De zevende Bazuin.

De koningrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus, en Hij zal als Koning heerschen in alle eeuwigheid! Zoo spreken de groote stemmen in den hemel, Openbaring 11 , vóórdat de beschrijving begint van den gruwelijksten opstand der volken , die ooit op aarde is gezien!

Dat is juist wat wij behoeven. De zekerste verklaring der overwinning, in woorden zóó gesteld , als ware de zaak reeds geschied, reeds afgeloopen, voordat de strijd nog is begonnen.

Zulk een boven eiken twijfel verheven triomfzang is alleen mogelijk bij hen, die weten,.' dat ze den Almagtige op hunne zijde hebben. En waarlijk, wij hebben die zekerheid noodig vóór den laatsten bangen strijd tegen den Anti- : Christus en de zijnen. 1

Deze groote stemmen in den hemel zijn uiterst 1 belangrijk voor ons. Zij die alleen maar denken om de zaligheid hunner ziel; zij die zich ( alleen bezighouden met de bruid van Christus; c die leven in de verwachting van weldra te zul- 1 len worden opgenomen, den Heere te gemoet £ in de lucht, om als bruid altijd bij Hem te 1 zUn> (trouwens eene op zich zelve zeer troost- * rijke verwachting!) — maar die zich overigens 1 niet bemoeijen met de koningrijken dezer we- v reld worden door de belangstelling des hemels ? in die koningrijken beschaamd!

Ook zij, die denken, dat men in den hemel niets zal doen dan loven en danken, kunnen ^ hier leeren, dat de zaligen daar, zich ook be- P zig houden met de dingen, die op aarde ge- 21 schieden. De hemellingen hebben de arme we- ^ reld lief, gelijk God de wereld zoo heeft lief gehad, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft om ^c haar te behouden. Zij willen ook die behoude- Zl nis; zij begeeren , dat de koningrijken der we- a^ reld des Heeren worden! ze

Zij werken daartoe mede. Daarom laten zij zich luide hooren, zóó dat de gemeente op aarde ^ het nu verneemt.

Daarom is het hare roeping, niet, om de sta- vt ten, de koningrijken te laten voor hetgeen m ze zijn, maar om er toe mede te arbeiden, ^ dat ze des Heeren worden! Deze stemmen in' m' den hemel vinden op deze wijze een echo in El den kerkelijken en staatkundigen hemel op aarde. ko Het Israël Gods is zjjn getuige op aarde. Dit zal ook alzoo zijn in de dagen der zevende riJ Bazuin. tol

Wanneer wij nu bedaard nadenken wat het zel in heeft, dat de bestemming van het koningrijk der Nederlanden is om des Heeren te zijn , dan komen wij tot zeer treffende uitkomsten' ter en het blijkt dat onze taak niet gering is.

De ongeloovigen zeggen stoutelijk: het onder- bel scheid tusschen het heilige en profane (onheilige) moet wegvallen ! 't is zóó; zij hebben ge- del lijk, maar in dien zin, dat niet alles moet ont- ^ heiligd , maar geheiligd worden. Do staat moet wa: heilig worden. Dat is de beteekenis van »hét zijn all( geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus." . 1 Men lette er wel op, dat deze verklaring uit ni® den hemel wordt gegeven juist vóór den grootsten afval, tegenover de beginselen van den afgrond, die in 't groote Rijk van den Antichristus mei als de ware zullen worden erkend. In dien tijd ^es wanneer de vijanden beslist zullen voor den dag I komen met hun bepaald: neen! past aan de geloovigen een triomferend: ja! ° zal

Dit is juist de aard des geloofs. Als nergens ^a uitkomst is, als alles verloren schijnt, houdt Willem I zich vast aan den Onzienlijke, en is ^oc bereid zijn leven voor de waarheid te verliezen. Zóó is het regt.

Daarom hoe donkerder het op aarde wordt, hoe minder bijval wij vinden in kerk en staat, 1 zoodat men moet zeggen, al onze pogingen baten hoegenaamd niets, hoe minder het ons past Y te willen schikken en plooijen, hoe minder het stan ons geoorloofd is, ons te regelen naar de mee- in ningen der. behoudsmannen, die op menschen strel vertrouwen en altijd vragen: »wat baat het?" steil Het baat voorzeker schijnbaar niets, om vóór Chri de verschijning van het anti-christendom in zijne nog rjjpheid te zeggen: »de Koningrijken der wereld zegg zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen taak Christus. ' Integendeel zal het in de oogen dier gela' wereld, die het juk van Christus afwerpt, aller- noot bespottelijkst zijn. Maar deze schande van eene Staa naar de schatting der menschen geheel verleren daar zaak voor te staan, moet de Christen blijmoedig schie dragen, en hij zal het doen wanneer hij waarlijk in di zeker is van de overwinning. Ee

Om hem in die zekerheid te versterken, wor- de e den deze stemmen uit den hemel gehoord. De Kerk eere des Heeren is juist eene zaak vooruit te hoeft bevestigen, welke naar menschelijk inzigt gansch De onmogelijk is* Dat Israël in oude dagen eene de t: Godsregering had, wil de wereld welligt nu nog dat toegeven; maar dat alle Koningrijken der wereld geen* daartoe zullen komen, schijnt geheel onzinnig, staat Laat iemand in de Tweede Kamer zeggen: »dit Ar is de toekomst van Nederland, dat het eene Gods- revol regering hebben zal," en een schaterend gelach lijke zal 't eenig antwoord zijn der groote meerder- ding heid! Ware

Dit hier neder te schrijven, zou ik zelfs niet ondei kunnen doen, ware ik niet dood voor den scham- ondei peren lach der wereld! als a

En toch ik schrijf het met groote blijdschap, tuur]: omdat het mij eene eere is, om overeen te stem- Kerk men met de opinie des hemels. Ik wensch van is de harte medearbeider Gods te zijn ook in deze excep dingen, wetenele dat ook deze arbeid niet vruch- Staat teloos zijn zal, maar een genadeloon zal vinden, pligt Déze stemmen uit. den hemel zijn uiterst be- ben \ moedigend en vertroostend. De volkomen ne- J. P. derlaag van de zaak van Christus is bij het bla- »dat zen der 7de bazuin voor de deur; de heiligen werp zullen worden vervolgd en gedood, de Antichrist In zal tegen hen krijg voeren en hen overwinnen; bare 't is do ure der duisternis, maar dan is ook zindhe de gansche kracht der boosheid verspild; 't is kerke! den Satan gelukt een wereldrijk op aarde te zijn; i

stichten, aan hetwelk hij kan geven en geeft: »zijne kracht en zijnen troon en groote magt" j (Openb. 13: 2). Dit is vermoedelijk van veel : dieper beteekenis dan wij nu verstaan; maar i zooveel kunnen wij vatten, dat de Satan hier , gewaagd spel speelt. Hij geeft zijne magt en . kracht en troon in handen van sterfelijke men_ schen, en kan ze dus nu door menschen verliezen.

En dit zal geschieden: de strijd wordt gewon, nen door het bloed des Lams en het woord der ; getuigenis (Openbaring 12: 11), van hen die met het Lam zijn, de geroepenen en uitverkorenen en geloovigen (Openb. 17: 14).

Wanneer men over deze dingen nadenkt,.dan juicht de ziel over den aanstaanelen heerlijken strijd. De heirscharen des Heeren zijn niet vreesachtig, maar moedig in den strijd. De zekerheid der overwinning geeft eene ontzaggelijke, zeer verheffende blijdschap, maar toch een geheel ander dan het hoogmoedige gevoel, bij voorbeeld: der garde van den eersten Napoleon! Onze wapenen zijn: stil zijn, vertrouwen, geduld en lijdzaamheid; bereidwilligheid om het leven te verliezen voor Hem, die ons heeft lief gehad tot den dood toe. 't Zal zijn de ure der kruisiging van de gemeente, 't Is waar, de »poorten der helle" zullen haar niet overweldigen; maar men verstaat deze vertroosting verkeerd, wanneer men meent, dat de gemeente niet zal ' overwonnen worden, 't Is juist andersom: zij zal : in aanraking komen met de poorten der helle , dat is.- aangevallen worden met al de kracht ( des Satans. Die meeut dat een strijd met de 1 poorten der hel eene ligte zaak is, vergist zich 1 zeer, en zij die droomen van eene wegneming > der gemeente vóór de groote verdrukking, mog- ' ten wel eens wat meer nadenken 'over de be- 1 lofte »dat de poorten der hel de gemeente niet ^ zullen overweldigen." Zij zal voorzeker, even g als haar Hoofd, in de magt des Boozen komen; hij » zal zijne ure ook met haar hebben, maar juist e dan, wanneer hp zeker is van de overwinning, o blijkt het dat zijne zaak verloren is! d

Ik weet het, er zijn er die niet zullen ster- Sl ven, maar opgenomen worden den Heere te ge- h moet in de lucht; doch dit groote feit is niet buiten verband met de ontwikkeling der ge- o meente, niet buiten verband met haren strijd, d Er zal later gelegenheid zijn hierop terug te V komen. qi

^ Zeker echter is het, dat de regel in het Gods- sl rijk is: »door sterven tot leven; door het kruis p tot de kroon;" die zijn leven zal willen verlie- & zen, die zal het behouden. c\

Ook de koningrijken dezer wereld hebben de ranne stervensure. Zij sterven zoodra het Christendom verworpen, de gemeente gekruist is, en vorden dan door de gemeente overwonnen eii beleefd tot een nieuw leven, zoodat gezegd kan vorden: » de koningrijken der wereld zijn geworlen onzes Heeren en van Zijnen Christus.

Eerst daarna wordt het van lieverlede eene vaarheid »en Hij zal als Koning heerschen in ve •11e eeuwigheid." ee:

_ Dit is een diep onderwerp, 't welk ik zelfs st( liet zal aanroeren. De man moet nog komen, P° ie de koninklijke heerschappij van den Heiland mf a het regte licht stelt. Tot dusver vergenoegt len zich te dien aanzien meest met algemeene °^E eschouwingen. Se'

Intusschen kunnen wij tegenover al de afwij- e^'s ingen van onzen tijd kalm overstellen: »Hij il als Koning heerschen in alle eeuwigheid." — ^lea waarlijk! de liefderijke, zachtmoedige Jezus, ^el ie de Zijnen zoo lief heeft, dat het met geene we' roorden is uit te drukken, Hij zal heerschen! Ser alige heerschappij! Kom Heere Jezus, ja kom' me

I. E. ' me

,' Eene iYederlandsche Gedachte. Ieg

gei

t Verkeerde Nederland in eenen normalen toe- fe t stand, bestond er vereeniging van Kerk en Staat Sr

• in christelijfc-historischen zin, zoodat de vol-

i strekte godsdienstloosheid van de openbare in- , •

' stellingen, de officiëele verloochening van het 61

• Christendom, als levensbeginsel van den Staat, j™3 i nog niet had getriumfeerd, ik zou niet durven , U'

zeggen: het geven van onderwijs is niet eene 'G° taak van de regering, maar moet worden over- @ gelaten aan particuliere krachten van kerkge- — nootschappen, corporatiën en indivicluën, de Staat moet alleen subsidiair te hulp komen,

daar waar die particuliere krachten te kort ( schieten. (Zie het advies van den heer Koorders zen in de 2de Kamer d.d. 29 September 1868.) uit^

Een normale toestand zou medebrengen, dat Mis de openbare staatsschool werd geregeld door wil] Kerk én Staat in gemeen overleg, naar de be- loss hoefte der natie. sini

De stelling: het geven van onderwijs is niet geeJ de taak der regering, past in een systeem als hij dat van den heer Thorbecke, maar behoort als 1 geenszins te huis in de anti-revolutionnaire zijne staatsleer. echt

Artikel 194 der Grondwet, gevaarlijk inden koni revolutionnairen staat, verliest zijne verderfe- moe lijke strekking, wanneer het beginsel van schei- beki ding van Kerk en Staat niet wordt gehuldigd. M Ware ik discipel van de school van Vin et, ik Ster onderschreef a priori de bewering: het lager spre onderwijs is geen voorwerp van Staatszorg. Maar scha als anti-revolutionnair zou ik dit bij eene na- den tuurlijke door God gewilde verhouding tusschen eeni Kerk en Staat niet durven nazeggen. Thans in v is de positie der anti-revolutionnairen geheel sinië exceptioneel. De revolutionnaire notie van den voor Staat heeft gezegevierd. Thans is het onze dure kent pligt te bestrijden, wat wij anders zouden heb- hart ben verdedigd; thans moeten wij het den Baron gew< J. P. P. van Zuylen van Nyevelt toestemmen: drie »dat het lager onderwijs eigenlijk geen voor- volk werp van Staatszorg kan zijn." leids

In eenen normalen toestand zouden de open- lijkei bare staatsscholen — bruikbaar voor de ge- de 1 zindheden —■ niet slechts eene aanvulling van eene kerkelijke en partikuliere krachten behooren te ware zijn: in den abnormalen toestand, waar wii sedert, lmVL

godsdienstlooze

: jaren in verkeeren, mag de godsdienstloo; " Staat niet anders dan op die plaatsen was 1 particuliere krachten te kort schieten, neutral r dat is in den waren zin des woords godsdiens r looze scholen oprigten.

i De minister Koek legde in Januarij jl. ve]

- bazing aan den dag, dat de heer Messchert va . Vollenhoven, inde Eerste Kamer, de godsdiensi

- looze openbare staatsschool op zulk eene onvei

- bloemde wijze in bescherming nam, en meendi i dat deze eisch van den afgevaardigde uit Noorc i Holland nog nooit zoo onbewimpeld was uitge

sproken. De minister vergat de adviezen va den heer baron van Zuylen van Nijevelt in d . Tweede Kamer (zitting 1865—1866), en de ge schriften van hot eminente hoofd der anti-revo lutionairc partij, b.v. het VI'le nommer van he Iste deel zijner parlementaire studiën en schetsen

Ik maak mij geene illusiën wat eene spoedigwijziging van Art. 194 der Grondwet betreft Ik geloof omgekeerd, dat die wijziging nog ii een zeer ver verschiet verwijderd ligt. De liberalen zullen Art. 194 handhaven, en deze inconsequentie hunnerzijds tot het uiterste voortzet ten. De gebeurtenissen der laatste jaren hebben er toe geleid aan de vrijzinnigen eene groote numerieke meerderheid in de Kamer te verzekeren; numerieke meerderheid, waartegen de deugdelijkste en meest logische argumenten onzerzijds zullen schipbreuk lijden.

Maar al mogen wij de hoop niet koesteren, dat ware vrijheid van onderwijs zal triumferen, wjj kunnen toch, door trouw op onzen post te blijven en dagelijlc» de bres te beklimmen, iets verkrijgen, o. a. herziening van de artikels 23, 24 en 33 der onderwijswet. Wijziging van genoemde artikels is het minimum van onzen eisch. Wij mogen ons niet rustig nedervleijen bij hetgeen de heer van Kuyk als zijn verlangen formuleerde op 1 October jl.: »Wijziging in de examens en in de bevoegdheid van de hulponderwijzers, verpligte schoolgeldhefliiig, en verduidelijking wat de wet bedoelt met openbare scholen op te rigten, ook daar waar geene behoefte daaraan is."

De tegenpartij zal ongetwijfeld voortgaan ons op alle manieren te intimideren en trachten de pligtmatige agitatie in clen lande te smoren. Vergeten wij dan niet, dat in deze levensquaestie de toekomst van het vaderland opgesloten is, en het woord van mevrouw de Gasparin hier kan worden toegepast: „nous les faibles, ne nous Jaissons pas dominer. Subir c'est faillir, se laisser mener, c'est forcement, ou devenir un lache, ou devenir un pervers." Arnhem. A. Schimmelpenninck v. d. Oye.

Verkiezingsstrijd.

In de Heraut van 5 Maart 1.1. werd van zeer geachte zijde, met het oog op den naderenden verkiezingsstrijd, op de behoefte gewezen om een centraal-comité van raadgeving daar te stellen, dat in de verschillende districten correspondentiën voert, en verneemt vat men voornemens is te doen, enz.

Men schijnt deze gedachte nog te laten rusten, ofschoon er groote behoefte bestaat aan raadgeving , onderling overleg en opwekking, om in 3lko gemeente eene kiezers-vereenigingte vormen. Het verzuim van dit laatste is vooral eene politieke fout der anti-revolutionairen , de zaak van iet onderwijs, de onregtvaardige toepassing der vet namelijk werd tot nu toe slechts in weinige gemeenteraden ter sprake gebragt, en toch zal nen hier reeds den strijd moeten aanvangen; oen moet de gemeentebesturen beletten, wille:eurig de kosten van openbaar onderwijs te 3ggen ook op de schouders van diegenen, welke er een gebruik van maken, en te verhoeden dat e goê gemeente niet langer een modern Chrissndom worde opgedrongen, zoo als thans op enige plaatsen het geval is.

Het is te hopen, dat ons spoedig de gelegeneid wordt geopend tot het bijwonen eener algemene vergadering, waar men onze belangen zon unnen bespreken en middelen beramen °om de igenpartij niet langer vrij spel te laten.

Gorssel, 5 April 1869. G. J. M. Oudenampsen.

we gevangen zendeling.

Onze broeder Stern, wiens naam allen onze lezers bekend is , heeft dezer dagen een boek doen uitgeven onder bovenstaanden titel: (The Captive Missionary). Mij dacht, dat allen wel zullen willen vernemen, wat deze man, voor wiens verlossing zij dikwerf hebben gebeden, over Abyssinië en Abyssiniës koning te zeggen heeft. Hij geeft eene naauwkeurige beschrijving van 'tgeen hij zelf gezien en ondervonden heeft, zoodat men als het ware met hem de twee en vijftig maanden zijner gevangenschap doorleeft. Het boek begint echter met eene geschiedenis van de loopbaan van koning Theodorus, en mij dunkt, het is de moeite waard in dit eerste opstel hiervan een beknopt overzigt te geven.

Men mag onderstellen , alzoo begint de heer Stern zijn verhaal, dat- een volk, 'twelk dezelfde taal spreekt en één geloof belijdt, en door gemeenschappelijk belang verbonden is, door deze banden des bloeds, der vriendschap en liefde vereenigd is en niettegenstaande heb- en eerzucht in vrede tracht te leven. Niet alzoo in Abyssinië, alwaai niettegenstaande luide verklaringen voor de waarschijnlijkheid van vrede en de bekentenis van eene christelijke broederschap, de hartstogten steeds op bittere wijze werden opgewekt. Dien ten gevolge heerschte gedurende drie eeuwen hebzucht en wellust onder het volk en roofzucht en bedorvenheid onder de leidslieden. Het volk was dien onophoudelijke^ strijd moede tusschen de grooten, die over de lijken en de bezittingen der onderhoorigen eene hoogere plaats trachtten te beklimmen, en waren daarom blijde toen Theodorus den troon beklom, te meer daar men voorspeld had, dat

ooze zijne regering het begin zoude zijn van nooit vaar gekende heerlijkheid en voorspoeeï.

rale, Theodorus werd geboren in 1822 in de kleinst- ne provincie Quara, digt bij de noordwestelijke grens van Abyssinië. Zijn vader Haïla ver- Weleda Georgis, de nakomeling van een groot van geslacht, stierf toen de knaap nog zeer jong was. nst- De kleine bezittingen van den overleden edelman ver- werden onmiddelijk in bezit genomen en verkwist tide, door hebzuchtige aanverwanten. De moeder van Drd- Kasa, want dit was de naam van den wees, tge- had geen t'huis en geene vrienden, op wier vrijvan gevighcid zij rekenen kon. Verjaagd uit haar de huis ging de moeder naar Gondar, waar zij ge- kosso, een middel tegen den lintworm verkocht. :vo- De knaap openbaarde de hoedanigheden toen reeds het die hem later als man eigen waren. Ongeduldig, sen. hartstogtelijk en hoogmoedig, minachtte hij den Sige geringen stand zijner moeder, en in eene opweleft. ling van toorn verliet hij hare arme hut, en zocht : in eene toevlugt in een klooster in Tschangar. In dat be- asyl had hij vele jaren droomend kunnen dooron- brengen, indien niet Dejatch Marow, een overset- wonnen rebellenhoofd, het klooster binnen creeb- drongen was, jong en oud had vermoord en efen ote knaap genoodzaakt had zich door de vWt te ze- redden. Hij begaf zich tot zijnen oom Colfou. de In het huis van dezen magtigen edelman, :)n- wiens paleis de plaats der zamenkomst was voor alle Amhara-vorsten , werd de hartstogtelijke sn, jongeling met warme liefde vervuld voor die en, dappere en gewaagde ondernemingen, die later te zijne militaire loopbaan kenmerkten. Dejatch 'ets Cosfou, de magtige heerscher in de noordweste23, lijke provinciën, veroorloofde zijnen neef hem te je- vergezellen op deze gevaarlijke ondernemingen, :h. die nu nog door de Abyssinische zangers luide !t- worden geprezen. Kasa toonde bij deze gelegener- heid onverschrokkenheid en krijgskunst, zoodat de vrienden en vijanden hem bewonderden. Hij p- werd met allerlei eerbewijzen overladen, en had ir- zeer zeker eene hooge plaats ingenomen , indien re zijn leidsman en beschermer niet bezweken was. >e- De zonen van Cosfou, jaloersch en verlangende naar magt verzwakten zich en gaven daardoor is eene gunstige gelegenheid aan een gemeenschapsn pelijken vijand. Woisso Mexin, moeder van Bas n. Ali en vrouw van Atze Yohannes, de schijns- koning, maakte van dien strijd gebruik, en Ivasa e- was genoodzaakt om naar Saragir, dat in de s- nabijheid zijner geboorteplaats gelegen was, te es vlugten, waar hij vriendelijk ontvangen werd. ir Dorstend naar onderscheiding en krijgsroem iu organiseerde Kasa eene schaar van vrijbuiters' en met deze zeventig lieden verontrustte hij de vorstelijke landen. Hij werd door zijne

- manschappen gehaat, werd genoodzaakt te vlugten naar Matamwa in het land der Tougrouneesen en werkte als een arbeidsman op de velden van Sheikh Shuwa. Spoedig echter nam hij wederom zwaarel en lans op en

11 verontrustte deze streken, geholpen door eene 11 kleine bende , die hij rondom zich vergaderd had. e Weldra gaven hem de onophoudelijke twisten " onder de grooten en leidslieden nieuwe gelegen-

- heid, om aan zijne plannen van eerzucht werkzaam te zijn. In het klooster te Tschangar werd

> hij bekend met vele legenden, die aan won-

- derwerkende heiligen werden toegeschreven 1 Onder anderen was er eene profetie* van een • grooten koning, genaamd Theodorus. Geboren,

zoo heette het, van geringe ouders, ofschoon i van Salomo's huis afkomstig, zoude hij even als Mozes en David voor eenigen tijd voor het s oog der menschen verborgen zyn. Wanneer hij l dan op het tooneel der wereldgeschiedenis veri schynt, zoude hij groote daden verrigteu en ' schitterende overwinningen behalen. Hij zoude «en gehaten Turk uitroeijen, het heilige land veroveren, het kruis plaatsen op de plaats van den ouden tempel, Jeruzalem tot hoofdstad van de heele aarde maken, en prinsen en vorsten, volken en stammen onderwerpen an den troon van Salomo's herstelde dynastie. Dit denkbeeld vervulde het hoofd en het hart van Kasa en zijne volgelingen en bereidde den weg voor zijne toekomstige loopbaan. Van alle deelen des lands stroomden de onderdrukten en ontevredenen tot de banier van den rebellischen leidsman. Overal werd hij door jong en oud met vreugdekreten begroet. De trotsche en schoone Amhara maagden, die weinige jaren geleden den zoon der kozzo verkoopster zouden hebben veracht, verheugden zich nu in zijne vriendschap.

_ Kasa was niet ongevoelig voor de bewondering die hij opwekte, en de heilige man gaf aan zijne hartstogten toe. Hij had verscheidene zonen en dochters, doch met uitzondering van Dejatch Meshanti en twee dochters , werden zij allen met hunne moeders door hem verloochend. C. S.

(Wordt vervolgd.)

Onze militaire stand en onze inwendige zending.

v.

Voor eenige dagen ontving schrijver dezes een brief van een jong militair, waarin hij mii onder meer eene korte geschiedenis uit het ka zerneleven meedeelt, welke zoo treffend de waarheid: God laat zich niet bespotten l predikt dat

f r"' !• ^ ^aarf? is meer algemeen te worden bekend. Wij laten daarom deze geschiedenis volgen, en wel wat de feiten betreft. geheel zoo als zij ons werd medegedeeld; daar de naam van _ den persoon niets ter zake doet, verzwijgen wij dien. Is er onder de lezers van de Heraut een, die m soortgelijke omstandigheden verkeert, dan moge deze geschiedenis hem tot ernstig nadenken brengen.

In de infanterie-kazerne te Bergen-op-Zoom bevond zich tot voor acht dagen een jongeling, die boven velen de aandacht trok en zich door groote ruwheid en goddeloosheid onderscheidde; daaiby merkte men op, dat hij voortdurend eene groote vijandschap tegen de godsdienst openbaarde , zoodat hij dikwijls anderen door de gru-