1869.

Twintigste Jaargang'.

mm-

VOOR

ISRAELS KONING, HET HOOFD DER GEMEENTE.

N°. 38.

TD-IN o WfcNn

Ps. CXVI: 10.

Vrijdag, 17 September

De uitgave van" dit Blad; onder Redactie van Dr. C. SCHWARTZ, geschiedt geregeld des Vrijdags van iedere Bijdragen, Brieven, enz., gelieve men franco te adresseren aan de Uitgevers H. DE HOOGH & C°.

Dr. C. SCHWARTZ, geschiedt geregeld des Vrijdags van iedere week. T Abonnementsprijs per kwartaal /1,50, franco per post ƒ 1,65. — De Prijs der Advertentiën is van 1

r __ j.„ o rl nnocavnn fictn rlo TTitrrOTr^va TT Til? ttaaatt o i n i 1E J. i .

B« «loof i»he( ïehoor

Kom. X : 17.

p r— r— j ^ ^-uvertentiön is van 1 5 reo-Pi ï~i

elke regel meer 15 Centen. — Groote letters worden naar de plaatsruimte berekend '

I)e lijdende David.

~xnT~

Toen ging David van daar, en ontkwam in de spelonk van Adullam. En zijne broeders hoorden het, en het gansche huis zijns vaders, en kwamen derwaarts tot hem af. En tot hem vergaderde alle man, die benaauwd was, en alle man, die eenen schuldeischor had, en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen, zoodat bij hem waren omtrent vier honderd mannen. En David ging van daar naar Mizpe der Moabieten; en hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn vader en mijne moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet wat God mij doen zal. En hij bragt hen voor het aangezigt van den koning der Moabieten; en zij bleven bij hem al de dagen, die David in de vesting was. ö

1 Samuël 22: 1—4.

Het leven van David was in dit gedeelte zijner geschiedenis vol van beproevingen en smartelijke ondervindingen. Hij leed er te meer onder naardien hij het zoo weinig bad verwacht, zoodat het hem grootelijks verraste en, om zoo te spreken, overrompelde. Het verschilde dan ook zoozeer van 't geen ll0g slechts kort geleden het gansche land van zijnen roem had doen weergalmen en hem door het gansche volk had doen bewonderen. Zijn leven beweegt zich in treffende overweldigende tegenstellingen. Als een voudig herder, de jongste in het huisgezin en door weinigen geteld, wordt hij P 1D® met voorbijgaan van zijne oudere bioecers, die zonder twijfel ligchamelijk hoven hem in lengte althans uitmuntten, tot koning over Israël gezalfd. Daarna keert hij, a sof er niets gebeurd was, tot zijne kudde terug, weidende schapen als in de dagen van i s. De toekomstige koning wordt nu me voorraad van spijs en drank tot zijne broeders nj „„ j. n.

„1 ö^VJUUCU , Cll LUtJil gciliSCIl

Israe voor een hooghartigen Filistijn sidderde, w°r ^ avid met geloofsroem vervuld, en hg vers aat den reus, wordt grootelijk bewonc er , nide geprezen (en 0p het oogenblik da '!J!l roem gevestigd schijnt te zijn in den lau e, en een ieder zijn geluk verheft, wordt « - au^s jaloerschheid benaauwd, verV° ° ,611 ^en laatste genoodzaakt het land te vei^a en^ en -g veiliger bij de vijanden c a H zijn eigen volk. Gij zult mij wel toegeven, dat dergelijke ondervindingen ook een e cl konden verschrikken, en ook een ge oovig hart met benaauwdheid vervullen, 7.0o niet doen wankelen.

Maar God heeft een bijzonder plan met een iegelijk onzer, en voorzeker bestierde Hij in buitengewone mate den levensloop van een man, die niet slechts op de geschiedenis van Israël, maar ook van het koningrijk Gods veel invloed uitoefende. Enteregtmag men dan ook de vraag opperen; Wat was Gods bedoeling met David in deze zijne beproevingen?

De eerste les, die David in de school des lijdens te leeren had, was dat de geest des vertrouwens en alle de gaven der genade, die daarmede in het naauwste verband staan en daaruit voortvloeijen, door hem beoefend en in hem tot volkomene rijpheid en volharding ontwikkeld zouden worden. Deze les, zoo gewigtig voor elk geloovige, was bij uitnemendheid belangrijk, noodzakelijk voor den opvolger van Saul, en waarlijk deze les wordt niet gemakkelijk geleerd. De regering van David, en wel in tegenstelling bij die van Saul, den door het volk gekozene, naar de wijze der heidensche natiën, moest het

volk Israël ten nadrukkelijkste verkondigen de wezenlijke opperheerschappij van God, als Israels waarachtige Koning. Daarom was het voor David noodzakelijk alle dingen in het licht van God te beschouwen, steeds den blik op Hem te rigten, zich tot Hem te wenden in alle aangelegenheden des levens, en bovenal alle eigenwillige hulpmiddelen tot het vermeden van gevaren en het verzekeren van bepaalde uitkomsten voor goed op te geven. David moest dien ten gevolge den volke het voorbeeld geven van gewilligheid om zich door den Heer te laten leiden en aan Zijne besturing zich onbepaaldelijk te onderwerpen, in de volkomene en blijde verwachting, dat de Heer de Zijnen, al is het dan ook wonderlijk, toch veilig leidt, ja dat Hij hen in eere aanneemt, al voert Hij ze in den beginne in den afgrond des verderfs. Gejaagd als een hert, en zonder eene veilige schuilplaats voor zijnen moeden voet en zijn benaauwd hart, kon hg onmogelijk op zich zeiven of op menschen vertrouwen; alles ontzonk hem en niets bleef over dan de Heer, en het gebed tot Hem, die alleen uitkomst geven kon. Somwijlen was het vertrouwen op en het gebed tot den Heer zijn eerste en eenige hulpmiddel in de ure des gevaars; doch somtijds nam hij in den beginne tot andere middelen zijne toevlugt, maar hoe meer hij alsdan zijne eigene wegen ging en zijne eigene" gedachten volgde, hoe grooter

zijne verwarring, en deze verwarring zelve leidde hem op nieuw tot den Heer, die, zoo als hij nu uit smartelijke ondervinding op nieuw had geleerd, alleen uitkomst kon schenken.

Vele Psalmen zijn de vrucht der ondervinding in de woestijn en onder deze beproevingen opgedaan, en zijn daarom bijzoner geschikt om zielen, die in benaauwdheid v erkeeren en die zoo ligtelij k geneigd zijn aan hun kleingeloof toe te geven, en of tot wanhoop, of tot eigenwilligheid over te s aan, te waarschuwen en te bestieren. Ik geef toe dat David, ook toen hij den troon van sraël had beklommen, nu en dan door den ouden meusch werd verstrikt en zich zelf tiachtte te helpen, in plaats van op den Heer en Hem alleen te vertrouwen; evenwel zal men ligt erkennen, dat David in den regel zijn oog des geloofs op den Heer vestigde , en dat de ondervindingen, die hg als balling had opgedaan, hem heerlijk te stade kwamen toen hij op den troon was gezeten.

Eene tweede les was kalmte en zelfbeheersching. De kiem dezer heerlijke deugd werd reeds in zijnen strijd tegen Goliath openbaar, doch zij werd allengs grootelijks versterkt, en om zoo te spreken tot hebbelijk-

1- *J „„i. '11 1 1 T-r r

ontwiKKeia. Voor eiken geloovige, maar bepaaldelijk voor een vorst, en bij name voor den opvolger van Saul, was het van het hoogste gewigt, dat zijn oordeel niet door hartstogt verduisterd werd, en dat hij in het licht wandelde als een kind des lichts. Voor David werd het onmisbaar, — en voor wien onzer niet? zijne hartstogtelijke opwellingen te onderdrukken en te beteugelen, en juist door een kinderlijk en opregt vertrouwen op den Heer, wiens raad eeuwiglgk blijft, werd hij in staat gesteld alle toestanden grondig en met alle kalmte te onderzoeken en te overwegen, en in het geloof zoodanige maatregelen te beramen als de regtvaardige God gereed is te zegenen. In deze deugd der zelf beheersching heeft David buiten twijfel groote vorderingen gemaakt; een der treffendste en niet te loochenen bewijzen is zijn gedrag jegens Saul, toen de Heer zijn leven in Davids hand scheen gelegd te hebben, en hij niettegenstaande de

verleidingen van vleesch en bloed en de raadgevingen van vrienden en verwanten het leven van zijnen vijand tot twee malen toe spaarde. Nu is het wel waar, dat hij ook in het beoefenen dezer deugd niet volmaakt was, en vooral op één punt — getuige daar¬

van zgn gedrag jegens Bathseba en Uria — schoot hij zeer te kort, en bragt hij smaad op 's Heeren naam en ellende op zijn eigen hoofd en hart, maar in het algemeen munt David uit door groote zelfbeheersching, en zijn openbaar leven, regtvaardig en geestelijk beoordeeld, munt uit door heerlijke bewgzen van kalmte en zelfverloochening.

De strijd, dien hij tegen Saul moest voeren, en het lijden dat hij door Sauls vervolgingen moest verduren, vervulden hem met afschuw voor de beginselen, die Saul goedkeurde. Indien iets hem kon doen beven bij de gedachte, ooit een heerscher te zijn, die door God verlaten is, en naar de influisteringen van zgne eigene hartstogten leeft, dan voorzeker was het de ervaring, die hg zelf had gehad van de ellendige uitkomsten van een zoodanig gedrag. Sauls gruwelijke ongeregtigheid jegens hem maakt David geheel en al afkeerig van beginselen, die hem zooveel kwaads hadden berokkend, en leerden hem zelfzuchtige belangen op te offeren, en juist in zelfverloochening veiligheid te vinden. Het werd dus de begeerte van zgn hart: te regeren in de vreeze Gods en tot welzjjn van zgn volk.

En mogen wij nu niet nog een stap verder gaan, en nog meer ontdekken in de vele en verschillende beproevingen? De beker van vreugde en voorspoed werd hem uit de hand gerukt, de plegtigste beloften werden geschonden, belooningen werden hem zeer koel en kalm onthouden , getrouwe diensten, die hem de achting des volks en de gunst des vorsten hadden moeten verwerven, werden in eene oorzaak van haat en vervolging veranderd; voorts noodzaakte men hem zich te scheiden van vrienden, die hem dierbaar waren als het eigen leven, en hoewel hg openlgk en herhaaldelijk zijne tegenstanders van hun onregt overtuigde, werd hij desniettegenstaande herhaaldelijk en onophoudelijk door hen beschuldigd. Zij die hg met weldaden had overladen, vergolden hem het goede met kwaad; verraden werd hg door hen, die hg had verlost, en ten laatste stond zgn eigen zoon tegen hem op, en trachtte op listige wijze de kroon van 's vaders hoofd te rukken en op zijn eigen hoofd te zetten; — welaan, mogen wij in dit alles niet zien eene voorafschaduwing van de zware beproevingen en het smartelijk lijden, dat Christus, Davids Zoon en Heer, ondergaan moest om in Zijne heerlijkheid in te gaan?

TANTE DOORIJE'S LIJFSPREUK

OF

— WAAK — WACHT.

( Vervolg.)

mer^vp6!-^811 avond' toen Jakoba de kinderkaIpHpVw ' trok Marie haar hoofd over het beek' p' 6n ®uisterde: Lieve jufvrouw Bron;t pa zal God om vergeving vragen. 0!

^ 2:00 blijde. Gij ook niet?

nacht i a'pm^n engel! Ga nu slapen! Goeden

De °" zegene u!

i„fro erugkeer veroorzaakte gedurende de eerste opifi 11 , omhaal en beweging, en het duurde • oen tijd voordat de lessen hervat werden. Alles d S zg11 ouden gang; alleen nam Marie vooroopig geen deel aan de namiddaguren. Bijna Jaar was nu verloopen sedert Jakoba hare wLnkm^.ha? aanvaard. Op zekeren avond, te wi]l zg bij den haard in de schoolkamer zat, om te denken over hetgeen in het afgeloopen jaar alzoo was voorgevallen, kwam de werkmeid bmnenioopen met de boodschap, dat er een heer WaS' i?Jufvrouw Bronbeek verlangde te spreken.

— Mij te spreken! riep Jakoba, ten hoogste verwonderd, want zoolang zij in mevrouw Lastdiagei s dienst was, had niemand haar opgezocht. .. a> jufvrouw, een lange heer; hij wou zgn naam niet zeggen.

-— Dan is het mijn lieve domine, riep Jakoba, en ijlde den trap af.

Haastig liep zjj het vertrek binnen en riep uit: 0 mijnheer Greven! hoe blijde ben ik u terug te zien.

De toegesprokene, die voor het vuur had ge¬

staan met zijn rug naar de deur, keerde zich om, strekte beide handen uit, en sprak:

— Lieve jufvrouw Jakoba, hoe kondt gij weten dat ik het was?

Jakoba deed eenige stappen achterwaarts, toen zij hare vergissing bemerkte; maar weldra herstelde zij zich, schudde de toegestoken hand met warmte en zeide:

O, Hendrik! ik dacht dat het de dominé was!

Alsof maar één heer Greven u verlangde te zien, hernam de jonge man met een teederen blik.

Een ligte blos kleurde Jakoba's wangen, terwijl zij antwoordde: — ik wist niet, dat gij in Holland waart, Hendrik!

— Ik ben juist van ochtend teruggekomen en, voordat ik naar huis ging, kwam ik even zien hoe gij het maaktet. Maar blijf niet staan, Jakoba; welk eene groote kamer, bijna te mooi om gezellig te wezen; waar kunnen wij het prettigst even zamen keuvelen?

— Laat ons naar de schoolkamer gaan! hernam Jakoba.

— En de kinderen?

— Die zijn altijd weg na schooltijd.

— Als de mama het maar goed vindt?

— Dat is waar ook, sprak Jakoba verlegen, want zij herinnerde zich, hoe ontzaggelijk mevrouw Lastdrager gesteld was op fatsoenlijkheid en etiquette; wacht even, ik zal het haar gaan vragen.

— Het is niet noodig, hernam de jonge man. Ik heb u niet veel te zeggen, en wat ik te vertellen heb, kan ik even goed hier vertellen als ergens anders.

— Niet veel, Hendrik! en ik heb u in geen drie jaren gesproken, sprak Jakoba eenigzins verwijtend, en zette zich neder op de sofa.

— Zoo bedoel ik het niet, antwoordde' Hendrik Greven, naast haar plaats nemende. Te vertellen valt er genoeg; wij hebben beide vrij wat doorleefd en ondervonden. Maar Jakoba, van avond ga ik naar huis, en, voordat ik vertrek, kom ik eene belofte halen; een belofte waarvan mijn geluk afhangt en dat mijner ouders.

— Eene belofte, Hendrik?

— Ik weet waarlijk niet, hoe ik het aan zal leggen, vervolgde de jonge man op zenuwachtigen toon. Ik kon het niet gewaagd hebben, als gij rijker waart geboren. En toch durf ik mjj niet vei'blijden over uwe armoede. Belooft gij mij, dat gij niet boos zult worden, Jakoba!

— Boos, Hendrik, waarom?! en hare zachte, blaauwe oogen, meer nog dan hare woorden, getuigden, dat haar oude schoolmakker en vriend alles behalve boosheid te duchten had.

&Ü wee_t, dat ik naar huis ga, maar wist gij ook, dat ik van plan ben de praktijk van onzen dokter over te nemen?

— Wat, riep Jakoba verbaasd, en de marine te verlaten.

— Ja, de marine te verlaten, hernam hij, en greep hare handen. Ik heb Zijner Majesteits ramtorenschip de Frederik Hendrik voor altijd vaarwel gezegd. Ik ben nog jong en heb hard moeten werken om vooruit te komen. Maar ik ben niet de eenige, zoo anderen geslaagd zijn, waarom zou ook ik niet slagen ?

— Dat weet ik zeker, riep Jakoba, met warmte.

— En, Jakoba, lieve, vervolgde hij, als ik geslaagd ben — als ik een huis heb in ons oude, dierbare dorp, wilt gjj het dan met mij komen deelen ? Kunt gij , wilt gij wachten — voor mij ?

En Jakoba, met blozende wangen en gebogen hoofd, fluisterde zoo zacht, dat de woorden

juist even verstaanbaar waren : Ik wil wachten. Maar hij was tevreden.

De belofte was gegeven — waartoe langer getoefd in dat kille, statige prachtvertrek ? Eene eervolle, eene nuttige, eene gelukkige loopbaan opende zich voor Hendrik Greven, met Jakoba aan zijne zijde, om voor haar te werken, te waken, to wachten. En eene schoone, rooskleurige toekomst voor Jakoba om aan te denken en voor te bidden, terwijl zij nederzat bij den eenzamen haard in het stille schoolvertrek, en haar geest rondzweefde door de straten van het oude, dierbare dorp, om stil te staan bij de landelijke woning, waarop zij beloofd had te zullen WACHTEN.

WACHT.

Wederom verliepen er dagen en maanden; maar hoe verschillend was het gevoel, waarmede Jakoba ze voorbij zag snellen. Op den stikduisteren nacht der beproeving was het morgenrood der blijdschap gevolgd, en met hart en ziel verheugde zij zich in den Heer, die alles ten goede bestierd had. Wanneer zij des avonds bij den haard was nedergezeten, dankte zij den Hemelschen Vader voor de schaduwen, welke haar pad hadden verduisterd gedurende het afgeloopen jaar. Aan zich zelve ontdekt, bewust van eigene onmagt en hulpeloosheid, had zij geleerd al hare bekommernissen te wentelen op Hem, die overvloedig bewezen had, dat Hij de Zijnen nimmer begeeft noch verlaat.

Het is zoo, zij had veel te verduren van Bella en Mevrouw Lastdrager, vooral de laatste, die haar een onverzoenlijke atkeer scheen toe te dragen en, zoo zij gedurfd had, ongetwijfeld haar afscheid zou hebben gegeven. Maar haar echtgenoot verzette zich ten stelligste daartegen, bewerende, dat het de snoodste ondankbaarheid

v^f C!6 stamvader het geslacht

i ij 01lk voorbaat en in een v orbeeld uit den beker van Christus even <1 s - lozfts de smaadheid van Christus verkoos oven de genietingen der zonde en der heer'e' van het Heidensch, hoewel prachtio'>av^ werd, om zoo te spreken, pioe isei gedoopt met den doop van Chris-

811 £>a^ daarmede aan de gemeente des eibonds een blik, een vooruitzigt I'1 ?!!. Vai1 den weg, waarop de Heer der eer ljkh®ld ,lei' oversten Leidsman en Volein er des geloofs volmaakt zoude maken door lgden.

iedaai in eenige vlugtige trekken enkele wen ven o^er de beteekenis van het lijden van Davi m het algemeen. Het lijden had een nee.dg c oei. In de eerste plaats diende e , om t(vm zelf in het geloof te verster-

e"' . 8m van eigenwilligheid en eigenwijs ïei te verlossen en tot onbepaalde gehoorzaamheid des geloofs op te leiden. Voorts was \an belang voor zijnen toestand als \ ors , c aai het hem allengs voorbereidde en be waam maakte, om de taak hem bij name opgec ïagen te volbrengen. Eindelijk werd hi] een voorbeeld, en welligt mag men zelfs zeggen een beeld, yan het lijden, dat de Heer der lieei lijkheid, de tweede David, zelf onder Zijn volk, Zijne betrekkingen, Zijne eigene discipelen zoude onderg aan.

Maai laat ons nu de bijzondere beproevingen gadeslaan, waaraan David in de woestijn was blootgesteld, en dan wederom bepaaldelijk de betrekking, waarin hij stond tot de viij zonderlinge bende, die rondom hem vergadeide en wier overste leidsman hij werd.

De spelonk, die de overlevering der monniken als die van Adullam aanwijst, is eene groote door de natuur gevormde spelonk, en vras niet zeer ver van Bethleliem. Hier vond de toekomstige koning van Israël eene sch uilplaafjS voor een korten of langen tijd. Deze holen en spelonken, die Gods wijsheid en Q0(jg genacje gevormd heeft, welke groote diensten hebben zij in de dagen van David en later in de dagen der Christelijke kerk aan de gemeente des Heeren bewezen! De Heer der heerlijkheid, die zich een volk verkoren had tot Zijn eigendom vóór de grondlegging der wereld, heeft met, gioote barmhartigheid en een over de eeuwen heen reikend vooruitzigt deze holen als eene schuilplaats voor Zijne verdrukte kindei en bereid, en in deze spelonken werden de verzuchtingen en smeekingen tot

ZOttde zijn jufvrouw Bronbeek uit het huis te zeilden, "adat zij. gelijk ieder wist, met weergalooze zelfop0ffering hare kinderen tijdens de besmc "lng bad verzorgd en opgepast, terwijl zij ie ei oogenbük bevreesd was haren voet over jen drempel te zetten. Mevrouw Lastdrager moest toegeven , maar bjeef voiharden bij baar weerzin tejpn "ie arme Jakoba; elke gelegenheid wei i 100r haar aangegrepen om de weerlooze goUvernante te vernederen of te kwetsen. Weinige manden geleden zou Jakoba tegen zulk eene benandeling in opstand zijn gekomen, maar thans verdroeg zij die met gelatenheid, want het voormtzigt eener gelukkige toekomst gaf haaf kiacht en moed om te berusten.

Marie s gedrag was haar tot grooten troost; jafvrouW 'b'onbeek genoegen te geven was haar innigs' verlangen — een verlangen, waarin zij den k®e.r Lastdrager tot deel- en bondgenoot had. Ware hg 0nbelemmerd geweest in zijne handel^ü?® > jufvrouw Bronbeek had sedert weken de «itnoodiging ontvangen zich na den eten bij het verzame i e huisgezin aan te sluiten, maar, om dei' wil e van den heer Greven trok hij zijn verzoek weder m, toen hij zag hoe weinig zijne vroutf geneig was 6r in toe te stemmen. Gelijk zoovelen ad bij zich in den echt verbonden met eene vrouw, voor welke hij weinig sympathie gevoelde , maar die liem verblind had door haar '«Vallig uiterlijk en verleide!ijken glimlach (Wordt vervolgd).