./*SrL

aarom, onder biddend opzien tot den Heer der Kerk, wilden. Bat feit is ook door Dr. Bronsveld opgemerkt eB vermeld in zijne »Stemmen voor Waarheid en Vrede."

Met bewustheid en klare overtuiging achtten de Gereformeerden eene stichting van hooger onderwijs noodlg en onmisbaar, zoowel wat het beginsel des geloojs als dat eener wel gegronde studie betrof. Zij achtten dit te meer noodig, nu zij in de pogingen der Synode "e verbrokkeling der theologische studiën aan onze Academiën vo°r jaren bestendigd duchtten. Daarom Wilden de Gereformeerden voor hunne studenten wel "p^elijk, en dit als conditio sine qua non, het universitair onderwijs; maar dit in zijne onafgebroken eenheid en alle deelen bindenden samenhang genomen en gegeven.

Ge ziet,1 M. d. R.! hoe onnauwkeurig uw berichtgever ingelicht was, als hij daaromtrent, en te goeder trouw, juist het tegendeel meldde. Misschien Z1]n zijne inlichtingen aangaande de Utrechtsche Vereenigiog juist, aangaande de Amsteidamsche zijn zij dU zeker niet. Ook de naam, aan deze laatste gegeven, geeft haar karakter in geenen deele aan. Met haar eigen naam wenscht zij genoemd te worden, een naam, ie°. n'et aan eenige plaats of plaatselijk karakter 01 tijdelijke omstandigheid, maar aan haar beginsel en grondslag ontleent en dankt. Ja, Amsterdam is het Wettig domicilie der Vereeniging; maar volstrekt nog *J^et de aangewezen plaats der te \verrijxen stichting.

e^eeniging en Stichting zelve moeten toch wel onderscheiden worden.

®'j de vele onnauwkeurigheden in het bericht uwer eourant is er nog eene, die bovenal Diet onopgemerkt Wa2 blijven. Van de Utrechtsche Vereeniging mag Waar zijn, wat de schrijver zegt — hij kan dit misschien zeer goed weten - »dat het er in de eerste Plaats op aankomt, of men slagen zal de noodige Wndsen bijeen te brengen;'' bij de Gereformeerde Partij en hare Vereeniging voor kerkelijk hooger ®oderwijs geldt in de allereerste plaats: de zuiverheid, de juiste uitdrukking en het moedig, ridderlijk uitspreken van haar beginsel des geloofs. Zij wil dit in overeenstemming met de belijdenis des geloofs dier vade*eD en martelaren, die de haar dierbare Gereformeerde •Kerk in hun bloed gegrondvest hebben. Voor al Wat er meer noodig is heeft zij eenen die voor haar zorgen zal: haren Heere, die ook is de Heer der Kerk. Dr. Phil. S. van Ronsel.

§ratenlmul

Engeland. Twee feiten worden ons uit Enmedegedeeld, welke wederom aantoonen, »°e het Ritualisme van de Anglicaansche Kerk voortholt op den weg naar Rome. Den 2 November van dit jaar werd te Walworth eene ormeele mis gevierd met muziek er bij, terwijl datzelfde tijdstip te Kingsland een De Prounais gezongen werd en men aldaar gebeden eeft voor def zielen der afgestorvenen.

Duitschland. Eindelijk, meer dan zeven | maanden na de op 11 April dezes jaars plaats genad hebbende beroeping van Dr. Schramm Uit Bremen tot predikant aan de Jacobikerk te :?erlijn, is de beslissing dezer zaak door het Koninklijke Consistorium gevallen. De uitslag lsi dat de beroeping niet is bevestigd.

Er was bij het Koninklijk Consistorium protest ingekomen tegen de beroeping van r- Schramm en nu oordeelde het ConsistoriUrn het noodig, dien predikant gelegenheid te Eeven tot verklaring van het standpunt, waarop 'J stond. De kerkeraad was hier tegen, op grond dat uit een werk als >Ons geloof" van r- Schramm, de onbekwaamheid voor het ambt van predikant niet te bewijzen is.

Het Consistorium evenwel bleef bij zijne 'fteening volharden en nu verklaarde Dr. Schramm dat hij de in zijn werk uitgesproken godsdienstige overtuigingen nog steeds beschouwt als de grondslag zijner werkzaamheid, zoowel van zijn onderwijs als van zijne predi^lng. Na deze onbewimpelde verklaring kon het niet twijfelachtig zijn, hoe het Consistorium beslissen zou. Het verklaarde den tegenstand tegen de beroeping van Dr. Schramm voor rechtmatig^ en weigerde die keuze te bevestigen.

Het Consistorium grondt dit zijnjoordeel, na nauwgezet onderzoek, op den inhoud van ^r. Schramms werk >Oos geloof." Het erkent We'i in dit boek gevonden te hebben een ernstig streven om de grondwaarheden des eengodendoms vast te houden en eene deugdelijke besnijding van de grondbeginselen van pantheïsme, materialisme enz., maar het positief Christelijk gehalte van het geschrift is zeer gering. Wat v. aangaat de leer van de rechtvaardiging des zondaars voor God, daarin wijkt de schrijver geheel af van het standpunt der kerk. , Vervolgens worden in het verslag des Consistonums de volgende punten besproken: Schramms ontkenning van de Godheid van Christus, zijn verwerping ; van de aanbidding van Christus in gebed en lied, zijne negatieve beschouwing der Wonderen van Jezus en de verwerping eener bijzondere openbaring ten opzichte van de heilswaarheden in de Heilige Schrift.

Het Consistorium acht de beroeping van Dr. Schramm ten eenenmale ongeschikt om den deerlijk verstoorden vrede in de Jacobi-gemeente te herstellen.

Spanje. Trots alle belemmeringen, door eene bigotte menigte en door eene onder clericale invloeden staande regeering aan de Evangelisatie van Spanje in den weg gelegd, gaat dit werk goed vooruit. Het is voornamelijk aan de tusschenkomst der Evangelische alliantie te danken dat Ben-Oliel, de baptisten prediker, wederom op vrije voeten staat en zijn werk weder opvatten zal. De groote som gelds, die de verdediging van Ben-Oliel gekost heeft, zal door de alliantie worden betaald. De wakkere F. Fliedner begint het laatste bericht omtrent zijnen arbeid met de spreuk van de Spaansche Habsburgers: »Plus ultra" (voorwaarts). In Madrid hebben de Evangelischen duizend kinderen op hunne scholen, daarvan bezoeken er drife honderd de scholen der Duitsche zending. Er zijn 8—10,000 Spanjaarden, die tot de Protestantsche kerken behooren, terwijl het aantal schoolkinderen, welke de Protestansche scholen bezoeken, 4 a 35000 is. Het aantal van hen, die

dikant aan de Jezus-kapel en stond in de nauwste gemeenschap met de gebroeders Fliedner.

-x»-

(ijemjett# tlieiuns.

Van verschillende zijden hoort men berichten omtrent het veldwinnen van het Protestantisme in Frankrijk. Zoo werd den 20sten October in Saint Genis een school en bedehuis ingewijd; op Corsica zijn 30 familiën tot het Protestantisme: overgegaan en hebben een eigen predikant uit Genève laten komen. De Roomsche geestelijkheid van Roussillon doet, om de Gereformeerde propaganda te stuiten, huiszoeking bij hare parochianen ter opsporing van bijbels en tractaten, de boeken^verbrandende Sis ze haar in handen komen.

Iemand die den Keizer van Duitschland kwam begroeten, toen deze na zijn herstel wederom te Berlijn was gekomen, merkte Zijne Majesteit op, dat hij als door een wonder geied was geworden. aNeen,^ door een wonder," luidde het antwoord van den grijzen vorst.

Den 3den November werd in Parijs de nieuwgebouwde Zweedsche Protestantsche kerk Ingewijd. Het aantal Hervormde godshuizen neemt in de hoofdstad van Frankrijk sterk toe. De Gereformeerde Staatskerk heeft er 17, de Kerk die de Augsburger confessie belijdt i9, de Methodisten 4, de Baptisten I. Daarbij komen nog die kerken in welke in vreemde talen gepredikt wordt. Bovendien bezit Parijs 89 Protestantsche lagere scholen.

Een Amerikaan die ^zich eenigen tijd in Rome heeft opgehouden, schrijft in een brief aan de Ntw—York Christian Union, omtrent de Romeinen het volgende: »Het volk hier is zeer onwetend en niet minder bigot, en ofschoon het houden van processiën onder het tegenwoordig gouvernement eigenlijk verboden is, toch bestaat er zulk een groote gehechtheid aan dat oude gebruik, dat men het oogluikend toelaat. Dagelijks zijn de kerken gevuldj door een menigte van vrouwen en kinderen; de laatste elkander daarin naloopende en spelende zelfs tot op de trappen van het altaar, met eene gemakkelijkheid welke wonderlijk is om te zien. De mannen, ofschoon zij aan processiëa en andere manifestatiëa deelnemen, zijn weinig in de kerk te zien. Deze uitwendige waarneming Van den godsdienst gaat gepaard met groote onzedelijkheid. Het is haast niet mogelijk om op de straat en woord tot het volk te spreken — ofschoon men zich moeilijk bedwingen kan als men die menigte van moeders en kinderen ziet, die de straten als overdekken — van wege de lage taal die men van de mannen moet hooren, schoon die dikwijls niet opzettelijk gesproken wordt om te beleedigen. De gewone spreekwijze is grof en ruw. Indien ik de taal kon weergeven die ik soms van priesters, mannen en vrouwen gehoord heb ik weet zeker dat zij u tegen de borst stuiten zou. Zij griefde mij althans. De bewoners van Tivoli behooren tot een geschikt ras, zij zijn intelligent en vrij wel begaafd, maar zij worden geboren, leven ea sterven onder de schaduw van Rome."

De St. Paulus kerk te Londen, de grootste der Protestansche kerken van die stad, was tot hiertoe niet in het bezit van klokken. Zij is nu voorzien van een compleet klokkenspel, hetwelk plechtig den Isten November Van dit jaar werd ingewijd. Bij die gelegenheid heeft de bisschop een verdedigenden brief aan de Times moeten schrijven, omdat die handeling door enkelen met de Roomsche klokkendoop op een lijn gesteld was.

geregeld door Protestanten bewerkt worden, bedraagt 60,000. Sinds het jaar 1871 zijn de cijfers meer dan verdubbeld.

Ook de pers wordt ijverig als middel ter Evangelisatie gebruikt. De uitgaven voor dit alles worden bestreden uit gaven uit het buitenland.

De nestor van de Evangelisten van Spanje, Francisco de Taula Ruet, is den i8den November overleden. Hij was de eerste, die om den wille van het Evangelie kerkerban te verduren heeft gehad. Ruet werd in 1826 te Barcelona geboren. Op negentienjarigen leeftijd werd hij door de prediking fan de Sanctis te Turin voor het geloof in het Evangelie gewonnen, 't welk hij in zijn geboorteplaats met echt Spaanscihe geestdrift verkondigde, totdat hij veroordeeld werd tot levenslange ballingschap. Van Gibraltar uit werkte hij voor de verspreiding des Evangeliums in zijn vaderland met uitstekend gevolg. Matamoros werd door hem voor het Evangelie gewonnen. De omwenteling van 1868 stelde zijn vaderland wederom voor hem open. Sedert dien tijd werkte Ruet te Madrid als pre-

ilïwlmjg.

InnumMtu' 3möing.

Hannoversche toestanden.

I.

Het is een interessant i werk, waarop onlangs door mij gewezen werd: Rothert, Die innere Mission in Hannover, dat tevens het eerste deel uitmaakt van Schafers verzameling van monografieën, Welke onder den gemeenschappelijken titel van Die innere Mission in Deutschland langzamerhand zullen verschijnen. Daar menigeen niet in de gelegenheid is, het boek zich aan te schaffen, wensch ik in eenige opstellen dén hoofdinhoud daarvan mede te deelen. Voor ons land is dit niet zonder gewicht, daar er tusschen Hannever en Nederland verscheidene punten van overeenkomst mjn. Wanneer wij althans onze Roomsche provinciën er buiten rekenen, vertoont Hannover met zijn 1,700,000 Protestanten en 300,000 Roomschen een niet minder bonte verscheidenheid van volksstammen dan ons

vaderland.

Drie karakters vallen het sterkst in het oog: het Friesche, het Saksische en het volk van de Harts. Het Friesche karakter kennen wij genoeg, het vertoont zich aan de Oostzijde van de Weser

ongeveer al evenzoo, als wij het in friesland kennen. »De Friezen" zegt een Duitsch spreekwoord »hebben ijzeren harten" en dit is tegelijk een lofspraak en een berisping. Krachtig, taai, vasthoudend, koel, weinig zanglustig, gehecht aan het oude, sterk subjectief en individualistisch, vandaar ook sectarisch gezind, durft de Oostfries in Hannover, evenzeer als zijn Nederlandsche Westelijke nabuur, op eigen beenen te staan en heeft tot zijn leus: wil doch sthn wel 't atn langsten uitholt. De Inwendige Zending heeft onder dit volk veel vroeger wortel geschoten dan in de twee andere volksstammen. De Saks, die de kern uitmaakt van de Hannoversche bevolking, heeft een geheel andere natuur, maar is toch meer verwant aan den Fries dan aan den Hartsbewoner. De Saks is ernstig en bedachtzaam, licht echter tot toorn te bewegen en dan vechtlustig. Teederheid vindt men bij hen weinig, maar wel kinderlijkheid, en in geen deel van Hannover zijn zooveel kinderliederen en kinderspelen als juist bij hen; de Kerstboom is er het meest geliefd, zooals trouwens al de oud-Heidensche en Roomsche feesten zeer lang onder dit volk icheemsch zijn gebleven. De Zendingfeesten met bazuinen en koorgezang zijn daar spoedig in trek gekomen, vooral onder de minder welgestelde bevolking der heidevlakten, meer dan onder de rijkere landbewoners in de vette streken. De Harts steekt bij de beide andere volksstammen zeer ongunstig af. De prachtige natuur in het Hartsgebergte is geen zinnebeeld van den toestand der bevolking. Diefstal en strooperij leveren daar een sterk contingent aan de gevangenissen. De bevolking is arm, bijgeloovig, door en door onkerkelijk, maar overigens opgewekt, vlug van begrip, levenslustig en zeer zanglustig, zoodat men beweerde dat de bergbewoners van de Harts de Hervorming er niet in gepreekt maar in gezongen hebben. Over het geheel genomen heeft Hannover toch, bij alle verschil tusschen die uiteenloopende karakters, een zekere eenheid van opvatting tot stand gebracht. Hannover is door en door conservatief. Orthodox is de Luthersche Kerk er altijd geweest, maar de gevaren aan deze richting verbonden liggen voor de hand. Men verzet zich zeer lang tegen nieuwigheden, terwijl onze tijd een ieder dwingt, daarvan kennis te nemen en voor een deel zich daarin te bewegen. Men kan daarom ook zeggen, dat in Hannover] de Inwendige Zending eigenlijk eerst van 1865 dagteekent, althans sedert dat jaar een vlucht heeft genomen. Niet dat er vroeger op dit gebied alles dood zou geweest zijn, maar de plant had eigenlijk nog "geen wortel geschoten, gelijk men thans — Gode zij dank — mag verzekeren. In 1814 b. v. werd hetj bijbelgenootschap opgericht, maar

allereerst met Engelsch geld, terwijl de arbeid uitsluitend van de hoogere standen uitging; het werd fatsoenlijk geacht daaraan mede te doen; zelfs de Roomsche bisschop van Hildesheim was er lid van, totdat hem van Rome beduid werd, dat dit niet paste. Doch de groote heeren, die aan het hoofd stonden, waren zoo weinig op de hoogte, dat toen er later met de Engelschen twist ontstond over het al of niet opnemen der Apokriefe boeken, een hunner vraagde: wat toch die hippoicriefen waren en waarom het zulk een zonde was, Bijbels met hippokriefen te verspreiden. De zon van de hofgunst was voor deze plant te verschroeiend, het bijbelgenootschap werd geen middelpunt van vrije Christelijke werkzaamheid, en gelijk het met het bijbelgenootschap ging, stond het met menig werk, dat op Inwendige Zending betrekking had. Daar kwam bij, dat het koude supernaturalismetoen overal heerschappij voerde. Men was niet ongeloovig, maar wilde ook geen nauw levend Christendom. Drie mannen slechts konden genoemd worden als verkondigers van een nieuwen dageraad: Rupstein, Niemann en vooral Petri, de beroemde prediker, wiens naam overal prijkte, waar in die dagen (1822 en later) iets goeds werd tot stand gebracht. Toch zou men de werkzaamheid, waarvoor toenmaals de belangstelling kon opgewekt worden, ternauwernood Inwendige Zending mogen noemen. Evenals in Nederland, was het vooral de algemeene menschenliefde, aan welke uitsluitend recht van bestaan werd toegekend. Het positief Christelijke moest zoo min mogelijk op den voorgrond worden gesteld en slechts matigheids genootschappen, doofstommen- of blindeninstituten, kinderbewaarplaatsen, armenverzorging vielen in den smaak, waarbij dc stoffelijke hulp of de ontwikkeling des verstands hoofdzaak kan zijn. Zelfs Petri was in den aanvang der Inwendige Zending zoo vijandig gezind, wanneer hij zich op meer Christelijk terrein bewoog, dat hij van haar verklaarde: >Zij is slechts een slingerplant die alle levenskracht uit de takken van den boom der Kerk tracht te zuigen, zoodat een van beiden óf de Kerk óf de Inwendige Zending het terrein zullen moeten ruimen." Hij zag dan ook, gelijk velen in ons midden, de Inwendige Zending aan voor een poging, om alle verschil van belijdenis uit te wisschen, zoodat de onderscheiden Kerken zich in een verwaterd Christendom zouden moeten oplossen. Dat zulk een beschouwing ten eenenmale verkeerd is, spreekt vanzelf, maar zijn vrees laat zich verklaren, wanneer men voorbij ziet dat de Inwendige Zending, door zich tot de verwaarloosden

en de verlorenen te richten, een andere roeping heeft dan de gevestigde Kerk of de gemeente. Zij moet de eerste beginselen brengen, de melk aanbieden welke de kinderkens behoeven, maar mag zich nooit aanstellen, alsof de eerste beginselen voor volledige, diepopgevatte waarheid en de melk voor vaste spijs kan diénen. Vandaar, dat er in de jaren '53 tot '65 een stilstand ksvam in den arbeid, men verschanste zich binnen de muren der Kerk en slechts in Oost-Friesland, dat minder kerkelijk en meer individualistisch gezind is, ging het werk rustig voort. Van dien tijd af is echter dit wantrouwen verdwenen; Petri zelf werkte in '65 mede tot vestiging van het Evangelisch Verein voor de hoofdstad, waarnaast 3 jaren later een Hauptverein fiir innere Mission ontstond, hetwelk zijn werkzaamheden over het geheele land uitbreidde. Nu sedert '76 de verschillende richtingen onder de geloovige Christenen zich meer en meer scheiden, vormt zelfs de Inw. Zending het gebied, waarop zij elkander ontmoeten en gaat deze arbeid een schoone toekomst tegen. ?•

3ongeliit0$mmtigittgcn.

{Slot.)

Een der onmisbaarste behoeften voor de jongelingsvereenigingen, is op vele plaatsen een geschikt lokaal. Wij bewonderen den moed en het geduld, van de besturen van Jongelingsvereenigingen, die week aan week met het kleiner of grooter getal leden harer vereenigingen samenkomen in lokaliteiten die meer op kelders dan gezonde, luchtige, ruime kamers gelijken. Komt de spreuk van vader Luyken : »Het leven zucht, naar licht en lucht", ergens tot haar recht, dan is het bij de jongelingen.

Licht en lucht, ja hoe treurig ziet het er ook met het eerste in de meeste 'lokalen der Jonge-

lingsvereenigingen uit, wanneer men des avonds hunne vergaderingen binnentreedt, waar veelal een kleiner of grooter getal jongelingen zich al rookende en dampende op gebrekkige stoelen en banken heeft nedergevleid. Niet zelden is alles in den diksten nevel gehuld, zoodat men eer zou wanen in de vergadering te zijn van een geheim complot, dat een of andere samenzwering smeedt, dan in een Christelijke Jongelingsvereeniging, wier leden op Christelijke en gezellige wijze, elkander leerende en stichtende den avond doorbrengen. En dan de atmospheer; de gezondheidscommissiën mogen wel eens komen kijken in de lokalen van sommige Jongelingsvereenigingen, waar een oude kachel meer dan 90 graden warmte afgeeft. En dan het meublement. Aan de muren hangt misschien hier of daar een Zendingskaart, een dito van het Heilige Land, waarvan de salpeter der vochtige muren de zeeën en landen heeft uitgewischt. Verder niets dan zwarte en gele vlekken op den muur. Dan de oude stoelen en zetels, zij sidderen en beven, wanneer de jeugdige, krachtige gasten zich er op nederwerpen. — En hier vergaderen nu onze jongelingen. Wij weten, er zijn ook uitnemende lokalen, wij denken b. v. aan Zwolle, aan Arnhem, en onlangs lazen wij nog tot onze groote blijdschap dat er een nieuw lokaal voor de jongelingsvereeniging te Kralingen wordt gebouwd. Doch in plaats van regel zijn dit nog uitzonderingen. Ik bewonder den moed en de zelfopofferende liefde van onze jongelingen, die niettegenstaande deze gebrekkige hulpmiddelen en den weinigen steun dien zij van buiten ontvangen, toch blijven volharden. God zal _ hun arbeid kroonen. Doch de Christenen in Nederland, die duizenden óver hebben voor de Christelijke scholen, laten een groot gedeelte van hun arbeidsveld braak liggen, _ doordat zij met genoeg de Jongelingsvereenigingen met hun geld en invloed schragen. Geldelijke offers zijn hier nog het minste; want localiteiten, die eenigszins geschikt zijn, kunnen licht gevonden worden, maar steun van invloedrijke Christenen is in de eerste plaats behoefte. En verder zijn er geen uitgaven noodig dan aan meublement en boeken voor een goede bibliotheek.

Het hoofdbestuur van de Christelijke Jongelingsvereenigingen zou hier waarlijk een grooten dienst kunnen bewijzen, wanneer zij een verzameling van platen tot opsiering van localen van Jongelingsvereenigingen in het licht gaf, en tevens een lijst van geschikte boekwerken voor Jonge¬

lingsvereenigingen samenstelde, en met de uitgevers dezer boekwerken een contract sloot, dat de besturen der Jongelingsvereenigingen, wanneer zij deze boeken aankochten, ze voor verminderde prijzen konden bekomen.

Het is dikwerf zeer treurig gesteld ook met de lectuur, die op Jongelingsvereenigingen wordt gebruikt. Dit jaar kwam ik nog op een vereeniging waar de geheele bibliotheek bestond uit de Bijbelverklaring van Klinkenberg, en enkele oude werken van professor Van den Honert. Vergelijk nu dezen toestand met hetgeen de wereld aan onze jongelingen aanbiedt. Op de meeste eenigszins groote plaatsen vindt gij volksbibliotheken, waar men voor weinig geld en een kleine moeite alle mogelijke lectuur kan bekomen, en waaronder zich vele werken bevinden, die als een pest voor onze jongelingen moeten beschouwd worden. Daarbij de nette, luchtige en welverlichte zalen van de koffiehuizen, en andere plaatsen van publieke vermakelijkheden. Daarbij nog de bespotting, verguizing en minachting, hen door kameraden en vrienden aangedaan, wanneer een jongeling lid van zulk een vereeniging wordt, en van de andere zijde de weinige Aanmoediging van de oudere Christenen.

Zie, wanneer men dit; alles een oogenblik overziet en nadenkt, is het dan nog geen wonder dat onze Jongelingsvereenigingen zich staande houden ?

Verschillende mededeelingen omtrent J ongelingsver eenigingen.

Van het 1 Jaarboekje ten dienste van Christelijke Jongelingsvereenigingen in Nederland" is de zesde jaargang verschenen. Hij is, voor 30 Cent, verkrijgbaar bij den heer C. J. Huvers, Bemuurde Weerd No. 90, te Utrecht. Het boekje bevat o. a. de adressen der verschillende Vereenigingen; wat men verder omtrent haar weten wil, wordt er kortelijk in vermeld; ook de plaatsen waar onze Militairen een Tehuis vinden.

Hoogstverblijdend is het resultaat der Statistieke mededeelingen, die het Boekje bevat; daaruit toch blijkt, dat Nederland thans 289 Christelijke Jongelingsvereenigingen heeft, met 6486 leden, behalve 36 Vereenigingen, waaromtrent de opgaven ontbreken. Sedert het vorige jaar is het getal der vermelde Vereenigingen vermeerderd met 38, dat der leden met 524.

De pogingen der leden van de Fransche Vereenigingen, om door het openen van lokalen ter evangelisatie, onder het werkvolk in de groote steden het zaad des Woords uit te strooien, zijn te Marseille met den besten uitslag bekroond. Op 28 November 11. werd de eerste zaal, in het drukste gedeelte der stad, geopend en de toeloop van nieuwsgierigen en belangstellenden was zóó groot, dat velen geen plaats konden vinden.

De toespraken, die voor ieder spreker 10 & 12 minuten duren, werden afgewisseld door gezang, onder begeleiding van een harmonium. Het doel der samenkomsten staat met groote letters voor de deur te lezen. Op deze wijze wordt de blijde boodschap gebracht aan eene talrijke schare, die haar anders zeker nooit zou hebben vernomen.

Men hoopt spoedig een tweede lokaal in een ander gedeelte der stadfte openen.

V. O. B.

BortöaQssrijöol.

Uit de Schrift.

Simeon in den Tempel.

Luk. 2 : 25—35.

Al het groote, dat God tot verlossing van menschen gedaan heeft, geschiedt op eene wijze, die den mensch ten eenenmale onbegrijpelijk is. Aan dat onbegrijpelijke ontleent het ongeloof zijn vermeend recht, om de heilsdaden Gods te verloochenen. Het nietswaardige en menschvernederende van het ongeloof komt dan ook het duidelijkst uit, waar het zich waagt aan critiek op de menschwording des Zoons. In dit feit der feiten toch is het woord vervuld, dat de Heere eene afgesneden zaak doet op aarde, en zijne wegen hooger zijn dan onze wegen.

Zoo was het, toen Jezus geboren werd. De wereld wist niet, wie in het nederige Bethlehem geboren was. En Israël wist het evenmin. En toen het bekend werd, toen dat kindeken man was geworden, en zich openbaarde als de eeniggeboren Zoon, vol van genade en waarheid, toen spanden de heidenen en de kinderen Israëls samen tegen den Heere en zijnen Gezalfde, en doodden den Vorst des levens aan het kruis.

Ook dat was opgenomen in den raad Gods. Niet maar voor den mensch, ook in den mensch doet de Heere een afgesneden zaak.

De godvruchtigen, die ten dage van de openbaring Gods in het vleesch leefden, leefden dan ook enkel en alleen door de ware kracht des geloofs; zij wachtten de vertroosting Israëls. Van menschenwerk verwachtten zij niets meer. Van het werk Gods alles!

Onder dezen was een zeker mensch, met name Simeon. Hij was rechtvaardig, vreesde God en wachtte de vertroosting Israëls. Een man dus, niet in den smaak en naar den geest van zijn tijd, en toch de nooden van zijn tijd op het hart dragende en met zijn tijd meelevende zooals weinigen.

In stilte genoot deze godvruchtige grijsaard veel van zijn God. Had hij geen hoop meer op beterschap en herleving van zijn volk, uit het bestaande en naar aanleiding van hetgeen hij zag en hoorde, hopeloos was zijn leven toch niet. Integendeel, blijde hoop en onwankelbaar vertrouwen vervulden zijn hart en verhelderden zijne laatste levensdagen. Want hem was eene Goddelijke openbaring geschonken door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude eer hij den Christus des Heeren zou zien.

Dat stond dm vast. En nu was zijn leven een wachtend leven. Wachtend op het heil des Heeren. Maar dat wachten is bij hem geen onheilige lijdelijkheid; geen godvergeten nietsdoen, geen vetzuim van de genademiddelen, geen hooghartig zich afzonderen van zijn volk en den tempeldienst.

Op zekeren dag, de dag van Maria's reiniging naar de wet, gaat hij wederom tempelwaarts. Hij kwam er, zegt Lukas, door den Geest. Hij doorleefde een dier buitengewone oogenblikken in het leven der kinderen Gods, waarin zij de nabijheid des Heeren in eene meer dan gewone bezieling des Heiligen Geestes genieten. Oog en hart werd plotseling gevestigd op het jengdig paar, dat hun eerstgeborene ter lossing brengt, roor het aangezicht des Heeren. Zonder aarzelen treedt hij op Maria toe, neemt het kind uit hare in zijne armen over, drukt het aan zijn hart, en zingt dat korte maar heerlijke lied, dat wij den lofzang van Simeon noemen.

Er is eene legende, volgens welke Simeon een oud priester geweest is, die op dit oogenblik 113

jaren telde, en de zoon was van den grooten Hillel. Voorts verhaalt men, dat hij blind was, en op 't zien van 't kindeke dadelijk zijn gezicht weder kreeg. Zulke vertelsels doen ons de eenvoudigheid van de Evangelische berichten te meer waardeeren. Het eenvoudige in de Evangeliën is ook het kenmerk van het ware.

Hij zelf noemt zich eenvoudig des Heeren knecht, die in vrede nu heen kan gaan, wijl de Heere zijn Woord aan hem vervuld en hij des Heeren zaligheid heeft gezien, eene zaligheid bereid, bereid voor het aangezicht van al de volken, eene zaligheid tot verlichting allereerst, en tot heerlijkheid van Israël, eeuwiglijk !

De Heilige Geest werkte dus als geest der profetie in dezen stillen, door God gekenden en getelden vrome. Vooral blijkt dit in het woord dat hij, nadat hij zijne zegenbede over Jozef en Maria had uitgesproken, tot de moeder des Heeren in 't bijzonder zeide. Zijn profetische blik ging de eeuwen door. Hij zag den Christus verwerpen door de menschen, en het zwaard gaande door Maria's ziel. Hij zag hoe dit kindeke zijn zou een steen des aanstoots voor velen in Israël; maar ook een steen des heils, een onwankelbare steen, waarop velen eeuwig behouden zouden worden.

PUNTEN.

Hoe groot is hef voorrecht van kinderen, die ouders hebben, welke hen den Heere heiligen door gebed, opvoeding en gebruik der genademiddelen! Het heerlijk getuigenis, dat aan den ouden Simeon gegeven werd, ook voor kinderen begeerlijk. De rechte kennis van Christus is geen vrucht van geleerdheid, maar van de openbaring des Heiligen Geestes aan het hart. De Heere Jezus is het licht der heidenen en de heerlijkheid van zijn volk; wie Hem ziet, ziet de zaligheid Gods. Als men Christus in de armen heeft, dat wil zeggen, als Hij door het geloof de onze is, kan men in vrede heengaan. Simeon profeteerde dat Christus tot een val zoowel als tot eene opstanding zijn zou • Hij zij voor ons geen Steen des aanstoots, maar een Rots der behoudenis ! G.

11001; iiindnen.

DE POSTBODE.

Een verhaal.

VIII.

Zulk een Kerstfeest was er nog nooit op de hoeve van boer Dijkveld gevierd. Van alle kanten waren de menschen toegestroomd om het woord van God te vernemen, dat door Ds, B. verkondigd werd. In den geest verplaatste de leeraar zijne hoorderen bij de kribbe te Bethlehem, in den beestenstal, en wees hen op het wichtje, dat daar in schamele doeken gewonden was. Alles duidde op geringheid aan, waarbij men moest vragen: Kan daaruit iets heerlijks te voorschijn komen ? Ja, want dit kind te Bethlehem is de eenige bron van alle blijdschap; alle vreugde, die buiten Hem gesmaakt wordt, is valsch en zal in droefheid eindigen. Hij is het eeuwige leven, dat in onzen dood is nedergedaald, om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Die in deze wereld en hare begeerlijkheden zijne vreugde vindt, kan zich in dat kind niet verblijden, daar het niets medebrengt, wat in deze wereld bruikbaar is. Het is een arm, hulpeloos, schamel wichtje, dat zelfs geen herberg hier op aarde vinden kon. Maar zoo iemand zich hulpeloos en verloren gevoelt, en erkent, en de handen uitstrekt naar dat kind, dan is dat kind voor hem eene heerlijke, eeuwige blijdschap, omdat het daar voor zijn aangezicht ligt als het Lam Gods, dat vleescibloed heeft aangenomen, om voor de slacht te worden; dan is dat kind de almachtige Simson, die de poorten van graf en dood op zijn schouders wegdraagt.

De leeraar wekte voorts zijne hoorders op tot het geloof in dat kind, opdat zij ook in waarheid Kerstfeest zouden kunnen vieren. Na den afloop der prediking begaven zich velen naar de boerderij van vrouw Bartels, waar de Zondagschoolkinderen bijeen kwamen. Wat was Hanse thans welgemoed! De tranen biggelden hem langs de wangen, tóen hij de schaar van kleinen met zooveel goeds en heerlijks verblijden mocht, terwijl de landlieden, opgewekt door het goede woord van Ds. B., getuigen waren van den zegen, dien God schenkt aan een trouw belijder van Zijnen naam. Na een hartelijke toespraak aan de kinderen gaf Hanse ieder hunner een Bijbeltje of een boek, terwijl vrouw Bartels, geholpen door de zuster van den boer zorgde, dat de lekkere, warme melk niet vergeten werd. Verheugd, juichende en zingende verliet de kleine schare de hoeve, en in ieders oog stond het te lezen hoezeer zij verlangden spoedig weêr te komen en de Zondagschool te bezoeken.

Sedert dit Kerstfeest was het alsof er voor Hanse een tijd van heil en geluk was aangebroken. Meer en meer werd het aan hem duidelijk,. dat de Heer zich niet onbetuigd laat wanneer Zijn naam voor de menschen beleden wordt, en daaf ook boer Dijkveld dagelijks beslister werd, en hart, beurs, huis en schuur voor het Evangelie openzette, ontstond er beweging en leven in de anders zoo dorre omgeving. Dijkveld stelde Hanse in staat om eene menigte Bijbels, Christelijke geschriften, leerredenen, traktaatjes en kinderwerkjes te verkoopen en te verspreiden, en gewapend met den ouden briefdragerstas, die thans gevuld was met brieven der blijde Boodschap, trok Hanse langs dorp, gehucht, gemeente en boerenhofstede, overal een goed woord sprekende en het heil des Heeren verkondigende.

Thans beklaagde zich Hanse ook niet meer dat hem, onder een nietig voorwendsel, zijn betrekking ontnomen was. Het ging hem voorspoedig, en hij behoefde niet meer te zuchten onder de zorg voor zijn dagelijksch brood. Zijn Vader in de hemelen zorgde voor hem boven bidden en denken, en niettegenstaande er nog enkelen waren, die zich ergerden aan hem, daar zij het niet verdragen konden, dat het een Christen welging, zette de gewezen postbode stil zijn weg voort, terwijl het hem leed deed, dat zoovelen in het ongeloof bleven volharden, waarvan zij eenmaal de wrange vruchten zouden plukken.

Van 't Oude in 't Nieuwe.

Met het onderstaand versje van mijne hand opent de Nieuwe Christelijke Scheurkalender zijn derden jaargang.

Van 't Oude in het Nieuwe,

Dat is maar een schreê!

En toch, hoeveel wichtigs Begaan wij daarmeê!

De een sleept weêr zijn lasten In 't Nieuwe meê voort;

Een ander die werpt ze Bij 't Oude overboord.