was, dat den armen het evangelie gepredikt werd. Eu aangaande den Heer lezen wij, dat de scharen zich verdrongen om Hem te hooren, dat Hij beschuldigd werd van een vriend van tollenaren en zondaren te zijn, omdat Hij zoo dikwijls in hun gezelschap was, dat de scharen Hem gaarne hoorden en dat Hij niet onder de Farizeën of

«Jooascne aristocratie, maar onder het volk Zyne

meeste volgelingen had.

In het Oude Tpsf.a.mmif. is van den Messias

heloofd: dat Hij komen zal voor de armen. En opdat Hij voor de armen ten volle gevoel zoude

neoben werd Hij 111 deze wereld geboren arm, en leidde Hij een arm leven tot de ure van Zijn dood; want hij de rijken was Zijn graf.

Is het nog zoo? Is het Christendom noo- de godsdienst der armen, of is het te dien opzigte

v eittiiuci u. i

TT.l V. ].. L

. ; vreezen dat de kerk in deze niet

is geiyk naar Hoofd. Wanneer een onbekend toeschouwer des Zondags in onze kerken komt, zal hy vinden, dat de armen, de eigenlijke massa's er bijna niet vertegenwoordigd zijn. Zij hebben eenen zekeren afschrik van de kerk, want ten eerste is het moeijelijk voor hen eene plaats

te Kiygen, en zoo zij deze ai krijgen, zouden zij zich te midden der welgekleede en fatsoenlijke scharen niet goed op hun gemak gevoelen. Daaruit volgt, dat zoo de massa's niet tot de

kerk komen, de kerk tot de massa's gaan moet.

Eene andere zaak is de inrigting der godsdienstoefening. Daar ik geene bepaalde kerk op het oog heb , kan ik deze opmerkingen zoo algemeen

mogelyk maken. Wat is er in onze godsdienstoefeningen, dat haar aantrekkelijk voor de massa maken kan? Wij zullen bijv. de preêk nemen. Deze is toch in onze kerken een voornaam, zoo niet het voornaamste bestanddeel. Nu de preök, zoo als er over het algemeen gepreêkt wordt, kan bijna niemand onder de massa verstaan. Men zal mij wel willen toegeven, dat schoon wij geene preeken van hot >Nut van 't Algemeen" hebben willen, het beter zoude zijn, zoo wij meer spraken tot nut van het algemeen. Ten eerste begrijpt men Onze taal niet. Onze woorden zijn woorden veelal der school, riekende naar de lamp, en zoo niet dit, toch veelal eene geheel andere taal dan die van het volk. Die schoone gezonde volzinnen, die gekuischte, elegante, net uitgekozen uitdrukkingen, die fijne rangschikking der woorden begrijpt men niet. Ik zou even goed latijn kunnen spreken, en de hoorders zouden bijna even goed naar de Roomsche kerk kunnen gaan, met dat onderscheid, dat zij daar, al begrijpen zij niets, iets moois zien en booren zouden.

Ten tweede begrijpt men uwe ideën niet. Dit is niet alleen van de lagere klasse waar, maar van velen uit een beteren stand. Bekend is het dat bisschop Blomfield eens bij een doop eene schoone predikatie hield om het bestaan van God te bewijzen. Nadat hij geëindigd had met deze waarlijk welsprekende rede kwam een boer naar hem toe. Wel, hoe is het u bevallen zei de bisschop, waarop de boer sprak: » Ja mylord, het was wel mooi, maar als u het mij niet kwalijk neemt, ik geloof toch dat er een God is." Dus had de boer gemeend dat de bisschop gedurende 40 minuten getracht had het niet zijn van God te bewijzen. Dit is niet een op zich zelf staand geval. Gedurig worden ideën van den

predikant misverstaan of verkeerd toegepast; illustratiën, die men gebruikt had om de zaak duidelijker te maken, worden voor de zaak zelve aangezien en gevolgtrekkingen gemaakt, die zeer verre van den spreker zijn. En in zekeren zin kan men dit niet kwalijk nemen zelfs aan hen, die niet tot wat men de lagere klasse noemt, maar tot de lagere middelklassen behooren. Want de spreker verwacht te veel en van den anderen kant te weinig van zijn gehoor. Te veel zoo hij meent dat de niet opgevoede of zeer weinig opgevoede op eenmaal zijne ideën innemen en begrijpen, — ik zeg niet verteeren kan, want daarmede kan hij natuurlijk wachten totdat hij te huis is, ofschoon hij dan dikwijls aan zeer zware indigestie zoude lijden. De spreker

is gewoonlijk een man die opleiding gehad heeft, die studie, zoo als men dat noemt, van de theologie gemaakt hoeft, die zich in zekeren ideën cirkel bewogen heeft. Nu bereidt hij zich voor voor zekere gelegenheid; hij bestudeert een gedeelte, en na er over nagedacht te hebben, ' heeft hij (ten minste dit moest hij doen) de uitkomsten waartoe hij gekomen is zaamgevat. Maar Naatje heeft zich ook in eenen idëencirkel bewogen, ongelukkig echter een geheel andere. Zij is bezige geweest met de vraag die ongelukkig honderden en duizenden bezig houdt hoe te leven, of liever laat mij zeggen, hoe den adem te behouden. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat is zij op de beenen geweest, tobbende, zwoegende, zuchtende in dat ellendige, vochtige keldertje, waaraan licht en lucht vreemd zijn.

Ik vraag u hoe zal zij uwe ideën met eenige mogelijkheid begrijpen kunnen. Geen wonder, zij valt in slaap zoo zij ooit bij u komt — het, is ook waarlijk het beste dat zij doen kan, want dan rust zij nog wat uit.

Aan den anderen kant, hoe vervelend zijn onze, maar ik zal bescheiden zijn, mijne preêken. Aan de eenen kant stel ik het gehoor te hoog; aan den anderen wederom te laag. Want ik leg zaken uit, die zoo klaar zijn als de volle maan. In plaats van de massa woorden, zouden vijf of zes voldoende zijn, maar daarmede ben ik niet tevreden. Nu de hoorder heeft het direct begrepen, wat moet nu

het gevolg zijn? of dat hij zich verveelt, öf dat de zaak hem donker wordt. Er is zoo iets als klaarheid door klaarheid verdonkeren.

Zooveel over het eerste hoofdstuk, dat ik zou kunnen noemen: >over het hoofd schieten;" dan komt het tweede, dat is: » voorbij het hoofd schieten." Ik weet wel dat wij moeten trachten in het hart te schieten, maar even als men dikwijls eene laan opnoemt, om naar het huis eener buitenplaats te komen, zoo door het hoofd naar het hart. Na dan, wat zal men dan over het gros van preeken zessen. Dit: zii ziin

niet praktisch genoeg. Uwe theorie is heel mooi, uwe speeulatiën zijn zeer belangrijk, uwe wijsgeerige aanmerkingen zijn het hooren waard — maar deze schare heelt de eerste elementen noodig, de eerste eenvoudige dingen om te leven; zij moet leeren lezen, neen zij moet leeren dat er zoo iets is als lezen en loeren, lezen en dat men daarvoor letters uitgevonden heeft. En dan wederom als zij praktisch is, is het niet de regte soort van praktisch zijn. »Een der resultaten van romans lezen," heeft Iemand gezegd, het ware welligt beter geweest te zeggen van vele romans, is, dat het eene valsche sympathie opwekt." De wereld, waarin de lezeres van de-roman zich beweegt, is eene wereld der idêe, niet der werkelijkheid, het is eene geheel andere wereld dan die, waarin zij zich beweegt,

De tranen, die zij schreit, zijn gestort over denkbeeldig leed. Maar wilt ge zien of zij een goed hart heeft, sympathie met de armen en de vele smarten en het lijders leven, dat velen leiden, vraag haar dan het boek te sluiten en mede te gaan naar do wijk der armen.

Do meeste preeken zijn niet praktisch, kunnen het niet zijn 'voorde lagere klasse, omdat de predikanten gewoonlijk tot hoogere klassen be-

ïooi enae, 111 andere kringen steeds geleefd en zich bewogen hebben, en geene geneigdheid of tijd gehad hebben, om zich bekend te maken met den lageren stand der maatschappij.

Er is eene geneigdheid om alles over eene kam te scheren, om een stelsel te maken en dan achter onzen lezenaar met eene pen aan het werk te gaan. Maar zoo gaat het niet, en hot gevolg is, dat dan ook de meesten onder ons niets van de specie verstaan, waarmede zij te doen hebben — hun bijzonder leven, beproevingen, overdenkingen, lijden — en daarom hare bijzondere behoeften niet voldoen.

In zeker opzigt moet dit wel altijd zoo blijven. Maar toch iets om die klove te voorkomen, zoude kunnen gedaan worden. Een der beroemdste Schotsclie geestelijken onzer eeuw gaf eenen jeugdigen leeraar bij zijne bevestiging den raad: »\Vees steeds do priester.'! Hij was het, een man, wonderbaar in woord en werk in deze alles behalve priestergezinde eeuw. Maar of men daarmede de massa winnen zal, ik geloof het niet. Neen, laat ons niet altijd »de dominó" zijn, laat ons altijd menschen, menschelijk in den waren echten zin, naar het voorbeeld van den Zoon des menschen, zijn.

In de inrigting onzer godsdienstoefening is niet veel aantrekkelijks. Kaal en dor en der gemeente eigenlijk den indruk gevende, dat het niet hare zaak, maar de zaak van den dominé is. « Zondag is de werkdag voor den dominé," hoe dikwijls hoort men dat zeggen. En dan, ofschoon er onderscheid in verschillende landen is,' hoe vormelijk dikwijls de leerrede. Eene inleiding, en dan ten eerste, ten tweede, ten

derde, ten laatste somtijds ten allerlaatste — hoe vervelend.

Laat ons trachten klaar, kort, krachtig, hoogst eenvoudig, meest mogelijk praktisch en direct en bovenal niet vervelend te zijn. Laat ons trachten, dat niemand wegga zonder ten minste een denkbeeld te hebben van wat wij willen, laat staan, er iets voor zijn hart aan gehad te hebben. Dit is gemakkelijk gezegden moeijelijk gedaan. In het onderwijs van Jezus, dat toch wel het modelonderwijs is, vinden wij al deze elementen. Hoe eenvoudig en verheven is de inhoud, en hoe aantrekkelijk de vorm. Hij spreekt niet,

Hij spreekt steeds. Hoe komen Zijne woorden tot ons met kracht! Doch »de vorm van Zijn on¬

derwijs" zoude een ander artikel behoeven. Het is een groot vraagstuk, hoe de afkee-

nge, ol geheet onverschillige massas met de

kerk te verzoenen. De aanvankelijke pogingen ter oplossing zijn niet zeer goed geslaagd. Het is niet alleen de kerk, het is de staat, het is de geheele maatschappij die er belang bij heeft. Want, zoo als iemand gezegd heeft: »even als

het üomeinsche rijk overrompeld door de barbaren ten gronde ging, zoo zullen zich, tenzij zij wedergebragt worden tot of gebragt binnen de grenzen der kerk de ongeloovig materialistische

massas op de kerk werpen." Dat zul eene vreeselijke strijd, en de kerk zal niet de eenige lijderes zijn. • A. S.

Met groot talent geschreven, oefent het een zeer verderfelijkon invloed uit op anti-revolutionairen, die ter goeder trouw aannemen wat gemoedelijk of onder verleidelijke leuzen verzekerd wordt. 1866'heeft dit bewezen!

Neen waarlijk! waarde heer Gips, gij moet u geenszins laten leiden door het Dagblad. Blijf liever staan waar gij staat, zonder leidsman uit de menschen. Niet te weinig politiek bederft ons, maar te veel.

Waarom zouden wij b. v. eene opinie behoeven te hebben over de wijze, waarop Indië wordt bestuurd? Wat zou een burgerman van Holland daarvan kunnen weten zonder eene studie, waarvoor hij geene gelegenheid heeft? De heer Groen onthoudt zich meestal van een oordeel over koloniale zaken. Hij eischt alleen, dat Indië geregeerd worde volgens algemeen christelijke

beginselen van regt, waarheid, eerlijkheid, vrij¬

heid; dat Indië met beroofd worde, maar begunstigd met de weldaden van het Christen¬

dom enz. •

Waarom dien leider niet gevolgd als wij iemand willen volgen ? Is het gebleken, dat het Dagblad wijzer doet door het publiek telkens te

verontrusten met groote woorden over vernes der koloniën, wanbestuur enz. enz., zonder het volk te helpen terugleiden tot Christus, die

alleen de regte regeerkunst kan geven.''

Miin bescheiden raad zou ziin: vertrouw geen

enkel dagblad; laat u nooit leiden, noch door

conservatieven, noch door liberalen, want zu

leiden u in den sloot, maar beoordeel alle zaken

naar de algemeene eischen van Gods Woord,

blijvende in uwe roeping, welke niet is mederegeren, maar eenvoudig ook bij de stembus: het Evangelie belijden, de vrijheid te eischen tot christelijke pligtsbetrachting onmisbaar, ook voor

rla IrnlrmiKn ITn r V»An ilr Vi£»f.

"vivüxv/xi. jwu ïiicon uena.

volkomen met broeder Gips eens.

I. E.

Gebeurtenissen van den dag.

Eene zeer ernstige fout.

JDe heer J. r. Gips Pzn. bespreekt in de

Wekstem van 9 October eenige koloniale belan

gen, waarover ik zwijgen zal, omdat deze onder¬

werpen m de Heraut met grondig kunnen be

handeld worden. Op mijne aanmerking, »dat velen zich in de koloniale kwestie laten leiden door het Dagblad van 's Gravenliagezegt de heer Gips het volgende: »Wij kunnen niet nalaten hier op te merken, dat niet alle Christenen zich

een exemplaar van het Nieuw Hci.tamn.n.ao.h 77nn,

decsbiad kunnen aanschaffen, en daarom mocen

wij wel vragen: kent onze geachte broeder soms een meer vertrouwbaar blad? Moeten wij ons in deze niet door het Dagblad, dat teil minste nu en dan nog eenige behoefte aan God openbaart, laten leiden, zoolang ons een. betere gids ont-

U»J.» d .1 , 1 i ° .. „

/Juu ïvy uitgum uagDiaamannen i Jür is nog al eenig verschil tusschen eene christelijke

eu ue ponueK van liet Dagblad/'

iviyn antwoord is dat rarizeeën even gevaarlijke leidslieden zijn als Sadduceeën, en dat men zich

aoor geen van beiden, moet laten leiden. • 't Is

eene zeer ernstige fout een blad te vertrouwen.

dat den verkeerden weg wijst, alleen omdat het

minaer siecnt schijnt dan andere bladen. Beter geen gids, dan een gids, die u naar den afgrond

Kvon rFn oonh An i.: „ i? 1 : 1 .1 t

o-uooonou ^uuöuivetwei, nueraai en raaikaal is wat de uitkomst van hun staatsrecter-

iijk wandelpad betreft, geen verschil.

De bmiienlaiidsche, buitenlandsche en koloniale staatkunde van het Dagblad is evenmin te vertrouwen als die der radikalen. De hoofdredacteur is anti-modern, maar dat is ook alles.

•J. heeft, voor zoo ver ik weet, nimmer in eenig

aiiikel van zijne hand, ernstige behoefte aan ^°d geopenbaard, en al ware dit zóó, dan is behoefte aan licht nog geen licht. Maar de hoofd¬

redacteur schrijft niet alleen. Aan het Danblad

ld nnb- n i T-» , . , , , ü _

orinoaox rrotestant verbonden, en het kan wel zijn, dat diens artikelen den schijn geven, alsof het Dagblad soms waarlijk godsdienstig

wrn.rp • rnf ici • j i , ..

couier niet meer aan schijn.

Wanneer de conservatieven den steun behoeven der anti-revolutionairen of der katholieken, dan komt de godsdienstigheid, die zij voor het volk goed achten, voor den dag, doch als het er op aankomt om te besluiten vóór Christus, tegen de wereld, trekken ze zich terug.

In Indie waren de conservatieven jaren lang de grootste tegenstanders van de evangelisatie. Ik heb persoonlijk ondervonden, dat men voor Gods koningrijk minder te duchten heeft van de liberalen dan van hen, en als het eenig nut kon doen, zou ik de bewijzen daarvan publiek

manen. Under liberalen heeft men nog de kans

dat ze uit gevoel voor vrijheid of regt, of uit onverschilligheid, de Christenen laten begaan, doch ^ de conservatieven zullen ze dwingen om te blijven binnen de grenzen, die zij christelijk genoeg achten; zij willen allezius godsdienstig zijn, ten einde een goed leven te hebben, maar achtende vromen gevaarlijke dweepers. Dit geldt natuurlijk niet van allen, maar slechts van de conservatieven als partij.

Dit staat buiten eenigen twijfel vast: het Dagblad brengt u waar gij niet wezen wilt; het brengt u langzaam maar zeker tot dezelfde uitkomst, als de liberale partij, terwijl het u de oogen meer verblindt.

De toestand van Frankriik is on dit oogenblik

allermerkwaardigst. Men moet wel op dit land veelal de aandacht in de eerste nlaats vestigen.

omdat de schuddingen en bewegingen van Frank-

iijis. een zeer grooten invloed op alle Jiuropesche landen uitoefenen. Des keizers gezondheid is voor liet oogenblik hersteld, maar men kan er met op rekenen, daar hij aan een kronisehe kwaal lijdt, die hem elk oogenblik kan doen instorten; de keizerin is afwezig voor twee maanden, het ministerie is zwak en bezit het vertrouwen van het land niet; de oppositie is heftig, het volk ongeduldig, de uitwendige welstand neemt af en het prestige der regering is voorbij. In Frankrijk vooral is dit van het hoogste gewigt. Het is waar, kracht is de oorzaak van kracht, en niets geeft zooveel succes als succes; dit is van toepassing op alle landen; doch de Franschen vooral redeneren veel, en worden meer door oogenbtikkelijke indrukken beheerscht. Zoolang men nu den keizer voor onfeilbaar hield, en al wat hij ondernam gelukte, liet men zich zijne persoonlijke regering die alle ware vrijheid fnuikte, welgevallen; maar nu zijne gezondheid wankelt, en het dikwerf gebleken is dat hij telkens laait, en door eene zekere besluiteloosheid het gunstig oogenblik^ doet voorbijgaan — verlangt geheel Frankrijk, en vooral het toegevend Parijs, niet eene verandering van dynastie maar - van regeringstelsel. Het keizerrijk, zoo als het in do laatste jaren bestaan heeft, kan

/.ion mei langer staande houden, het moet eene groote verandering ondergaan, en de groote vraag moet nu beslist worden: wat zal de nieuwe toestand baren ? Alles hangt af van de wederkeerige verhouding tusschen de kamer en den keizer. Zoo Napoleon eerlijk en opregtelijk en volledig geeft wat noodig is, en de volksvertegenwoordiging met vaderlandsliefde en wijsheid aanneemt wat haar geboden wordt, dan kan dè crisis zeer wel vermeden worden.

De demokratische veranderingen in Engeland, de . uitkomst van eene parlementaire regering in het naburige België, de invoering van een vrij parlement in Italië, Oostenrijk en Duitschland, en de versnelde gemeenschap met de Vereenigde Staten, dit alles heeft de Franschen doen zien, dat zij, de groote natie, die zoo gaarne aan het hoold van alle volken staat in de regeling van haar inwendig bestuur al de vrijheden mist, waarin de andere volken roemen. En dit werd te ondragelijker naarmate ook de uitwendige glans en invloed der Fransche staatkunde aan het tanen was. Do Parijzenaars laten zich door al deii glans en de uitwendige riraaht niet ver¬

blinden, en beginnen waarlijk jaloersch te worden op de vrijheden, die andere groote en kleine staten genieten. Volgens de meening van het Fransche volk moeten zij zich zeiven regeren, liefst met het keizerrijk, maar kan dit niet dan zonder het keizerrijk, maar in elk geval moeten zij zich zeiven regeren. De keizer ziet het dreigend gevaar en natuurlijker wijze wijfeit hij. Hij heeft nog een Bismarck, nog een Beust, nog een Gladstone, en met een ministerie reeds vóór dat het met de'kamers te zamen komt, de gewigtigste van alle krisissen te gemoet te gaan,

is waarlijk geene geringe zaak. Men moet toe¬

geven dat de toestand hoogst ernstig is.

üen ganscn niet onverschillig teit is, dat door het groote leger gebrek komt aan landlieden

om het land te bewerken en den oogst te ver¬

gaderen. Een Fransch blad, dat te Vendome

uitgegeven wordt, laat zich dienaangaande al¬

dus uit: De gewigtigste daadzaak, die wij thans

moeten opteekenen, is de ontvolking der lan¬

delijke bevolking. Het is noodzakelijk, dat

het gansche land wete, dat in gedeelten van

Frankrijk, waar 50 arbeiders onmisbaar zijn, slechts 16 tot 20 te verkriisen ziin. en Int.

hen behooren ionce menschen nf nnHon

door hunne jaren voor de dienst onbekwaam, maar dan ook niet geheel geschikt zijn voor den arbeid." Dit kan van zeer grooten in¬

vloed zijn op de vraag van vrede en oorlog

en

door schoon denken zonder veel moeite geld verdienen en men stroomt naar de groote steden. Ook dit vermeerdert de spanning in den lande, en moet in het oog gehouden worden, wanneer men de Fransche toestanden juist beoordeelen wil Het is zeer moeijelijk een oordeel te vellen over de Spaansche toestanden. De republikeinen spelen een allergevaarlijkst spel, en zij zullen hoogstwaarschijnlijk, door welke middelen dan ook, vroeger of later overweldigd worden. Voor als nog is, het naauwelijks mogelijk met juistheid te zeggen hoe de zaken staan, omdat de regering zelve ten deele zonder volledige berigten is en voor zoover zij berigten heeft, slechts zooveel mededeelt als haar goeddunkt. Dat de republikeinen in opstarfd zijn tegen de wettig bestaande regering, zoo als deze door de vorsten zelve erkend is geworden , ligt voor de hand, maar nadat, Serrano, deregent, en Prim, de premier, zeiven telkens tegen de vorige wettige re¬

gering zyn opgestaan, kunnen zij naauwelijks afkeuren in anderen, wat zij zeiven hebben gedaan. Zij zullen het evenwel doen, veel bloed zal vergoten worden, en nadat het is gestort blijft het nog te bezien of het baten en de vrede hersteld worden zal.

En wat zullen wij van Pruissen en Oostenrijk zeggen ? De kroonprins van Pruissen heeft aan den keizer van Oostenrijk een bezoek gebragt, en is door den keizer vriendelijk ontvangen geworden. Maar dan wordt onmiddelijk uit Berlijn en Weenen geschreven, dat men van dit bezoek niet te veel verwachten, niet te hoog daarvan moet opgeven, alsof men bang was dat men aan een tot stand gekomen verdrag zoude kunnen gelooven. Nu dat noemt men waarschijnlijk hoogere politiek, en het spreekt van zelf, dat eenvoudige menschen dit niet kun< nen begrijpen, evenmin als zij weten waarom graaf Bismarck ver blijft van Berlijn, nu de landdag aldaar vergaderd is, met eene zeer vredelievenae en vredebelovende troonrede is geopend en een deficit is aangekondigd.

Een feit, ^ dat waarlijk bijna belangrijker is

UB uuuomaing aer üeyersche kamer, die zes keeren te vergeefs beproefd heeft een president

biezen, maar door den tegenstand der Ui-

° ' dat.de Eegering er door geleerd heeft ruit, te zien en eene concessie wil doen juist fl-" apltatie te voorkomen van de zijde van hen, anger door den enkelen stand, die bij o-p0!,-)61!1 >^,urgers" lieeten — wenschen gere„ r, , e. w°rden. Door het ministerie op dit crpriQ rl° nr-S ®den toont de Arnhemmer — voli. Niéuwe Arnliemsche — alweder duideliik

er steeds van uitaaat om

m ons land te doen regeren, en één

- - sim

dat het liberalisme

cc"« Dart,n

te

tram on tan en, vijanden van het Protestantsche Iruissen, onverrigter zaak naar huis moest keeren. Een feit, merkwaardiger dan de poging der Badensche Kamer en" de regering om in het Noordduitsche Bond ingelijfd te worden, is het vertrek van pater Hyacinthe naar Amerika. Ik treed heden niet in eene beschouwing van den man, dien men ten onregte bij Luther heeft vergeleken, nogtans is het van gewigt, dat hij juist op dien dag is vertrokken, waarop hij volgens het bevel van den overste van zijn klooster in het klooster had moeten terugkeeren. Hij heeft in elk geval voor goed met Rome gebroken en tot dusver groote beslistheid getoond. Het zal nu moeten blijken, wat hij tegenover het concilie doen zal, daar hi] voornemens is terug te keeren, wanneer dit op het einde van December bijeenkomt.

C. S. ..

Onze Dagbladpers.

de verhouding der staande legers. Want

zoo eenmaal de Fransche landelijke bevolking

tot de volle overtuiging komt, dat de getal¬

sterkte van het leger, zoo als het nu is, met te vereenigen is met den arbeid en het brood dat yerascht wordt, dan zal het leger wel moeten verminderd worden.

'Hierbij komt nog eene andere zaak, die veel minder verholpen kan worden. De Fransche landéljjke bevolking is het eenvoudige stille landleven moede. Men jaagt naar opgewondenheid

en wil plotseling rijk worden. Het eenvoudige stille landleven eischt onvermoeiden arbeid en kan allengs rijkdom geven, maar die kan slechts door onthouding en spaarzaamheid verkregen worden. In de groote steden, verbeeldt zich de landelijke bevolking, kan men, zonder arbeid, enkel

De zinsnede in de jongste troonrede: teene herziening der kiestabel ivordt noodzakelijk geacht," heeft, volgens het Handelsblad, tot vrij wat verschillende opvattingen en teleurstellingen aanleiding gegeven (daar velen er u. 1. uit afleiden, dat al zeer spoedig aan die herziening zal worden begonnen). Het Handelsblad meent, dat een onderwerp van zoo ingrijpenden aard, dat als het ware de grondzuil vormt van den constitutioneelen staat, wel eerst goed doordacht en van alle kanten beschouwd mag worden, voor men de bestaande regeling voor eene nieuwe plaats doet ruimen; — doet verder opmerken dat wij de aanroering van dit teedere punt van regeringswege aan het tegenwoordig ministerie te danken hebben, daar zelfs de heer Heemskerk, die in Mei dezes jaars zoo plotseling in koortsachtigen ijver geraakte, om'het kiesregt beter te regelen, daarvan als Minister van Binnenlandsche Zaken niets heeft laten uitlekken. Gemeld blad wijst verder op den innigen zamenhang tusschen deze zaak en de voorgenomen afschaffing der patentwet, waardoor indien de census gelijk' bleef, velen die thans

kiezers zijn, hun kiesregt verliezen zouden, zoodat bedoelde afschaffing als van zelf eene herziening der kiestabel noodzakeliik zal maken

ue behandeling der patentwet moet dus die

van de kiestabel voorafgaan, meent het TJnn

delsblad, te meer daar eene herziening der laat¬

ste, die reeds 19 iaren bestaat, hoe nondzake

lnk ook, toch niet uroent kan worden P'An.nhf,.

Het onderscheid hier gemaakt tusschen »nood-

za/ceiij/c en »urgent lokte vervolgens tusschen de verschillende organen een hevigen strijd uit. Het Dagblad van 's Gravenhage noemde het eene

sopmsnsche beschouwing, dat noodzakelijkheid geene urgentie zou zijn, ja zelfs urgentie zou buitensluiten, en weet in de Ilollandsche taal

geen sterker woord dan »noodzakelijk," te vin

aen, om te doen uitkomen dat er verandering

tot stand komen moet, en meent dat het Kandelsblad juist Omdat het dit ook zeer wel gevoelde , een woord bij eene vreemde taal ging lecnen. Het Handelsblad verklaarde hierop bij zijn gevoelen te blijven, en het blad is geenszins ongeiust; al bleek uit de rede van den minister van Bosse, dat de herziening der kiestabel wel niet zoo spoedig plaats zal vinden , — het houdt zich toch overtuigd, dat die herziening komen zal. Het Dagblad maakt hier¬

uit op, dat het Handelsblad niet de Arnhemsclie Courant gelezen heeft, die in het licht stelt, dat de lieer van Bosse vooruit gezonden is om de fout van zijnen ambtgenoot voor Binnenl. Zaken, (die in de troonrede wat haastig in het beloven was?) te corrigeeren. Met de N. Rotterd. Courant, die met de beschouwingen van het Dagblad een weinig den draak stak, verklaart het Dagblad niet te zullen argumenteeren, te meer daar zij tot vervelende herha¬

lingen vervalt, en oude geestigheden, reeds tienmalen gedebiteerd, andermaal gaat opdisschen. De Rotterd. Courant — wel te onderscheiden van de Nieuwe Rotterd. Courant ■— mengde zich ook zijdelings in den strijd, en noemde de

verlaging van den census wel degelijk een eisch van het oogenblik, iets waarop het volk regt heeft, opdat liet meer. dan tot hiertoe, aangaande de gewigtige aanhangige kwestiën in al zijne rigtingen worde gehoord. Ook meènt dit blad , dat meer dan iets anders de uitbreiding van het stemregt, de' volksweerbaarheid

zal vCrhoogen, die ons meer dan gë wapen de corpsen tegen gevaren van annexatie en verzwakking zal beveiligen. De Arnhemmer acht de ministeriëele toezegging eene grove fout. De Nieuwe Arnliemsche meent juist het tegendeel en

sf.a.nrl Ja,JU «

Volcrpne ji doem heerschen.

geen omtmnM ^rnhemsche Courant is al li et-

gezegd wordt enko?UgrCTng Van d°n W MlJer der memorie van 1 P,raf JCS; wel kan de aanhef grootino- f]p • toe,Ichtmg tot de Indische beaanleidfng hebben t0t dergellJke gedachten ring dit wilde d'■ing?g76°' d°Ch Z°° de rege" treden het voorstel tot^t r6edS bp ^ ?P" doen. Zii heeft vm terugroeping moeten

stige gelegenheid daartoTl,? °0r1d.(;01' de gunde Zaanlandsche CounltIaten700rblJgaanberigt, dat gemelde terum-^0" Ult den Haag beslist schijnt dor-1 t n LOoP1»ig wel in beginsel

«Ubl»v»»,T„dat m fa",

schikten opvolger te vinden Daf \ T g°" *» '» H„g«, ae C' M?. Gever, dT de V0'8«»

Arnh rw. * • Ti.' 1 «me geweest. He

eeiv'even da" °ok' dat gemelde heer

oic-jii i wnnTrprnonn — i

v^.

een

als

hii " i generaal zou zijn mJ een VOorf.reffVint — i. .. • tit

meent deze 7? ^ .^og

■: "O weien, nat Dedoeide

1

rronnam,! • ~ ucuu ucuueiuü lltier

van Z ae vermoe«elijke plaats vervanger

[L ?n c°mmissaris des konings in Zuid-Hol' de heer Loudon, en dat deze tot gouverneui-generaal zou worden benoemd. Het Dagblad meldt daarentegen, dat de heer Fock, zijn minis eischap moede, don heer Loudon alsdan zou vervangen. In een later nommer wordt aan de rn our, uit den Haag geschreven, dat de erugroeping van den heer Mner aan geen twijfel meer onderhevig is.

Sprekende over »°het batig slot," betreurt het oor en et zeer, dat de tegenwoordige zuiver i ei a e legeung, op koloniaal gebied hare toev ug neemt tot drogredenen, en zoo alles bederft wa S°eds kon stichten. Ten bewijze hiervan TiT /i 7^ °p de aorarische wet (waarmede 1 o ^' echter nog al ingenomen is; 10 we iet er nog een drietal aanmerkingen egen ïoudt) de suikerwet en de toelichting der n ïhc e begrooting. Het ministerie neemt, zegt e 00' en, hier eene weifelende , dubbelzinnige ïou mg aan, en pleegt hierdoor verraad aan de goec e zaak, terwijl het krachtig genoeg was om zoo het pal stond, de meerderheid der Tweede amer op den weg van flinken vooruitgang te 61 6 i • mjnisterio mag hierom , ter wille der waar ïgheid der liberale partij wel ernstig het wooi overwegen: indien het zout smakeloos wor t, waarmede zal het gezouten worden? Er moet een einde komen aan de weifelmoedigheid en huichelarij, die nergens meer dan op koloniaal gebied hand aan haud gaan." De Arnh. Courant, de voorstellen van den Minister van Finantien besprekende, is daarentegen zeer ingenomen met het ophouden der Indische baten, dewijl het moederland nu genoodzaakt wordt voor zijne eigene huishouding te zorgen, en zal leeren inzien dat belasting-opbrengen geen kwaad, maaide prijs is, voor het benoodigde in de huishouding van den staat. Ook deze courant is echter met de reden des ministers niet ingenomen; zij wilde dat de minister fermer zoude doortasten en met weifelen en besluiteloos slechts halve maatregelen zou voorstellen: hij moest — juist thans - . een hervormer en organiseerder zijn. n plaats hiervan stelt hij slechts kleine, tijde^ 8 'Pjddelen voor, die voor den nood van het oogen ik wel helpen, doch den toestand eer bestendigen dan wijzigen. I„ plaats van een geneesmiddel tegen de kwaal schrijft de minister een kalmeerend drankje voor, om onze zenuwen rust te verschaffen, en dit is niet wat wij noodig hebben, noch verlangen. Het Dagblad, de staatsbegrooting besprekende, zegt dat in de rede des ministers bij de indiening der begrooting gesproken, bijna geen enkel punt naar waarheid geschetst werd; dat de minister — die aangaande don ongunstigen finantieëlen toestand aanvoerde, dat de nalatenschap van 't voorgaand ministerie, door deze regering aanvaard, daar mede schuld aan had — volstrekt geen regt had zich over die nalatenschap te beklagen; da,t liet tekort nog veel aanzienlijker is dan de minister doet voorkomen; dat er niets bezuinigd

i», uittcu integendeel voor 1870 op veel hoogere uitgaven rekening gemaakt wordt; dat het stelsel des ministers om tot herstel te komen eene bepaalde ruïne voor onze finantien is, daar het bestaat in leênen ook voor gewone uitgaven, in het bezwaren dor gemeenten, in hst hooger belastender natie, in lap- en stukwerk; en dit alles om den toestand te verergeren in plaats van dien te verbeteren. Het Dagblad toont verder met cijfers aan, dat wij, totdat de spoorwegen zullen voltooid zijn, jaarlijks 11 a 12 millioen zullen moeten leeneii óf hooger belasting opbrengen, en er aan schulddelging niet meer te denken valt. Dit is het Dagblad duidelijk, dat Indië n00i zijn ondergang nabij is geweest, en Nederland het staatsbankroet zoo niet nog eene andere toekomst te gemoet gaat, waarin onze nationaliteit zaI worden opgelost en Oranje's dynastie zal verdwijnen.

i ,i ^aaffsc7'e Dagblad acht het voor het vaderlandsehe belang hoogst verblijdend, dat Amsterdam aan den heer 'sJacob een zetel in S lands Versrad er 7.a.fl,l vArzp.kerd Vipnft. TWn m*f_

komst was geheel overeenkomstig do goede verwactltincp, die hfif, T)nnhlad. van Amofov^am l.-/-vr»o

~ ~ " ' j-Auitn/uiumm IVULO

terde. Ie meer gewigt hecht het Dagblad nog aan de keuze nu zii zamen viel met het, vpr-

kiezen van den heer Corver Hooft, tot lid van den Amsterdam schen gemeenteraad. De N. Rot-

tei (IClYYlïïieV Zftfft dat de "VPrlri ttq r» rlor» L-on_

, . O # -«ivuiug yihj. Ubll 1VU.11-

didaat der conservatieven alleen het gevolg is van de verdeeldheid en rrnsQP.VnAn nnlr 7nrern-

loosheid der liberalen, en hoopt dat het dezen

eene jis voor de toekomst zal zijn.

Liefdegaven.

nn^.DVGFv?vP- ZENDINGSVEREENIGING.

busie n° 2S v , dankzegging ontvangen uit het il hl'r m'i,ra" den heer N. S. te Wijdenes, door ?'ÏL ïÜL ^00'j / 5.99, en door denzelfde voor het late lezen van den Heidenbode van B. H. te idem f 1.

n/n^ni /o, J- H. STOOVE,

October 1869. Penningm. afd. Amsterdam.

van

NEDERL. VEREENIGING VOOR ISRAËL.

'^ln9: llierosolyma Capta en Ladder Jakobs.

tj "artelHKe dankbetuiging ontvangen van A. n .tsaren berg door E. van Gelder f O Vnriw on¬

gave, zie Heraut 17 Sept. 1.1. van, moet zijn door G.

H. Brandt ƒ 0,50. J

Amsterdam, m. C. Stoové

14 October 1869. Penningm. afd. Amsterdam,