard blijven.

De toestand in Spanje is niet zeer bevredigend. Republikeinen, Carlisten, Bourbonisten, clericalen en volgelingen vah Montpensier woelen en de voorloopige regering heeft middelen van geweld moeten doen gebruiken in Malaga, dat een ontzettenden weerstand heeft geboden. Men beweert dat aan dergelijke bloedstorting alle vorige revolutiën hebben schipbreuk geleden, zoodat Espartero heeft moeten vlugten, Narvaez heeft moeten bukken en o'Donnel heeft gezwicht.

Men voorspelt, dat ook Prirn hiertegen niet bestand zal zijn, en dat de generaal, die op dit oogenblik Cadix heeft overwonnen en Malaga ten onder gebragt, zijn toekomstige mededinger zoo niet zijn moordenaar zijn zal. Zooveel is zeker, dat schrik en verbittering zich van veler gemoederen hebben meester gemaakt en dat de toekomst van het zooveel en het zoo dikwerf geteisterd land wederom donker begint te worden. Het is naauwelijks mogelijk eenig juist denkbeeld te vormen van de bestaande toestanden, en nog minder met eenige kans van niet al te spoedig door de feiten gelogenstraft te worden, te zeggen hoedanig de toestand thans is en welke de uitkomst der algemeene verkiezing zal zijn. Zooveel is zeker, dat Cadix, 't welk nog sidderde onder de geledene overwinning en in staat van beleg gesteld was, 7 republikeinen tegen 2 monarchalen gekozen heeft. Zal men tot eene beslissende keuze geraken ? Zullen de overwonnen partijen zich aan de uitspraak onderwerpen en zoo niet, wat zal de uitkomst zijn ?

In Frankrijk heeft de procureur-generaal te