die de leuze van Dr. Capadose: bij een eadaver kan ik niet leven 3), schjjnt toegedaan te zijn zonder »de konsekwentie van dien broeder" te bezitten, — natuurlijk herhaal ik, heeft mijn vriend in zijn hart geen vrede met zijne houding in deze, en zou hij gaarne teregfc gewezen worden , indien hij dwaalt. Doch j uist dit is de vraag, waarop het niet zoo gemakkelijk is een voldoend antwoord te geven.

Dwaalt hg ? — Dit is de vraag van het oogenblik, de brandende vraag van den dag, die beantwoord worden moet, en waarop wij zoo gaarne een antwoord in de Heraut ontvingen. En indien nu deze vraag met den Bijbel in de hand bevestigend mogt worden beantwoord, welke houding zou hij dan, — om niet ontrouw te worden tegen (iod en de gemeente, tegenover den Anti-christelijken geest in den kerkeraad en op den kansel behooren aan te nemen ?.... Ik gevoel, dat deze zoo praktische vraag beantwoord worden moet, en (daar de waarheid één is en onverdeelbaar), naar ik vertrouw, ook wel beantwoord worden zal.

Wat schrijver dezes aangaat, ik beschouw haar als in zeer naauw verband staande met eene andere vraag: Scheiden van de modernen of blijven? — Nu is het een zeer treurig verschijnsel, dat tienduizenden in den lande het antwoord op deze levensvraag in de christelijke bladen, bij de leeraars, bij de vrienden, — overal behalve in den Bijbel zoeken. Dit verschijnsel noem ik treurig, omdat het antwoord op eene vraag als deze, eene persoonlijke gewetensvraag is, m. i door ieder onzer slechts van God zelf mag worden verwacht, alleen in den Bijbel mag worden gezocht. Waar dit geschiedt onder vurig gebed om goddelijk licht, daar, maar ook daar alleen, zal het antwoord, — wat het ook zij — ons hart ten volle bevredigen. Waar dit geschiedt, waar zij op een goeden grondslag steunt, hebben wij eerbied voor eens anders overtuiging, ook dan wanneer wij haar niet kunnen deelen. De Heere beware ons er voor, dat wij ons ooit tot regter zouden stellen in eene zaak tusschen God en het geweten van in deze andersdenkenden, of dat wij hen om die reden minder zouden achten of liefhebben.

Wat deze kwestie in het algemeen betreft, het is Gode zij dank! een feit, dat duizenden in den lande, na het gebeurde der laatste dagen, (nu niet alleen het innerlijk wezen, maar ook de uitwendige teekenen van het Christendom door onze leeraars voor onze oogen straffeloos mogen worden verguisd) dat duizenden in den lande, zeg ik, de kwestie reeds in beginsel uitgemaakt, d. w. z. verdere kerkelijke gemeenschap met het moderne heiden-, het anti-Christendom misdaad. scheiden pligt achten. Dwalen zij ? Zijt ge van een tegenovergesteld gevoelen, deel dan,

als ge dit kunt, met'Gods Woord in de hand uwe gronden daarvoor mede, nu het nog tijd is. De Heraut wordt door allen gelezen; de lezers zullen er u dankbaar voor zijn.

Een scherpzinnig kenner van den natuurlijken mensch heeft eens gezegd, en deze woorden zweven mij onwillekeurig voor den geest:

Meest als ik raad aan iemand gaf, — Die 't mij verzocht — sloeg hij dien af, Wanneer ik hem niet aanried, dat Wat hij reeds zelf gekozen had;

doch ik meen, dat zij op eene kwestie zóó ernstig, zoo zuiver geestelijk als deze, niet toepasselijk zijn.

Moge de beantwoording dezer laatste vraag »wenschelijk'' geacht worden; ik acht een antwoord op die van mijn Dordtsehen vriend 1^.

paald „noodzakelijk . Beiden staan met elkander in zeer naauw verband. En nu komt dit blad onder de oogen van hen, die geacht worden voorgangeis te zijn der gemeenten, en die vreugde gevoelen over éénen zondaar, die zich bekeert. Zeker wij zullen niet te vergeefs een antwoord verwachten 0p eene vraag, die het geestelijk wel of wee, die de toekomst der geheele Hervormde kerk raakt. Z0o zij het!

In naauw verband met het onderwerp hier boven behandeld: onze kerkelijke verkiezingen, staat het volgende treffende voorval, door "den heer Esser ons medegedeeld, en dat ook beknoptelijk onder de oogen van do lezers van de Heraut behoort te worden gebragt. Ik beschouw toch, op de hierboven ontwikkelde gronden, iets dergelijks als het Damocles-zwaard

dat ook ons boven het hoofd hangt.

In Genève bestond sedert twee eeuwen eene Duitsch Gereformeerde gemeente, behoorende tot de staatskerk. In 1857 gelukte het de radicalen (modernen) eerst de meerderheid te verkrijgen in den kerkeraad en vervolgens aan den waardigen regtzinnigen leeraar Lutscher, met behulp der regering, een ultra-modern hulpprediker op te dringen, een man die vreeseliik

konsekwent was in het belijden der moderne, anti-christelijke beginselen. Door het algemeen stemregt gelukte het den kerkeraad iets later den eerwaardigen predikant Lutscher af te zetten, en nu werd de «hulpprediker" Wanner in zijne plaats beroepen, die nu begon te prediken doopen, enz. naar welgevallen. Doch de Icrika is onverbiddelijk. De gemeente was spoedig no^ w!)zer dan de nieuwe leeraar, en was van°mee°

7nl-!i'-idat1kerkgeb01,w en kerkferanS geene nood' Kenjke dingen meer waren, en dat men even

"°,e het koffijhuis of de societeit het moderne ge oo kon belijden. De volgelingen en hoorders van en heer Wagner verminderden alzoo welJ?, 0 „ ' tot 5 en zegt men tot O personen. Wat nu? De kerkeraad begreep, dat nu ook de c lens overbodig werd , dwong den predikant Wagner zgn ontslag te nemen, verkocht het orgel en bes ee e e opbrengst der door vorige regt-

3) Zoo als bekendis beschouwt Dr Oamrlosp en het moet hem niet moeijelhk y,l],„, ' ^Padose>.en door tal van schriftuurplaatsen te staven' hit H™ TOrml Kerkgenootschap, als een tot ontbinding overgaand lijk.

zinnige predikanten bijeengebragte kerkelijke fondsen aan school en armen.

Zóó viel die eertijds zoo bloeijende gemeente der staatskerk ; doch een klein overblijfsel werd gered, naast haar verhief zich eene gemeente der vrije kerk, die op dit oogenblik 600 leden en 200 avondmaalgangers telt. Ik geloof met onzen geachten Haagschen Br., dat deze feiten welsprekend zijn, en dat, hoe de uitslag van den strijd dezer dagen ook zij, dat ook in vele onzer gemeenten de gang zal zijn van het AntiChristendom.

Dubbeldam. J. F. Gips, Pz.

Pligtsbetrachting.

Kerkenraden, Klassikaal, Provinciaal en Synode, dus het Bestuur der Nederl. Herv. Kerk, laten de leugenleer der modernen en andere ongeloovigen vrijelijk prediken. —• Zij hebben dus conniventie met de leugen; maar wat zegt desaangaande een der meest geachte godgeleerden onzer vaderen, een man, om zijne godsvrucht geëerbiedigd en om zijne geleerdheid algemeen beroemd. Conniventie met de leugen is conspiratie tegen db waarheid. (Prof. I. Trigland Kerk-geschiedenis). »Mogen de geloovige leden der Nederlandsche marlelaarskerk naar den eisch der christelijke pligtsbetrachting, kerk-gemeenschap houden met de geestverwanten van Opzoomer en Zaalberg?" (Dr

Dcnwartz, zi i'ebr. 1865.)

Let wel! Hier is sprake van kerk -gemeenschap, d. i. tot ééne kerk behooren. — Wij antwoorden met hem: neen, voorzeker, zij mogen niet naar mijn oordeel.

De heer Groen v. Prinst.erer zegt in zijn voorlaatste stukje (Kerk-geriieentelijk overleg): » Verbreking van kerk-gemeemcliap met de modernen, dat is volgens Dr. Schwartz, zoowel als voor mij' pligtsbetrachting; maar ik verlang ze niet door afscheiding, veeleer door doeltreffenden strijd op een te gelijk confessionelen en reglementair en grondslag."

Wat eene verbreking is van kerk -gemeenschap zonder ^ afscheiding d. i. zonder die verbreking, beken ik niet in te zien, en toch de verbreking wordt ook door mijnen geachten vriend als pligtsbetrachting beschouwd!

Ik sta dus met mijne vrienden volmaakt in overeenstemming in beginselen, in theorie. —Ik zeg even als zij: verbreking van kerk-gemeenschap met de modernen is pligtsbetrachting —maar daarom heb ik die kerk-gemeenschap werkelijk verbroken, om mijn pligt te betrachten, en de Heere gaf mij daarop grooten vrede; — eti ik heb dit gemeend dadelijk te moeten doen, zoodra ik zag, dat het eene pligtsbetrachting was, immers bij deze kan geene voorbarigheid plaats hebben • het uitstellen van hetgeen mij als pligt voorkomt, is naar mijne zienswijze, ongeoorloofd; ik weet naar geweten gehandeld te hebben, naar den eisch der christelijke pligtsbetrachting.

s Hage, 26 Jan. 1869 Dr. Capadose.

der te gaan, dan het daarop acht geven, dat Petrus aanbeveelt.

I. E.

Iets «ver uitwendige zending en evangelische alliantie.

i.

Dwaalgeesten.

Naar ik verneem zouden er weder twee der or Groenewoud op het dwaalspoor gekomen mannen in het land zijn, om aan de lieden die naar hen willen luisteren, te beduiden dat ze moeten vlieden naar Zuid-Afrika.

Ware het om stoffelijk belang te doen ik

7An Pr niaf 1. i i i ,. *

iieuDen aar veien, die in Nederland met moeite hun brood verdienen, heen gingen naar de Transvaalsche republiek, schoon ik hun dan nog sterk zou aanraden eerst te raadplegen met broeder Lion Cachet, die de bezwaren aan nederzettingen aldaar verbonden,

niet zou verbergen, bezwaren, inzonderheid op dit oogenblik niet gering te achten.

Maar Groenewoud en de zijnen hebben Gods koningrijk op het oog. In hunne circulaire van September jl. wordt gezegd, dat de Heer de ware gemeente verzamelt te Wellington in Zuid-Afrika, en tot bewijs, dat zij de ware gemeente zijn, wordt door hen aan de wereld verkondigd.- j>er zal geen oogst zijn." Wat er nog komt zal ooor hagel en vuur vernield worden.

Deze profetie zal wel ergens in de wereld in eenig toekomstig jaar vervuld worden, zoodat deze profeten dat zeer gemakkelijk kunnen voorspellen. zaj bepalen plaats noch jaar, maar juist door ge ee ^algemeen te profeteren: »er zal geen 008s z^n' e ' ben zij zich zeiven verraden als valsche Profeten, omdat stoffelijk door God is beloofd , e oogst alle dagen der aarde niet

ophouden (Ge 8; 22) en de tehjke

oogst (Matth. 13: 30) ontwijfelbaar zeker zijn zal.

van JNovember is zoo mogelijk nog meer strijdig met Gods Woord Immers daarin wordt gezegd, dat de Joden nimmer naar Palestina zullen terugkeeren, en dat de bewering, dat dit wel geschieden zal, eene leugen is van den Antichristus , om de kinderen Gods te verwarren met betrekking tot de komst des Heeren.

Hosea 2 wordt dan aangehaald om te betoogen, dat de Heer nu Zijn waar Israël verzamelt in Zuid-Afrika, en dat daar is de stad Gods: Wellington, het nieuwe Jeruzalem.

Hoe vrome mannen in zulke ongerijmde dwalingen kunnen vervallen is naauwelijks verklaarbaar. Men zou zeggen, dat iemand zijn verstand geheel moet verloren hebben, die Hozea 2 en 3 gelezen heeft, en dan gelooft dat daar eene woestijn in /uid-Afrika bedoeld is , terwijl men inderdaad geheel blind moet zijn om niet te erkennen, dat Gods Woord den terugkeer der Joden in het beloofde land zoo duidelijk beloofd heeft, als de zon aan den hemel staat.

Intusschen is liefderijke waarschuwing tegen •jioenewoud en de zijnen geenszins overbodig, geljjk zij eene treffende vermaning is aan alle bei verklaarders, om toch voorzigtig te zijn met het vergeestelijken, bij velen zoo bemind, en om ten aanzien der onvervulde profetie niet ver-

Zoo als vele lezers van de Heraut bekend zal zijn, hebben onlangs besprekingen plaats gehad over eene eventuele alliantie van de Rotterdamsche met de Utrechtsche zendingsvereeniging, (of omgekeerd); doch hebben d\e tot geene resultaten geleid. Het laatste verwondert ons niet, om reden wij den tijd hiervoor nog niet rijp en het verschil in beginsel en rigting tusschen beide vereenigingen nog te groot achten.

Het beginsel der meest bestaande zendingsvereenigingen is een aristokratisch en, hoe vreemd dit ook klinke, tegeliik zoo ruim mncrnliik h«-

ginsel; allen wie zij ook zijn mogen —• die eene bepaalde som als contributie bijdragen, worden als ^ leden aangenomen. Eene zoodanige vereeniging (alliantie) acht ik niet Evangèlisch. Hierdoor toch is het zeer mogelijk, dat de hoofdbesturen ^ van vele dier vereenigingen over tien jaren ethisch-irenisch, d. w. z. los van de belijdenis der kerk en over 50 jaren modern zijn. JJat die mogelijkheid bestaat, dat bepalingen en reglementen hiertegen niets vermogen, dit heeft ons het Ned. zendinggenootschap ge-

IÜCJ.U.

Het beginsel der Botterdamsche Zendings-Vereeniging is daarentegen meer demokratisch en uitsluitend. Hier betaalt ieder zendingsvriend contributie naar vermogen ; doch alléén de geloovige Christenen onder de contribuanten zijn stemhebbende leden. Blijkbaar heeft de Ned. Zendtng s-Ver eenig ing zich aan het lot van het moedergenootschap gespiegeld, en hierover verheugen wij ons. Hoe moeijelijk dit haar standpunt ook zij, God geve haar genade, te volharden en nooit beginsel aan belang op te offeren. Het beginsel dezer Vereeniging is, ik beken dit, geheel in strijd met den geest dezer eeuw, — sommigen beschouwen het als darbystisch en beginnen zich terug te trekken; doch ik kom er rond voor uit, ik acht dit beginsel het eenig ware, — in dezen tijd van ongeloof, afval en beginselloosheid het eenig mogelijke, om beginselen te bewaren en zuiver te blijven. Een ietwat uitsluitend standpunt acht ik, in

tijden als wij thans beleven, bepaald noodzakelijk. Moge de tijd spoedig aanbreken, dat dit door ieder onzer kan worden erkend.

Doch juist omdat ik zoo denk, smartte het mij zeer, toen ik dezer dagen vernam, dat ook Dordtsche Christenen, — hoewel contribuanten der Ned. Zendings- Vereeniging blijvende — ten gevolge ^ van een misverstand voor het lidmaatschap dier Vereeniging hebben bedankt. Er is', ben ik wel ingelicht, verschil van meening over de vraag: wie zijn geloovige Christenen? — Het Hoofdbestuur te Botterdam nu is de meening toegedaan, dat de zaligheid zoekende en bekommerde zielen nog geene geloovige Christenen zijn, en daarom nog niet de regten, den invloed van zoodanigen kunnen doen gelden; edoch het Hoofdbestuur vergat m. i. geheel en al, dat ook het omgekeerde mogelijk is, dat geloovige Christenen «bekommerde zielen" kunnen wezen,

en het in dagen, als wij beleven, niet zonder reden, maar al te dikwijls zijn. Die Dordtsche

Christenen vergaten dit echter niet, en zie hier de reden van dit misverstand. Het Hoofdbestuur, dat er wel geen oogenblik aan gedacht zal hebben, laatstgenoemden uit te sluiten, zal wèl doen het zoo spoedig mogelijk op te helderen. Ook uit het hier medegedeelde blijkt weder, dat men een goed beginsel op eene onoordeelkundige wijze kan toepassen; doch dit bewijst niets tegen het beginsel zelf. Niet daar, niet in de belijdenis alleen zoeke de Vereeniging den maatstaf bij de toelating harer leden, een maatstaf, die volgens het goede oude Gereformeerde beginsel alleen te vinden is in belijdenis en wandel, — of wilt ge dit denkbeeld gemoderniseerd ? — in het geloofsleven harer zendingsvrienden. Wij weten dat deze Vereeniging innig doordrongen is van de waarheid, dat belijdenis en wandel in het naauwste verband behooren zamen te gaan; laten wij dus hopen dat dit misverstand spoedig zal zijn uit den weg geruimd, en vergun mij u intusschen te wijzen op eene liefelijke vrucht der Niderlandsche Zendings- Vereeniging.

u-ij zult weten, dat reeds een jaar geleden dij deze Ver. het plan bestond, om met het JavaComité voor gezamenlijke rekening een zendeling to Batavia te plaatsen; nu lezen wij in haar 10e Jaarverslao- o. a. Vrnt volo-Andfi: «Spoedig

om ' o 1

werd ons besluit bepaald en viel onze keus op onzen kweekeling Harmse, die in dit jaar zou worden uitgezonden. Intusschen bleek het, bij nadere bespreking met het Java-Comité", dat er aan de missie te Batavia eigenaardige moeijelijkheden verbonden zijn, en dat wij tusschen twee zaken moesten kiezen, of gezamenlijk deelnemen aan den arbeid van het Java-Comité, óf den arbeid geheel aan dat genootschap overlaten. Tot het eerste mogten wij met het oog op onze finantiën niet besluiten; er schoot dus niets anders over, dan aan het Java-Comité voor te stellen, onzen broeder Harmse aelieel voor hunne

rekening te nemen, welk voorstel door het bestuur is aangenomen, en met hetwelk ook onze broeder Harmse heeft genoegen genomen."

Waarlijk in langen tijd heb ik geene mededeel ing aangaande onze uitwendige zending gelezen , die mij zoozeer verblijdde als dit berigt der Ned. zendingsvereeniging. Eene daad als deze getuigt van Evangelische alliantie in de ware, gezonde beteekenis des woords, en is ons meer waard dan vele woorden. Doch als van zelf deed deze daad mij nadenken, — niet zoozeer over eene zamensmelting, — een .woord dat wij te dikwijls met alliantie verwarren en vereenzelvigen, waaruit veel misverstand ont¬

staat — onzer vele zendingsvereenigingen, die ik op dit oogenblik noch noodzakelijk, noch wenschelijk acht; maar over hetgeen daartoe den weg zou kunnen banen, over de mogelijkheid en noodzakelijkheid tevens eener algemeene zendelingskweekschool (waar dan ook) voor al de Gereformeerde zendingsvrienden in Nederland.

Ik acht ééne zendelingskweekschool voor allen noodzakelijk om meer dan ééne reden; vergun mij er enkele op te noemen, en deze keer het eerst uwe aandacht te vestigen op onze afgescheidene vrije kerk; daar is reeds met het oog op hare telkens mislukte zendingsgeschiedeiiis de meening geuit, dat de opleiding harer kweekelingen te Kampen minder wenschelijk is; dus daar moet in voorzien worden; maar hoe? De Botterdamsche vereeniging heeft een zendingshuis met een viiftal kweeknli ncrpn • TTfr,Ar>li'f'.<apViP

heeft er een met een zestal; verder heeft men er een te Ermelo, te Zeist, enz. Nu zal het toch wel geen breedvoerig betoog behoeven, dat in een land zoo klein als het onze, 5 £ï 6 Zendingshuizen eene dwaasheid, vereeniging eene noodzakelijkheid is, èn met het oog op de schrikbarende geldverspilling èn met het oog op het betrekkelijk minder deugdelijk onderwijs — noodwendig gevolg van die verbrokkeling van krachten? Versta mij wel: dankbaar erken ik, dat, indien wij nagaan welke mannen onze uitwendige zending thans reeds bezit, wij reden hebben den Heere te danken, die ons zoo wonderlijk heeft gezegend; doch dit bewijst immers niet, dat bestendiging van den bestaanden toestand wenschelijk is; dit bewijst niets tegen het hierboven aangevoerde.

Maar ik acht ééne Zendings-kweeksclwol voor alle Gereformeerde zendingsvrienden ook zeer goed mogelijk. Gaarne wil ik trachten deze stelling te bewijzen en de vele bedenkingen, die ik van verschillende zijden hoor uiten, op te lossen; doch dit kan niet met een paar woorden geschieden; daarom zullen wij hier afbreken en mijne gedachten in deze d. v. in een volgend nummer uiteenzetten.

J. P.

Gips, Pz.

Nederlandsch Jongelingsverbond.

Onderstaande circulaire werd dezer dagen aan vele leeraars verzonden.

Wel-Eerm. Heer, geliefde Broeder!

Het Nederlandsch Jongelingsverbond neemt de vrijheid zich tot u te wenden met een dringend en hartelijk verzoek. in het beland- dpr

jongelingen in ons dierbaar vaderland. . Het aantal der Jongelings-vereenigingsn neemt jaarlijks toe, en de ondervinding heeft ons geleerd, hoe op vele plaatsen de hulp en besturing der geloovige herders en leeraars wordt begeerd, ja dikwjjls vereischt, om onze jongelingen voor eenzijdigheid en ijver zonder verstand te bewaren. Allereerst bidden wij u daarom, trek u de zaak der Jongelings-vereenigingen in uwe plaats aan; bezoek de jongelingen eens wanneer zij te zamen komen, ga soms in hunne Bijbellezingen voor, en doe datgene voor den, wat gij bevinden zult nuttig en goed te zijn. Mogt er te uwent nog geene vereeniging bestaan, tracht dan een twee-'of drietal Christelijke jongelingen te vinden, om daarmede een aanvang te maken, en wees overtuigd, dat wij niets liever zullen doen, dan hen met 'raad en daad bijstaan, wanneer zij zich tot ons Bestuur zouden willen wenden.

Maar bovenal hebben wij uwe hulp noodig op eene vooi u hoogst gemakkelijke en eenvoudige wijze. Wanneer de jongelingen tot lidmaten der gemeente worden aangenomen , staan zij op eenmaal , in het gewigtigst en gevaarlijkst tijdstip huns levens, op eigen voeten, en worden gewoonlijk geheel aan zich zeiven overgelaten. Zij hebben dan aan een toevlugtsoord de grootste behoefte, waar zij hunne godsdienstige indrukken bewaren, hunne levensrigting bepalen, en zich aan gelijkgezinde vrienden aansluiten kunnen. Daartoe is vaak niets anders noodig dan één enkel vriendelijk aanririizend woord van den

leeraar, bjj wien zii werden aangenomen. en hot

is dus ons ernstig verzoek, dat gij dat woord wel tot hen wil rigten. De vele bewijzen van Gods genadig welgevallen in onze vereenigingen.

waar vele jongelingen voor de dienst onzes Heeren werden gewonnen, en velen bewaard voor de verleiding en besmetting der zonde; waar velen werden opgewekt om, nabij of van verre, het Evangelie des kruises door woord en wandel aan te bevelen, hetzij in eigen kring, of op de zondagschool, als evangelist of als zende"ng > —■ geven ons volle vrijmoedigheid u daartoe op te wekken; en onze getrouwe God en Vader vervulle door Zijnen Heiligen Geest uw hart met liefde tot der jongelingen eeuwig heil en tot onze vaderlandsche vereenigingen.

Met hoogachting en heilbede noemen wij ons, Namens het Bestuur van liet Nederlandsch Jongelingsverbond,

W. van Oosterwijk Brüyn , Pres. J. M. Hessel, Secr.

Spanje.

Tot mijn leedwezen heeft mij den tijd ontbroken deze week reeds een uittreksel te geven uit het vervolg van het dagboek van Carrasco, en ontvangen brieven van de heeren Trigo en Armstrong; ik hoop dit in de volgende week te kunnen doen, en bepaal mij thans bij eene opgave van ontvangen giften voor de Evangelisatie, die bewijzen, dat de belangstelling in dit groote werk des Heeren onder de Christenen in Nederland levendig blijft. Ik vlei mij, dat de belangstellenden op een telegram opmerkzaam geweest zijn in de Amsterdamsche Courant van Dingsdag 26 dezer voorkomende, waarin gemeld wordt, dat te Madrid op Zondag 24 dezer de openbare godsdienstoefening der Pro-