haar iets meer te mogen veroorloven dan tegenover getrouwde vrouwen. Een woord naar mijn hart moet ik hier weer overschrijven, n.1. „dat de vrouw die haar leven lang ongetrouwd gebleven is en de vijftigjarige leeftijd heeft, veel meer persoonlijkheid is dan de ongetrouwde man van vijftig jaar". En even verder: „Maar als men wil generaliseren, dan is een oude vrijer in de regel veel belachelijker figuur dan een oude vrijster" (bzl 139). Maar — een oude vrijer meent, dat ie nog aan elke vinger een meisje kan krijgen en de ouder wordende jonge vrouw gaat lijden aan minderwaardigheidsgevoelens. Uit deze brief blijkt al weer, hoe de menselijke begeerten uitgaan naar datgene wat we niet bezitten; wat wij wèl hebben achten we gering en het begeerde wordt ten hoogste geïdealiseerd. Eva en de verboden vrucht! Ook deze briefschrijfster wordt gewezen op haar tekort: ten diepste is ze niet zozeer verontwaardigd over 't gedrag van de mensen, maar kan ze haar ongetrouwd-zijn „niet overgeven aan God", zoals ze schrijft. En van het antwoord schrijf ik alleen de laatste zin over: „Eenmaal komt de dag, waarop Jezus je in je ogen kijkt en vraagt: Heeft jou op reis iets ontbroken? Dan zul je, misschien met tranen van dankbaarheid in je ogen, zeggen: „Neen, Here, niets".

Laat dit alles genoeg zijn, om het boek in z'n geheel te lezen. G. Kraan-van den Burg.

★ ★ ★

SAMENU/ERKINQ IN DE

V (slot)

'Evangelisatie

Als

Sint Nicolaas-cadeautje zijn zeer geschikt:

Bonbonnière (plateel) met insigne ƒ 6,50. Lepeltje met bondsinsigne ƒ 2,50. Muurbord (plateel) met insigne ƒ 6,—. Bondsinsigne (broche-model) ƒ 0,85. Mapje Henriëttepost ƒ 0,50. Fietsvlaggetje ƒ 0,75.

Tenslotte rest mij — na de samenwerking tussen kerken besproken te hebben — nog de vraag in hoevere samenwerking tussen personen uit verschillende kerken mogelijk is, op het terrein der evangelisatie. Jullie moet daarbij steeds in het oog houden, dat ik uitsluitend spreek over samenwerking voor bijzondere acties als grote samenkomsten, straatprediking, kermis-actie, enz. De regel is en blijft, dat de evangelisatie een kerkelijke zaak is, waarbij de gelovigen onder leiding van het ambt en gebonden aan Schrift, Belijdenis en Kerkenorde het Woord Gods uitdragen. Er zijn echter bijzondere gelegenheden, waarbij een bredere samenwerking door velen gewenst wordt. Men kan moeilijk in een stad vier of vijf tenten spannen: een hervormde, een gereformeerde, een christelijk-gereformeerde, enz. Welnu, uit wat ik tevoren opmerkte, vloeit voort dat ik een samenwerking tussen personen van gereformeerde belijdenis, hetzij hervormd, gereformeerd, chr. gereformeerd of gereformeerd - onderhoudende artikel 31 - voor zulk een actie zeer wel mogelijk acht. Sommigen zullen in de samenwerking verder willen gaan, op dit punt is er vanouds in de gereformeerde gezindheid verschil van opvatting geweest. In het algemeen vind ik dat wij, bij verschil van mening in deze, elkander moeten dragen. Reeds onder de mannen van 1834 oordeelden Brummelkamp en Van Raalte „ruimer" over deze zaak dan Van Velzen. Echter zijn hier enige reserves te maken. Het moet duidelijk zijn dat een gereformeerde, die aan zulk een „ruimere" samenwerking deelneemt, dit doet voor zijn persoonlijke verantwoordelijkheid en geenszins de gereformeerde kerken vertegenwoordigt. Ten tweede moet over zulk een samenwerking niet het aureool van de „Una Sancta" ontstoken worden. Want kerken ontmoeten elkaar niet in een tent, maar aan het doopvont en aan de avondmaalstafel. Men wekke niet de schijn dat „de Breuke Sions" geheeld wordt doordat Jan en Piet op een of ander podium elkander een hand geven. Ten derde spreke men ook in zulk een gemengd gezelschap gereformeerd, wat Zondagavond in de catechismuspreek waar is, blijft Maandagavond in de tent óók waar. Dan zal het weieens gebeuren dat de hoorders zeggen „ik hoor die anderen veel liever als jou!" (historisch!), maar daarvoor mag men niet terugdienzen. Eindelijk moet ik nog een opmerking maken. Een dergelijke samenwerking is m.i. alleen mogelijk als er in onze eigen kring een gezond kerkelijk besef wordt gevonden, zodat men uit zulk een gemeenschappelijk optreden geen averechtse conclusies trekt. Helaas meen ik te moeten constateren dat deze basis op het ogenblik ontbreekt. Er zijn hervormden die menen, dat zij ons reeds voor driekwart hebben ingepalmd. Er zijn gereformeerden, die schrijven dat zij reeds in het portaal onzer kerk staan, gereed om de aftocht te blazen. In zulke dagen zou ik de grootste voorzichtigheid willen aanraden wat de samenwerking met anderen betreft. N. Baas.