Besloten wordt des morgens van 9I/2 tot 12

des middags van 1 tot 4 te vergaderen. ; ^es vereischt valt de middagzitting weg, opdat de secties ook dan kunnen vergaderen.

Aangezien een schrijven is ingekomen van , e Deputaten der Christel. Geref. Kerk, inhoudende het verzoek de voorstellen ter Vereniging mondeling te mogen toelichten, zoo stelt de Voorzitter voor onverwijld hierop te antwoorden, dat de komst van deze broeders, borgen ochtend, hoogst welkom zou zijn. De Vergadering hecht hieraan eenstemmig hare goedkeuring.

„Beslist wordt dat de zittingen toegankelijk *jn voor ten Avondmaal toegelaten leden van Nederd. Geref. en Christel. Geref. Kerken ; ook voor leden uit andere Geref. groepen, deze echter op vertoon van een getuigenis van hunnen kerkeraad. Over toelating van hen, die hiertoe niet kunnen gerekend* worden, zal bij voorkomende gelegenheid worden beslist.

Nog machtigt de synode het moderamen de ^den der synode te splitsen in 5 secties, ieder met één adviseur, om den voorbereidenden arbeid te verrichten. Een voordracht hieromtrent zal na de pauze worden ingediend.

De eerste zitting wordt met gebed door den Assessor gesloten.

Met het zingen van Ps. 19 : 5 en gebed door Ds. Hoekstra vangt de middagsessie aan.

De door den kerkeraad der roepende kerk verzonden uitnoodigingen aan de reeds genoemde broeders, om de Synode van advies te dienen, worden goedgekeurd; terwijl aan hen nog Ds. Van Kasteel wordt toegevoegd.

De voordracht in zake de secties en de verdeeling van de taak wordt zonder eenige bedenking goedgekeurd. Iedere sectie kiest zelf een president; de 5 presidenten vormen zamen de centrale sectie, die den gang der werkzaam heden nader regelt.

Alsnu vraagt de voorzitter hoe zullen wij morgen handelen, wanneer de Dep. Syn. der Chr. Geref. kerk in ons midden zijn?

Na eene korte wisseling van gedachten wordt besloten, dat de Synode slechts bij monde van haar voorzitter zich zal uitspreken. Aan de Dep. wordt daarna gevraagd wie als hun tolk het woord zal voeren. Heeft die de voorstellen zijner kerken overgebracht, dan wordt daar over Publiek geen discussie gevoerd, maar de overweging daarvan en het vragen van inlichtingen opgedragen aan een commissie, gevormd door 2 leden uit ieder der genoemde 5 secties, uit de adviseurs en het moderamen. Tot de bijeenkomsten dezer commissie hebben ook de overige leden der Synode toegang. Gewichtige punten zullen schriftelijk worden behandeld.

Achtereenvolgens komen nu de volgende zaken ter sprake.

Dr. Van Goor leest voor het rapport der provinciale Synode van Friesland, ingezonden door den kerkeraad van Leeuwarden. Uit dit rapport, dat met dankzegging voor kennisgeving wordt aangenomen, bleek dat deze vergadering op den i7en en i8en December j.1 in de Noorderkerk werd gehouden.

Een rapport van een dergelijke samenkomst der Zuid-Hollandsche kerken ontbrak. Noch de Deput. der classis Rotterdam, noch br. Vrolijk, ouderling bij de kerk te R-, konden hieromtrent inlichtingen geven. Aan br. Vrolijk Wordt gelast bij den kerkeraad zijner kerk, van Welke de oproeping was uitgegaan, zich omtrent dit verzuim te informeeren.

Namens Deput. in zake correspondentie met buitenl Geref. kerken vermeldt Prof. Rutgers, dat sinds Ds. Lion Cachet in 1889 de Synode der Presbyterian church of Engeland bijwoonde, de briefwisseling met die kerken is voortgezet. Waren zij reeds in 1890 voornemens een deputaat te zenden, maar moest toen de uitvoering achterwege blijven, ditmaal was dit anders, gelijk bleek uit de tegenwoordigheid van Rev. Meijer. Aan Deputaten ad hoe wordt opgedragen aan de buitenl. kerken zoo spoedig mogelijk te berichten, wanneer en waar een Generale Synode onzerzijds zal saamkomen. Prof. Rutgers verklaart dat de commissie dit gaarne wil doen, maar wijst op enkele bezwaren.

Rev. Meyer erlangt nu het woord om mededeeling te doen omtrent den stand van zaken in de Presbyterian Church of Engeland. ZEerw. spreekt nu in onze eigen taal aldus. Met dank aan den Heere hoorden wij van uw trouw belijden; wij deelden in uw lijden, maar wenschen u ook verblijden toe. De geschiedenis (in korte trekken meegedeeld) onzer kerken heeft zeer groote overeenkomst met de uwe. Eerst waren ze weinig in getal, deze door enkele Schotten georganiseerde kerken, maar thans zijn er reeds vele, terwijl wij niet zullen rusten voordat wij alle kerken tot reformatie hebben gebracht. Daarom noemen wij ons ook niet de Presb. Church in, maar the Presb. Church van Engeland. Wij verwierven ons eene inponeerende positie, bezitten een eigen seminarie voor de opleiding onzer predikanten en behartigen met ijver het werk der Zending onder de heidenen. En dien zegen zal God ook u schenken, wanneer gij trouw blijft aan uw beginsel. De praeses betuigt warm dank voor dit woord van sympathie; vraagt en verkrijgt nog eenige inlichtingen omtrent de gebondenheid yan dienaren en ouderlingen aan de confessie van Westminster; en besluit met de bede dat de belijdenis van Gods almachtige en souvereine genade steeds kloeker door de Engelsche zusterken gehandhaafd worde.

Het concept-contract tusschen de vereeniging voor hooger onderwijs op gereformeerden grondslag en de Nederd. Geref. kerken in zake het verband tusschen deze kerken en de theol. fac. der Vrije Universiteit — eenige weken in dit blad gepubliceerd —- gaf aanleiding tot opgewekte besprekingen. Hieraan namen deel Dr. Wagenaar (rapporteur van de deputaten met de leiding van dit gewichtig onderwerp belast) Ds. Ringnalda, Dr. Rutgers, Ds. Sikkel, Dr. Geesink, Ds. Fernhout, Ds. Langhout en de voorzitter. Sommiger vrees als of door eene beslissing in dezen de Christel. Geref. broeders eenigermate zouden worden gekwetst, werd niet gedeeld, wijl hiermee juist aan een hunner wenschen was voldaan. Zoo werd het Concept met algemeene stemmen aangenomen en moeten dus voortaan de Dep. Syn. worden gehoord bij de benoeming van een professor in de theologie.

Voorts werd besloten, zoolang dit contract niet door eene der partijen wordt opgezegd, aan de theol. hoogleeraren van genoemde Universiteit ook zonder nadere uitnoodiging als adviseerende leden toegang tot de Synodale vergaderingen der gezamenlijke kerken te verleenen,

JMet het aanheffen van Ps. 106 : 26 en dankgebed bij monde van den voorzitter eindigt deze zitting.

Woensdag- » September.

Met voorlezing van Philipp. 2 : r—12 en met gebed opent de praeses de derde sessie. De scribae doen voorlezing van de korte no¬

tulen. Daarop leiden Dr. Rutgers en Mr. i Keuchenius de afgevaardigden der Christel, i Geref. kerk, de Profes. Bavinck, Noordtzy 1 en Lindeboom en de Predik. Van Andel en Littooy, binnen. De leden van de Synode staan op van hunne zitplaatsen; terwijl alle ] aanwezigen met bezieling Ps. 68 : 2 zingen. I Waren gisteren reeds verschillende belang- 1 stellenden opgekomen, thans vulde voor een groot gedeelte een breede schare, zoo van mannen als vrouwen het kerkgebouw. ■ Met heldere stem houdt Prof. Kuyper eene ; van heilige geestdrift tintelende toespraak. Ongeveer in deze bewoordingen: »Niet alleen Gods kind, maar ook de kerk van Christus, heeft hier op aarde eene pelgrimsreize, M H. en broederen! De heerlijkheid van het Sion Gods, komt eerst met de wederkomst van onzen Heere en Heiland. En daarom reist die kerk thans nog door de woestijn en maakt de wereld het haar bang en moeilijk. Soms echter gunt de Heere een oogenblik van zielsverkwikking aan zijne kerk.

Zulk een moment is het thans voor ons; uw verschijnen alhier is een bewijs van de goede gunste Gods. Immers niet enkele zelfstandige personen, maar kerken Christi reiken elkaar de hand. En de vreugde hierover is te grooter, omdat wij zonen zijn van dezelfde vaderen, die in één kerkgemeenschap den strijd eerst tegen Rome, toen tegen de Arminianen streden. Want van Nederlandsche herkomst is de rijkste belijdenis van Gods almachtige genade. Maar even wijl die oude herinneringen opwaken en zij ons elkaar doen begroeten als kinderen van hetzelfde huis, is ons hart zoo zeer verblijd. Maar er is meer. Wij belijden gemeenschappelijk de schuld onzer vaderen en de schuld door ons daaraan toegevoegd. Hoe is 't goud al spoedig verdonkerd door den hoogmoed der geleerden, door het Pelagianisme en den toenemenden wereldzin ! Zagen de buitenlandsche kerken weleer met eerbied tot ons op, wij zijn tot eene aanfluiting bij hen geworden. Toen kwamen de kerken onder de vreemde machten en de vijanden, die de Heere zond. Maar bij u en bij ons kwam t tot eene kleine opbuiging en dat niet door ons, maar door het werk Gods. De Heere deed zijn verbond niet te niet, maar liet in het heilig zaad nog een steunsel over. Over uwe kringen kwam het eerst de adem des Geestes en wij hadden daarvan wel eenig gevoel, maar wij ontwaakten er niet door. Eindelijk schudde de Heere ook ons wakker en waar onze schuld grooter was, greep ook de opwekking te levendiger plaats. 'En nauw was dit geschied, of voor ons besef keerde de verhouding tot u om. Vroeger waardeerden wij alleen uw moed, maar betreurden wij uwen uitgang. Thans be kennen wij, bij die broeders, die 't eerst braken, was juister inzicht door de leiding des Geestes. Wij verstonden 't dat wij moesten komen op hetzelfde punt, waarop gij stondt. Dies begeeren wij ook zoo sterk één te zijn met li. Wij moeten alle scheidsmuren laten vallen en saam strijden voor de eere Gods. Wij leven krachtig in de overtuiging, dat ons werk niet is volbracht als enkele gezinnen tot godvruchtiger leven zijn geraakt, en staan in de wetenschap dat de Heere aan ons land eene centrale beteekenis schonk, om, daar schier alle geref. kerken zijn ontzonken aan heur bloei, ook op andere volkeren ten goede in te werken. En bij het besef van die hooge roeping zijn de zaken, die ons scheiden, zoo klein. Toch moeten wij tot wegneming daarvan den altoos pijnlijken weg van onderhandeling inslaan. Evenals ook bij de ernstigste ziekte der moeder vele kleine dagelijksche behoeften moeten vervuld, evenzoo moeten ook door ons deze klerne dingen met ernst worden verricht. Maar bij dat afdalen van het groote tot het kleine, wordt ook de mensch zoo klein; niet 't minst wij Nederlanders met onze voorliefde voor individualisme. Al scheen het echter soms hierdoor dat de zaak der vereeniging zou mislukken, de Heere bleef Moppen aan de deur onzer kerken. Hoe vaak dan ook op de vraag: wachter wat is er van den nacht, het droeve antwoord klonk, dat het nog steeds nacht bleef — thans verscheen het morgenrood aan de kimmen. Onze indruk van uwe synode was : de Heere was in het midden en door Hem gedrongen hebt gij ons eene goede boodschap doen brengen. Zoo verheugt zich ons hart in den Heere en leeft sterk de hoop, dat wij spoedig voorgoed kerkelijk één zullen zijn. Moge daartoe de Geest des Heeren in ons midden wezen! Wij vertrouwen dat ook gij zult zien op hetgeen der anderen is, terwijl wij voor ons geen ander gevoelen begeeren te koesteren dan hetwelk ook in Christus Jezus was. Zoo heet ik U niet alleen welkom maar betuig ik U ook, dat wij elk offer dat wij kunnen brengen, ook zullen bieden. Geve de Heere dat onze besprekingen nimmer verliezen dat innig karakter, waarbij niet slechts de mond maar ook het oog vol liefde spreekt! Zoo aanstonds geef ik U gaarne het woord maar stelt eerst de aanwezigen in staat zich uit te spreken. Ik vraag U den i33sten Psalm aan te heffen."

Met groote aandoening werd dit aangrijpende woord aangehoord en de opgegeven verzen gezongen. Daarna rees Ds. Van Andel op, die met geen geringere belangstelling en sympathie werd aangehoord, toen hij zich aldus kostelijk uitsprak. Ik dank u, Mijnheer de Voorzitter, voor uwe ontvangst en uwe broederlijke woorden, door ons met volkomen instemming begroet. Het is ons een eer en vreugde in uw midden te zijn, niet alleen omdat eene Synode als deze het geref. hart verkwikt wegens eene herleving op katheder en kansel en in de kerk maar ook wijl zij den drang naar vereeniging openbaart. En nu zeggen wij wel, dat in 1834 het eerste werk Gods tot refor- j matie der kerken is gezien, maar wij voegen er bij niet het laatste. Zoo heeft onze Synode thans dubbele krachtsinspanning besteed- aan het werk der vereeniging. Onze besluiten overhandig ik u straks, nu alleen dit. Wij gevoelden behoefte aan en gebed voor het saamverbonden worden.

Wij hebben moeielijke oogenblikken doorleefd, als het scheen niet te zullen gaan, maar dan maakte zich ook de smart van ons meester en wij herademden pas als een voorstel werd aangenomen, waarvan wij vertrouwden dat ook gij dat zoudt kunnen aannemen. Wij zijn gescheiden in de gedachte, de Ileere heeft ons geleid. Terecht hebt gij gezegd de kerk is vreemdeling op aarde; maar niet waar ? — landgenooten drukken in 't vreemde land gaarne elkaar de hand, vooral als zij een schat hebben te vervoeren. Welnu meer dan ooit zijn wij zulke vreemdelingen en in hooge mate wordt onze schat — de prachtige confessie — bedreigd ! Wel weet ik dat het vereenigen van kerken altoos een moeilijk werk is, maar God, die eens Joden en Heidenen saambracht, kan het doen gelukken. En daarom grijp ik moed. , Met U wensch ik, dat ons vleesch aan banden

moge liggen en dat de Geest des Heeren, ook na de vereeniging, wijsheid, zelfopoffering en kleinheid schenke !

De voorzitter dankt Ds. Van Andel hartelijk voor deze goede woorden en noodigt de Deputaten uit de geheele week te blijven en de Synode met htinne tegenwoordigheid te vereeren. Hiertoe verklaren deze broeders zich bereid, alsmede tot het geven van inlichtingen. Natuurlijk wordt hun gastvrijheid aangeboden, terwijl Dr. Kuyper de Deput., de adviseurs en het moderamen voor heden bij zich ten disch noodigt.

Alsnu doet Prof. Rutgers voorlezing van een gisteren te laat ingekomen, zeer belangstellend schrijven van de Synode der United Original Seceders in Scotland. De praeses acht^ het wenschelijk de vraag te overwegen of wij het volgend jaar ook een afgevaardigde naar de Synode dezer kerken zullen zenden.

De Deputaten voor de correspondente met de buitenlandsche Geref. kerken (Mr. Keuchenius, Prof. Rutgers, Prof. Woltjer en Ds. Lion Cachet) worden gecontinueerd.

Als rapporteur zijner sectie leest Ds. Hania voor het rapport van deputaten van advies in zake diakonale aangelegenheden. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen en de deputaten (Ds. Sikkel en Dr. Wagenaar) gecontinueerd, met bijvoeging van Ds. De Gaay Fortman. Deze sectie acht het voorstel van de classe Overijssel—Drenthe, »dat de diakoniën steeds diakenen met adviseerende stem en diakonale zaken naar de classen afvaardigen" niet aannemelijk, omdat niet op iedere classevergadering diakonale zaken aan de orde zijn en omdat aanneming van dit voorstel al te zeer ingrijpt. Dat de diakoniën op de Generale Synode zich kunnen vertegenwoordigen, is wel wenschelijk, maar deze Synode heeft zooveel te verrichten dat het beter is de regeling hiervan nog uit te stellen. Met dit gevoelen vereenigt zich de Synode. Eveneens met het gunstig oordeel der sectie over een vraag van de classe Utrecht c. a; zoodat de Synode de classen zal uitnoodigen de diakoniën op te wekken zich op class. vergad. te doen vertegenwoordigen.

Ds. J. C. van Schelven, als rapporteur, doet hierop voorlezing van het rapport van deputaten, in zake de examina peremptoir en het rapport van deputaten, in zake de toelating voor art. 8. Over deze rapporten wordt door eenige broeders gesproken, terwijl zij daarna met dank voor kennisgeving worden aangenomen. De Deputaten worden gecontinueerd. — De Synode deelt de opinie der sectie, dat aanneming van het voorstel van de classen Noord-Brabant—Limburg, »de Voorl. Synode berame maatregelen, om voor hen, die op gevorderden leeftijd tot de bediening des Woords zich wenschen voor te bereiden, maar niet in de termen vallen van Art. 8 der kerkenordening, en uiteraard niet tien of. meer jaren hiervoor kunnen afzonderen, door een verkorten studiegang den weg open te stellen (desnoods met opoffering der talentstudie)"

niet gewenscht is. Op een vraag van de Prov. Synode van Zuid-Holland, antwoordt de Synode, dat zij meent, dat de tijd nog niet daar is, om in de provinciën, waar eene

provinciale Synode samenkomt, uitvoering te geven aan Art. 8 en 49 der D- K. met betrekking tot de examina van de dienaren des Woords. Eveneens verwerpt de Synode de voorstellen van de Prov. Synode van Friesland alle met betrekking tot Art. 8. Het te Leeuwarden beslotene blijft van kracht. De discussie hierover was zeer levendig. Na het rkigen van Psalm 135 : 12. eindigde de ouderling Vrolijk met dankzegging , terwijl de voorzitter vooraf bekend maakte, dat de Synode dezen middag geen zitting zou houden.

Voor Kootwijk.

Door Dr. A. Kuyper ontvangen: van M. B. te Amsterdam ƒ 1; van Upey te Lochem f 3.

Door Ds. J. H. Houtzagers, van J. v. d. Snel, Uniecollecte, ƒ 2 50; door Ds. C. W. J. van Lummel te Delft, van mej. B. te Delft } 5.20; van C. L. W. Scheller te Harlingen, Uniecollecte, ƒ 6; van Aartsen te Voorschoten, Uniecollecte, ƒ i-

Totaal ontvangsten f 1489.23 Vs.

—-

HXit bc |pers.

»Leege kerken" blijven zeer terecht een jagend spook voor een ieder die aan de kerk zijn dienst gewijd heeft. Geen wonder dan ook dat men vooral in de kringen der Modernen en Groningers steeds met dat vraagstuk der leege kerken bezig is.

Uit het referaat in de Hervorming bleek ons een vorig maal, hoe enkelen hunner de kerken vullen willen door schilderkunst en toonkunst, maar dat er toch ook anderen zijn, die het ernstig gevaar hiervan inzien.

Referent heeft zelfs liever leege kerken, dan kerken waar onze jonge mannen niet uit vrije aandrift komen.

Maar in één opzicht zijn wij toch iets verder gekomen dan in den aanvang: het is niet waar dat de godsd. oef. der Katholieken zoo veel schooner en beter ingericht zijn en dat daarom hun kerken beter worden bezocht dan de onze; dat is niet waar, want indien bij hen iets mocht zijn dat althans voor de schare meer boeiend is dan onze eenvoud, dan is het juist dat wat wij nooit van hen w>llen overnemen En als gij mij wijst op het onloochenbare feit dat hunne kerken wel worden bezocht, dan herinner ik u het niet minder onloochenbare feit, dat die menschen daar niet zijn uit vrije verkiezing, niet omdat zij het willen, maar door dwang er heen gedreven, omdat zij moeten, en niet anders durven. En wie onzer heeft niet liever 100 menschen in de kerk, die komen, omdat zij willen, dan 1000 wier hart er hen niet toe noopt? Dan wijs ik u voorts op het weinigje eerbied, de geringe aandacht, de luttele oplettendheid, die daar wordt gevonden. Want 't staat vast, dat deze dingen ons altijd treffen in hun gevulde kerken. En o, hoe gaarne ik onze kerken Zondag aan Zondag gevuld zag, ik wil onze kleine kudde niet ruilen tegen een schare, door zulke drijfveeren daar samengebracht, die daar nederzit en heengaat, even ledig als zij kwam: die in de kerk is geweest, ja met het lichaam, maar het hart bleef zonder voedsel, bet gemoed zonder wijding.

Het geneesmiddel, zoo acht hij, moet dan ook niet in de kunst, maar in de catechisatie gezocht. Betere catechisatie zal vanzelf later tot kerkbezoek leiden.

Ja, wij zijn wat verder al vonden wij geen universeel geneesmiddel, ook omdat wij nu toch de zaak eens onder de oogen zagen, en ontdekten dat: als er iets te doen is om veler onkerkelijkheid te bestrijden, dat dat iets dan altijd zal moeten zijn, dat wij er ons van bewust zijn: het komt op onszelven aan!

Laat ons de hand in den boezem steken! Wat doen wij om onze jongens te winnen? O, niet maar om ze in de kerk te krijgen, maar om ze te winnen voor onze zaak, voor de groote en heilige belangen waarvoor wij willen leven en werken; om hun hart te ontgloeien voor dezelfde dingen die ons in geestdrift brengen? Wat doen wij om daar in hun hart te laten ontwaken machtige liefde voor den godsdienst, ajs

drijfkracht des levens, voor den godsdienst omdat daar de kracht wordt gevonden tol strijden, de moed tot lijden zonder klagen? Wat doen wij?

Ja, wij geven godsdienstonderwijs, en ik wil hopen, wij doen dat allen zoo goed mogelijk. Maar meent gij dat de bijbelsche verhalen alleen; of kerkgeschiede nis of de figuren der groote mannen onze jongens reeds brengen waar wi] ze hebben willen? Ik vrees, dat ik reeds den tijd overschreed door het moderamen mij gesteld; anders zou ik u zoo gaarne nog de vraag voorleggen of wij niet eer onze catechisaties moeten veranderen, of wij niet wel zullen doen met daarin groote wijzigingen te brengen, minder bijbelsche verhalen, minder van Israëls voortijd, en van Juda's koningen, en wat meer karaktervorming, wat beter leeren verstaan hoe al het groote en goede ter wereld altijd gebeurd is door hen, die door hooger drijfveeren zich lieten leiden.

Met groote ingenomenheid en veel waardeering maak ik hier melding van het warme woord dat Granpré Molière hiervan blijkens het Bijblad van 12 Juni in de Alkm. pred. verg. sprak Met veel sympathie las ik hoe hij het uitsprak: als catecheeten hebben wij onze hoofdtaak! Het is dan ook alleen die inleiding tot zijn referaat die mij zoo aan genaam aandeed. Zooals immers juist bleek, sta ik in de hoofdzaak recht tegenover hem: ik meen: onze invloed op de jongelieden zal winnen, juist door bij ons godsd. onderwijs een ander gebruik te maken van den Bijbel, dan tot heden, meer opzettelijk er naar strevend te laten gevoelen dat godsdienst be hoort tot ons wezen.

Dan hebben wij kans dat ons jonge geslacht iets meer verstaat van de onmisbaarheid van den gods dienst, iets dieper gevoelt van zijn groote waarde; en zonder kunstmiddeltjes, zonder kunstmatige opwinding, gaarne en van harte met ons gaat, onze kerkgebouwen vult en met ons het hart omhoog heft en zingt van dien heerlijken levenslust, geboren uit het besef: Het leven is een gave Gods!

Gij meent: de tijdgeest voert ons in tegengestelde richting ?

Maar de geest des tijds wordt reeds anders, als de kinderen des tijds maar anders zijn.

Dit klinkt fraai, maar is het geen valsche paedagogiek, de Godsvereering bij een kind aan zijn vrije keuze over te laten? En merkt

de Moderne zeit niet, dat wie zoo uoei, uij zijn kind in den regel geen liefde voor God, maar veeleer onverschilligheid van, ja afkeer tegen alle religie ontsteekt.

Bovendien wat geven al die catechisaties,

waar men de kinderen bekend maakt met afbrekende bijbelcritiek en met de godsdienstvormen der Chineezen, Indiërs, Germanen enz., terwijl het ééne noodige wegblijft?

En toch de vraag, of de kerken niet het best gevuld werden, als men den Christus naar de Schriften er niet langer uitbande, komt bij deze heeren blijkbaar niet op.

Dit bleek vooral uit de discussie over dit referaat, die in de Hervorming in dezer voege was saamgevat:

De discussie over dit vraagpunt werd geopend door Vrendenberg, die meent dat de referent te veel uitsluitend heeft gelet op jongelieden uit beschaafde kringen. Maar als hij bijv. des Zondagsmorgens in Amsterdam loopt door den Jordaan en hij ziet daar gansche scharen van jongens, die niet schijnen te weten dat de kerk er nog is, dan vraagt hij: hoe die te winnen? Wie weet een, nu ja een reclamemiddel om dezen te trekken ?

Groenewegen vraagt of de kerk nu^ juist vervelend moet wezen,' zooals sommigen voor eisch van waren ernst schijnen te houden. _ . „ ,

Laat ons de kerken aantrekkelijker maken, bn daar voor moet de kunst te hulp geroepen worden: Onze kerkgebouwen moeten niet zoo leelijk zijn. Ons ge zang moest schooner.

Daardoor werd reeds veel verbeterd. Maar van Loon zegt terecht: daarvoor zit de fout te diep; er is geen liefde voor den godsdienst; op het hart moet gewerkt.

Nadat Damsté er od sewezen heeft, dat de Synode

der Ned. Herv. kerk in 1817 reeds in een schrijven aan de gemeenten zonder vrucht hierop wees en mid¬

delen tot verbetering aan ae nana aeea, vraagt is.an^p of het ons dan te doen is om volle kerken alleen ? En hij wijst met groote ingenomenheid op den gezegenden arbeid van Barnett en zijn vrouw in Londen.

Van der Linden herinnert dat niet alleen de kerk meer preekt. Dat gebeurt immers ook door de cou ranten enz. Daardoor is de behoefte naar de kerk minder groot

Willod Verspille wijst er op dat de opvoeding hier zooveel doen kan en wil voorts vooral wat later beginnen met catechiseeren.

Jentink is bang dat wij teveel de kunst er inhalen. Als daar een vrome is, die leelijk zingt maar van heeler harte, dan uit hij de paradox: dat dit immers mooi is, omdat het zoo leelijk is. Ten slotte uit de voorzitter (Jungius) zijn bezwaren tegen de tijdpreeken, wijst op de onveranderde eischen van het ge moedsleven en komt vooral op voor het goed recht van de Bijbelsche verhalen voor de opbouwing va

. . 1 VI 1 11 1 .. . 1.::

ons geesieii]K leven, welke reenten mj uuui futicui verkort achtte.

Bii den heer Tungius sprak althans nog eenig

besef van de oorzaak der kwaal. Maar wat te zeggen van den heer Van der Linden, die de kerk in de courant laat opgaan?

Eilieve, waarom dan nog millioenen schats elk jaar voor den kerkelijken vorm uitgegeven?

Dan kon dat geld beter besteed.

Laat de heeren dan voor grof geld een prachtige courant eiken Zondag uitgeven, met keur van platen, en waaraan de uitstekendste genieën als redactie verbonden zijn. ' Dan preekte men opeens voor heel het land.

Kuyper.

—--——

€)C£ict££ie bnidjtm uit tfofc. @eret kerhm.

Zondag 6 Sept. was voor de kerk van Klundert een ware feestdag. Het nieuwe orgel uit de fabriek der heeren L. van Dam en Zonen te Leeuwarden, werd voor het eerst in gebruik genomen.

Naar aanleiding van 2 Kron. 30 en 31:1 bepaalde onze leeraar de gemeente er bij, dat alleen ware feestvreugde bestaat, waar men leeft en handelt naar den eisch van Gods Woord.

Het orgel, schoon en vol van toon, voldoet geheel aan de verwachting, en strekt zoowel de fabrikanten als onzen schilder, J. L. Burgers, tot eer, en mag een waar sieraad in ons kerkgebouw genoemd worden.

Hiermede is de bouw onzer kerk geheel voltooid. De Heere alleen voor alles de eer.

Namens den kerkeraad A. C. van Drimmelen, scriba.

Kort verslag der buitengewone vereaderine der classis Haarlem—

Alkmaar, gehouden te Zaandam op 1 September 1891.

Ps. Langhout opent deze vergadering.

Nadat gezongen is Ps. 105:4 leest ZEerw. Ef. 4:1 —16 en gaat voor in het gebed. Daarna maakt hij met ingenomenheid melding van de pas vernomen berichten, dat de Synode der Chr. Geref. kerk, vergaderd te Leeuwarden, met algemeene stemmen een gunstig eindbesluit genomen heeft in zake de vereeniging met de Ned. Geref. kerken.

Hierna ontvangt Ds. Wijers naar toerbeurt het praesidium, die, opder goedkeuring der vergadering, Ds. Wijmenga tot assessor en br. Boeijenga tot scriba benoemt.

De actuarius leest de notulen der vorige vergadering die, na een paar rectificatiën, worden goedgekeurd.

_De commissie tot het nazien der credentiebrieven, zijnde Ds. Den Hengst en br. Brederveld, rapporteert dat 16 kerken door 28 afgevaardigden vertegenwoordigd zijn, waaronder 2 diakenen. Nog 3 bbr. kerkeraadsleden, 1 uit Alkmaar en 2 uit Zaandam, wonen de vergadering bij.

Aangaande de zaak van Alkmaar, rakende het 4de gebod, die in de vorige vergadering ter tafel was geweest, is een schrijven ingekomen van br. Wolzak, ouderling, en idem van den kerkeraad aldaar, houdende verzoek, dat de classis eene commissie benoeme tot een grondig onderzoek. Daartoe wordt door de classis besloten en tot commissieleden benoemd Ds. Wijmenga en de bbr. Vermeulen en Groot.

De kerk van Haarlem vraagt bij ingekomen schrijven voorziening in den dienst des Woords op 9 Sept., wanneer D. V. haar dienaar ter Synode gedeputeerd zal zijn. Deze voorziening wordt aan Ds. Wijmenga opgedragen, die haar voorwaardelijk op zich neemt. Ingeval hij verhinderd wordt, zal Ds. Wijers dezen dienst vervullen.

Op voorstel van br. Vermeulen wordt besloten een dankbetuiging te zenden aan de classis Amsterdam c. a. voor de hulp, die zij sinds het begin der laatste Reformatie aan de kerken in deze classis bewezen heeft in de voorziening der vacaturebeurten.

De agenda der komende voorloopige Synode te 's Hage wordt, voor zoover die bekend is, gelezen en besproken, waardoor den gedeputeerden ter Synode het gevoelen der classis over sommige punten bekend wordt.

De voormiddagvergadering wordt met dankzegging gesloten door Ds. Den Hengst.

Na een halfuur pauze heropent de praeses de vergadering, die voornamelijk gewijd wordt aan de examinatie van den heer predikant bij eene kerk van min vaste formatie. De WelEerw. heeren Ds. Klaarhamer en Ds. Sikkel zijn als Deputaten der Synode tegenwoordig.

Nadat de examinandus binnengelaten is, gaat Ds. Wijmenga voor in het gebed.

Eerst heeft de examinandus een korten tijd te spreken over een woord der H. Schrift; hij doet dit naar aanleiding van Jes. 43 : ib.

Daarna wordt hij onderzocht in de exegese door Ds. Langhout: O. Test. Gen. 16 het re ged. en N. Test. Coll. 3 : 12; in de Christelijke geloofsleer en de kennis der H. Schrift, door Ds. Den Hengst, en in het kerkrecht en de kerkgeschiedenis door Ds. Wijmenga. Door heeren Deputaten der Synode werden na ieder gedeelte enkele vragen gedaan.

Na dit onderzoek was men eenparig van oordeel, dat de examinandus niet tot de bediening des Woords in de Ned. Geref. kerken kan worden toegelaten.

De kerkeraad van Haarlem vraagt hoe hij moet handelen met iemand, die in het duplicaat lidmatenboek wenscht te worden ingegeschreven, doch wiens handel en wandel niet is overeenkomstig Gods Woord en belijdenisschriften. De classis oordeelt dat hij attestatie moet vertoonen en dat de kerkeraad het recht heeft de attestatie al dan niet te accepteeren.

Het verzoek van de kerk te Beverwijk, dat Ds. Langhout weer haar consulent worde, omdat de ligging der kerken dat wenschelijk maakt, wordt haar toegestaan.

De volgende vergadering zal D.V. plaats hebben te Haarlem op Dinsdag 8 December.

De praeses sluit de vergadering met dankzegging.

J. Boeijenga, Scriba.

Voortgezette classis der Ned. Geref kerken uit Noord-Brabant en Limburg.

De praeses opent om 9.30 met gebed en voorlezing van Johannes 17. Eene kerk is niet vertegenwoordigd, de andere zeer weinig. In het geheel zijn er tien afgevaardigden met keurstemmen en als adviseurs Ds A. van Veelo en Ds. F. H. J. Smith.

De permanente besluiten worden voorgelezen en behandeld; vervolgens de 8 onafgedane rapporten, voorts de verbeterde redactie (en de memorie van toelichting) der voorstellen ter Voorloopige Synode, en de Credentiebrief derwaarts.

Een aangehouden voorstel wordt ingetrokken en het agendum der V. S. punt voor punt behandeld.

In recht liefelijke, broederlijke, en belangrijke gecombineerde vergadering met de Classis Dordrecht, worden eenige uren gewijd aan de behandeling der besluiten van de Synode der Chr. Geref. kerk inzake de vereeniging (naar het verslag in de Bazuin.)

In afzonderlijke zitting wordt het genomen besluit bevestigd om geen besliste instructiebrief te geven in deze; en voorts nog eens nadrukkelijk het besluit der gecombineerde vergadering den afgevaardigden op het hart gebonden.

De verrekeningsgetallen der classicale kosten zijn tot vaste percentage vervormd; en daarnaar geschieden de verrekeningen alsnu.

Deputaten voor den a.s. classicalen zendingsdag hebben in November tijd en plaats der a.s. classe aan te geven. Moerdijk zorge voor agendum en oproeping.

Van de lezing der korte notulen wordt vrijstelling verleend en de vergadering om 4.30 met dankgebed gesloten.

J. H. Feringa,

Class.-corr.

Klundert, 7 Sept. 1891.

f Mr Jjiwlemt.

Zijn woord gehouden.

Toen Jan zes jaar was kreeg zijn vader, die buiten woonde,'eens een briefje van zijn broer in de stad, die vragen liet, of Jan eens een paar dagen iu de stad bij hem mocht komen. Want de koning werd verwacht, in een mooie koets, met huzaren er voor en er achter, en zoo iets kreeg men buiten op het dorp zelden te zien.

Dat Jan blijde was is te begrijpen, en toen eindelijk de dag kwam, waarop oom hem afhaalde om naar de stad te gaan, was de kleine jongen opgetogen van genoegen. Weldra kwamen zij aan ooms huis en gingen in de kamer aan de straat, waar de koning voorbij moest komen. Dat duurde een heelen tijd, maar 't was zoo druk op straat, dat Jan zich geen oogenblik verveelde. Eindelijk, daar kwam de koning, in een fraai open rijtuig met zes paarden er voor en mooi gekleede koetsiers op den bok. En de vorst groette zoo vriendelijk en de menschen riepen hoerah! en de paarden van de ruiters sprongen op; in één