foan ie

Uttêfs I» JtjttffJLtstv

xjpt arrt-pursrprht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van a8 Juni 1881 (Staatsblad N°, 124).

Dit blad nrnv^t rraranaU /4ac l/sfUrln tTt 9 3T1 de oe.-ibonneerden verzonden.

" " 5V.iWg^lU U^O » ' yHMg- — O , J

Bijdragen van medewerkers, ingezonden stukken en alles wat verder den Inhoud van dit blad betreft, te adresseeren aan de REDACTIE» Abonnementen en Advertentièn aan den Uitgever ï. A. WORMSEB; Bureau N. Z. Voorburgwal 44, te Amsterdam.

Inzendingen die later dan Donderdag 's namiddags te 12 uren worden ontvangen kunnen voor het nummer van die week niet meer in aanmerking komen

Zondag 22 Maart 1896. N°. 952.

Abonnementsprijs ï franco aan huls, per drie maanden ƒ1.20. Afzonderlijke nummers aan het Bureel 10 Cent.

Abonnementen worden aangenomen door alle Boekhandelaren, Postdirecteuren enz. en aan het Bureel te Amsterdam.

Advertentiën: van 1 tot 6 regels 90 Cent; voor eiken regel meer 15 Cent. Aanvragen en vermelding van liefdegaven en Verslagen van Vereenlgingen 10 Ct. p. regel.

vu

©an bc gemeene Gratie, los

XXVII. en

in

Zoo geschiedde het, als Jere- be

lïiia geëindigd had te spreken vo

alles, wat de Heere geboden had /^j tot al het volk te spreken, dat de priesters en de profeten en

al het volk hem grepen, zeg- 20

gende: Gij zult den dood sterven. SC.

Jeremia 26 : 8. vj<

Dat «sterven" niet beteekent: vernietigd "oorden, behoeft, met de Heilige Schrift voor dii ons, geen verder betoog. De eigenlijke be- dc teekenis van het sterven ligt veeleer, gelijk ge we reeds aanstipten, in het losscheuren of ontbinden van de banden, die krachtens onze schepping vast moeten zitten. Losscheuring, ontbinding dat is het eigenlijke wezen ee van den Dood, en waar de dood als een er persoonlijke macht wordt voorgesteld, is hij kr de ontbinder van wat God samenbond, de hc losscheurder van wat God vereenigde. Eerst oj als er teekenen van ontbinding te zien zijn, dc •s men zeker, dat men niet met een schijn- si; doode te doen heeft, maar met een werke- vc 1'jk lijk. Vandaar dat de dood eens weggaat, a; Hij is een vijand die overwonnen wordt, w Duidelijk zegt dan ook de Openbaring: »En ^ de dood zal niet meer zijn." Iets wat daar zc natuurlijk, beteekent, dat er niets meer los te o' scheuren, niets meer te ontbinden is, en vol- h strekt niet dat daarom alle rampzaligen het w eeuwige leven zullen hebben. De rampzalig- ei heid blijft wel terdege ook als de dood er niet g, meer zijn zal. Een onloochenbare waarheid, die zt bewijst dat de i>eeuwige dood'' niet beduidt z\ een dood, die alle eeuwen door, tot in aller k eeuwen eeuwigheid zal stand houden, maar d wat wij souden zeggen, een volstrekte, een n voleinde, een tot alles in ons doorgedron- d gen dood. Een dood, zoo diepgaande en zoo n alles omvattend, als de dood maar zijn kan. a Wel de gevolgen van den dood kunnen aan- 0 houden en voortduren, maar de dood zelf, als li ontbindende macht, zal er eens niet meer zijn. c Dat wezen nu van den dood vindt daarin t zijn oorsprong, dat God de Heere in de v schepping aan den mensch allerlei banden e heeft gelegd, banden die krachtens de schep- c ping een wonderbare eenheid tot stand brach- 1 ten. Die banden waren noodzakelijk, omdat c C1 bij de schepping des mensclien een ; samengesteld wezen, in verband met andere j ezens ontstond. De mensch was iets anders ] ® wereld om hem heen; in die wereld 5 was hij dus iets anders dan de overige i sci epselen. In den mensch was zijn ziel iets , n e!"s c'an zijn lichaam. In de menschen- : ]e was de man iets anders dan de vrouw, , eene persoon iets anders dan de andere, i n s menschen hart waren onderscheidene ver- 1 niogens en krachten werkzaam. Er was in eni een natuurlijk leven, een zedelijk leven, een godsdienstig leven, een schoonheidseven. En boven en behalve dat, waren - * u °°k Q0S de engelen. En boven alle schepselen was God. Zou dit alles nu geen chaos vormen, dan moesten al die deelen onderling, en saam met God verbonden worden. En dit nu juist is het wat in de scheppingsordinantie is geschied, en daarin betoont zich het leven. In de schepping toch heeft God dit alles op zulk een wijze geschapen, dat er vanzelf een band bestond, die dit alles saambond; en hierdoor nu ontstond, uit wat anders een chaos geweest zou zijn, één heilig organisch saamhangend geheel. — Ge gevoelt dit het beste, als ge in de eerste plaats uw aandacht vestigt op uw ziel en uw lichaam. Die twee zijn feitelijk onderscheiden. Uw ziel is iets heel anders dan uw lichaam, en uw lichaam is »eel iets anders dan uw ziel. In het Paradijs schept de Heere dan ook eerst het lichaam voor den mensch uit ligt stof der aarde, en dan blaast Hij in hem den adem des levens, en zoo wordt de mensch tot een levend persoon. Die twee ongelijksoortige deelen van ons wezen zijn derhalve in de schepping tot één geheel vereenigd, Ze zijn in vasten samenhang, in onderling verband geschapen, en op elkander aangelegd, als de twee schelpen die een zelfde parel omsluiten. Niets is er in het lichaam of het is er op geschapen om de ziel als instrument te dienen. En krachtens die saamhoorigheid zijn ze in de schepping zelve op mystieke wijze, als we ons zoo mogen uitdrukken, in elkaar geklonken. Toch denken we hierbij niet aan twee die eerst daarna één worden. Gelijk de drie deelen van ons been door pezen saam zijn gevat die niet van buiten aangebonden, maar van binnenuit gegroeid zijn, zoo ook is de band, die ziel en lichaam saambindt, niet een mechanisch aangelegde, maar een organisch geschapen baud. Daarom heeft er als die band losraakt geen losmaking maar losscheuring plaats, evenals de afbreking van den

^van liet been. niet anders dan door

losscheuring van de pees die beide saam wil

verbindt, kan plaats hebben. Voor jvat ziel vai

en lichaam aangaat, valt het uit dien EoöWê" we

in het minst niet moeilijk, zich een helder do

begrip van het sterven of van den dood te te

vormen. Wat ziel en lichaam aangaat ko

leven we, zoolang de band die beide saam vei

verbindt, en nog saamhoudt, en sterven we, str;

zoodra die band gewelddadig wordt losge- W

scheurd. Onze ouden noemden ditwel »aflij- we

viglieid", d. w. z. als men van zijn lijf af- de

raakt. Door den dood worden ziel en lichaam nic

gescheiden. En eerst als in de wederopstan- die

ding beide hereemgd zullen worden, zal te ve dezen opzichte de dood voor ons zijn te niet

gedaan. vo

Niets is duidelijker. m£ de

Hiertoe echter bepaalt zich de dood niet, kie eenvoudig overmits de band tusschen ziel ei en lichaam niet de eenige band is, die da krachtens de schepping ons bestaan be- lie heerscht. Terecht merkt de Kantteekenaar de op, dat de waarschuwing : Gijlieden zult den he dood sterven, behalve op den tijdelijken ook in slaat op den geestelijken dood, en het behoeft ee voor den kenner der Schrift geen nadere st< aanwijzing, hoe gedurig en telkens het zo woord duod ook in dien zin gebruikt wordt. O) »Wij waren van nature dood door de va zonden en misdaden", »wij weten dat wij uiovergegaan zijn uit den dood in het leven", er het zijn immers betuigingen van personen, er wier ziel en lichaam nog in elkaar zit, re en die den tijdelijken dood nog niet G gesmaakt hebben. Toch wordt er ge- ni zegd, dat ze dood waren of nog dood hi zijn, niettegenstaande ze nog onder ons E leven. Dit ziet dus op den geestelijken ei dood. Wat is nu die geestelijke dood ? Ook v natuurlijk de losscheuring van den band a door God ons in de schepping aangelegd, h maar van welken band ? En dan luidt het n antwoord : Van den geestelijken band die onze ziel aan God verbindt. Niet alleen ons lichaam is door een band verbonden aan onze ziel, maar ook onze ziel was door een i: band verbonden aan God. Die band nu I wordt vanzelf door dc zonde losgerafeld, z en zoo treedt op dit punt terstond .met 1 de zonde ook dc dood in. In plaats van 1 het leven met God in te drinken, wordt c : de ziel op zich zelve teruggeworpen, even- £ 1 als de buis die van de waterleiding losge- ( : schroefd, leegloopt en in zich zelve verdroogt, c > Het is dus volkomen begrijpelijk, dat er een ( i sterven, dat er een dood in tweeërlei opzicht £ ï is. Een sterven zóó dat ons de band tusschen 1 J lichaam en ziel wordt losgerukt, en. even- <

- zoo een sterven dat ons de band tusschen 1 , de ziel en God wordt uiteengescheurd. En < . in zooverre beteekende de bedreiging: »Ten :

- dage als ge daarvan eet, zult ge den dood 1 1 sterven", tweeërlei: i°. Op dien dag zal de i , band die uw ziel aan uw God bindt, door de : 1- zonde verbroken worden, en dus gij geestelijk

1 dood zijn; en 2°. op dien dag zal dc band, die s uw ziel en lichaam saamhoudt, loslaten, en a dus gij den tijdelijken dood sterven. 1 Toch is zelfs hierin de beteekenis van n dat sterven nog niet uitgeput. Krachtens e de schepping bestond er niet alleen een n band van het lichaam aan dc ziel en van g de ziel aan God, maar bestond er ook een e band van den mensch als zoodanig aan de :• wereld. Hij was maar niet als een vreemd u wezen op deze wereld geplaatst, gelijk wij ;t een perzik op een gouden schaal leggen, d zóó dat die edele vrucht en die kostbare e schaal niets met elkaar uitstaande hebben, p Dat is wel het geval met een engel die i- op aarde verschijnt. Die staat los op deze :1 aarde, en heeft met die wereld geen orgais nischen band. Maar zoo is het met den a- mensch niet. De mensch is mikrokosmos, :t d. i. een wereld in het klein. Zijn lichaam tx is uit de aarde genomen. In de dierenwetn reld was zijn beeld vooruit reeds vertoond. Dt Met, alle rijken der natuur staat hij in verk- band. Het licht is geschapen naar zijn oog, re de lucht naar zijn gehoor- en ademhalingsd, organen. Kortom, er is een organische ig band, die den mensch aan de wereld verd, bindt, evengoed als er een band is die zijn el lichaam en ziel saambindt. Juist daardoor is of het eigenlijk, dat de mensch als inbegrip ils der wereld, die wereld in zich saamvat, en n- haar Gode, als priester ten offer wijdt. Ook op dien band nu vernietigt de dood, en het niet lit- meer hebben van zijn wereld, tijdelijk in ;n- den staat der afgescheidenheid en duurzaam rst in de hel, is hiervan de pijnlijke verwerkeen lijking. Wat thans reeds in den vloek over rat de wereld gekomen is, is niet een algeheele an losmaking, maar een gedeeltelijke losid, scheuring van dien band.. Als de zonneten steek den mensch doodt, in stede van dat ich de warmte hem ten leven bezielt en koestert, :ïie als de wind hem den dood in de borst jaagt, (•u- in stede van zijn bloed te verfrisschen, is er len gedeeltelijke verstoring van den band die

men srh fin wereld verbond. Zoo ook als het

wilde dier den mensch vermoordt, in plaats den van gelijk bij Adam in het Paradijs, op zijn wenk te naderen. K ortom, op elk punt, waar- '1 door die wereld in pi aats van ons harmonisch wej te dienen, ons schade of onheil berokkent, dee komt uit, hoe de band, die ons aan de wereld lijk verbond, nu reeds in de war is, maar om boi straks eerst geheel afgesneden te worden, we: Want ook het losgescheurd worden uit die do< wereld, waarmee we verbonden zijn, is een Is deel van ons sterven. Een sterven dat eerst te de niet gedaan wordt, als we in de opstanding om diezelfde wereld, maar dan vernieuwd en zor verheerlijkt, terug zullen ontvangen. tel,

En zoo nu kan men in deze ontleding Pai voortgaan. De mensch staat niet alleen, eet maar is door een organischen band verbon- vo] den aan zijn medemenschen. In dien band we kiemt heel de samenleving, de drijfkracht ma er van is de saambindende liefde. Treedt en daarentegen de zonde in, zoo slaat deze dei liefde in zelfzucht, het aantrekken van elkan- nie der in hoogmoedig afstooten over. Dit krenkt ma het saamleven, en brengt een doodelijk gif ho in het maatschappelijk samenzijn. En komt bii: eens de ure van sterven, dan ligt in dit uit sterven ook een losscheuren van die soms on zoo teedere banden ook aan de personen, hij Ons sterven scheurt niet alleen onze ziel ke van ons lichaam af, maar ook onzen persoon scl uit de wereld, en ons hart van onze lieven on en dierbaren. De dood is altoos scheiding da en losscheuring. Uiteenrukken en uiteenscheu- di< ren van wat God verbonden rhad. »Wat hi God verbonden heeft, scheide de mensch W niet", was dan ook in zijn algemeenheid op zi< heel het wezen van den dood toepasselijk, oc De mensch heeft gescheiden wat God ver- w eenigd had, zijn ziel van zijn God, en nu di volgt er uit, dat ook zijn ziel van zijn lichaam d af moet, zya persoift. -'an zijn wereld, =ija e: hart van de zijnen. En in dit alles is de ir natuurlijke, de ontzettende dood.

z<

; a I11 de verscheuring van dezen vierderlei band n l is eigenlijk het wezen van den dood voleind, n 1 Er is een band van God aan de ziel, van de I' ziel aan het lichaam, van het lichaam aan de T* t wereld, en in die wereld tusschen meiisch en 0 1 mensch, en waar nu de zonde, en inct haar t de dood komt, daar worden die vier banden

- stuk gereten. Toch gaat de dood ook in de C

- onderdeden door. Hij is als een kwaad dat li . door alles heenvt eet- Het duidelijkst zien we \ 1 dit aan het lijk. Is ziel en lichaam uiteenge- i t scheurd, dan blijft het lichaam niet wat het s 1 was, maar ondergaat al spoedig een gewei- I

- dige verandering, die tot ontbinding voert. En c 1 waarin bestaat deze ontbinding nu anders, i 1 dan daarin dat de verschillende stoffen en gas- t 1 sen, die het lichaam samenstellen, uit den band

3 raken, elk voor zich zelf gaan werken, en e in die onderlinge worsteling heel het eens i e zoo schoone lichaam sloopenf En juist zoo 1 k als dit bij de ontbinding van het lijk toe- ; e gaat, zoo gaat het ook toe 111 de ziel, niet ! n pas na ons sterven in den tijdelijken dood,

maar t erstond na het intreden van den gees- ■ n telijken dood. Evenals in ons lichaam allerlei : is stoffen en gassen het ééne lichaam uitman ken, zoo ook onderscheiden we in de ééne n ziel allerlei werkingen, krachten en vermogens, n die krachtens scheppingsordinantie in nauw le harmonisch verband met elkander staan: en d ons daardoor innerlijk evenwicht, vrede des ij gemoeds, en volle energie verzekerden. Er ging 11, geen kracht teloor in den staat der recht-e heid, maar het was uit alle diepte der ziel 11. één heilig akkoord van alle tonen die uit liet ie leven der ziel opstegen. — Maar treedt nu de se zonde in, dan heeft ook dit uit. Het orgaa- nisch en harmonisch verband dat dit alles in :n de ziel saamhield, breekt; het ééne gaat >s, tegen het andere inwerken; de tocht van m het hart wordt over het hart meester, eii e- zoo komt de hartstocht; innerlijke strijd, d. wrijving en worsteling wordt de gewone ;r- toestand; alle evenwicht van de ziel wordt >g, verbroken ; en in den geestelijken dood der js- ziel is niets da» ééne doorgaande feitehe lijke ontbinding werkzaam. Dit merkt ge sr- nu wel niet altoos» Zooals de gebalijn semde lijken door volkomen afvoering van is alle scheidende vochten, en door het inbrenrip gen van sterke kruiden, de ontbinding van en het lijk in de mummie vermommen, zoo ok ook is er een conventioneel leven, waariet achter de vermomde zondaar zijn innerlijke in ontbinding verbergt en zijn inner!ijken dood im verheelt. Maar aan het feit der ontbinding <e- als feit doet dit niets af. De zonde maakt /er den innerlijken band in onze ziel los, en ele brengt daardoor den dood tot in de binos- nenkameren van ons wezen.

ne- Daarom is het wel 200, gelijk ons AvondJat maalsformulier het belijdt, dat wij voor ons zei* :rt. ven, buiten Christus, middenin den dood liggt, gen. De dood is rondom ons. De dood van j er binnen en van buiten. Allerwegen losrafeling die en losrukking van banden. Eén chaos van

wat God in zijn schepping organisch geor- lich dend' en verbonden had. den

lich

Zoo valt elk denkbeeld van vernietiging ont weg. Van een lijk wordt geen enkel stof- sch deeltje vernietigd. Niets vergaat van het een lijk. Alleen maar wordt de stof er van ont- ze bonden. En zoo nu is de dood in heel haar var werking. Nooit vernietigde ze. Al wat ze als( doet is: scheiden zvat God vereenigd had. raa Is dit nu helder ingezien, dan zal u tevens nat de noodzakelijkheid duidelijk worden, waar- we: om de zonde den dood baren moest. De rin< zonde, voleindigd zijnde, zegt de heilige apos- de tel, baart den dood. En als God in het om Paradijs zegt: » Ten dage als ge daarvan ver eet zult ge den dood sterven", beteekent dit volstrekt niet: »Dan zal Ik van buiten af, als J werktuiglijke straf, u den dood opleggen''; ge\ maar heel, heel anders: De zonde is een gif, me, en zoodra dit gif in u werken gaat, zult ge ga; den dood voelen komen. De dood komt de niet als een tweede iets bij de zonde bij, alz maar de dood komt uit de zonde op, en we hoort bij de zonde, juist zooals de ont- en binding bij het lijk hoort, en er vanzelf aai uit gaat werken. Onderneemt de mensch het, ten om zich tegen God te stellen, en als ware vai hij zelf God, zelf goed en kwaad te gaan zin keuren, in plaats van de keur die God tus- nu schen goed en kwaad gesteld had, in stille wil onderworpenheid van Hem aan te nemen, tig dan breekt door deze daad vanzelf de band, m< die zijn ziel aan zijn God bond, en treedt tci hierdoor middellijk de geestelijke dood in. 011 Was eenmaal de band tusschen God en de sp ziel losgescheurd, dan zou als gevolg hiervan \\ ook de band tusschen den mensch en de zi< wereld, de band tusschen de menschen on- lo derling, de band tusschen ziel en lichaam, h< de band tusschen de deelen in het lichaam, dt öri *^e band die dc krachten en vermogens iv' : in de ziel omsnoerde, losscheuren, en in dit st alles tow de dood voleind worden. Dit alles d, zou zijn, wat God hem voorzeide: Ten dage als hij die vermetelheid aandorst, zou hij niet h l maar met den dood in aanraking komen, g maar den dood in volstrekten zin sterven, d : Niet eerst later, maar op den eigen dag. n : Niet van lieverlede en langzamerhand, maar v 1 op eenmaal. h

r ~ ; -S

I Dat metterdaad in dat scheiden van wat li ; God vereenigd had het wezen van den dood h t ligt, wordt dan ook bevestigd door het ster- v = ven van Christus als Middelaar, voor ons, a :- in onze plaats, Dat het bij Jezus tot een j; t scheiding van ziel en lichaam is gekomen, v l- behoeft geen nadere aanwijzing. De speer g

II die zijn zijde doorwondde, en toonde hoe z !, in het bloed zelfs het water van het bloed z

j gescheiden was, wordt door Johaones als het c d onomstootelijk getuigenis vermeld, om ons ze- y n kerlijk te doen weten, dat wel waarlijk de 2 is scheiding tusschen ziel en lichaam in Jezus i o I was tot stand gekomen. Maar dat was niet c :- j al. In verband hiermede moet ook gelet op het i ;t kruiswoord : »Mijn God, mijn God, waarom c i, hebt Gij mij verlaten!" Ook dit toch wijst op 1 I een scheiding, op dc bangste scheiding, op de ] ei scheiding tusschen God en de ziel. E11 al ; 1- is het dan nu alle begrip te boven gaande, < te hoe en op wat wijs, de Middelaar naar zijn s, menschheid ook maar één oogenblik van 1 w zijn God kon gescheiden zijn, het feit is :n niettemin onbetwistbaar. Jezus' eigen woord < ;s in zijn sterven is er ons borg voor. Ook 1 ip die scheiding tusschen zijn ziel en zijn God 1 t- heeft hij doorworsteld, toen hij wegzonk in : el het bang besef, ook van zijn God verlaten et 1 te zijn. —Zelfs mag hier nog een derde iets le j aan worden toegevoegd. Ook de verlaten;a- heid, de afgescheidenheid, de losscheuring in I van zijn vrienden heeft Jezus doorworsteld, .at Wat ons dienaangaande van Gethsémané an gemeld wordt, is ons, vooral na zijn roerende eii afscheidsgesprekken, althans Hl Johaiines jd, en Jacobus cu Petrus, zóó raadselachtig, dat 11c ieder bij het lezen voelt, hoe hier een gedt heimzinnige macht op de jongeren werkte. Ier 2e sliepen en konden den slaap niet weien, te- toen hun Jezus in zijn doodsangst worstelde, ge Ze vluchten als hij wordt weggesleept, al- Petrus verloochent hertl als hij voor den ■au rechter staat. Maar hoe ge u dit ook poogt rn te verklaren, het feit blijft, dat Jezus ook 'an van de zijnen verlaten was, eer hij verlaten 00 werd van zijn God, en ook die verlatenheid .ar- van menschen, die losscheuring van de jke teederste banden die hij als mensch had, >od was het uitdrinken van een bitteren teug ing uit den beker des doods, die hem op e ikt hand was gezet. .

en Reeds wees het slot van ons vong a'\. >in- i kei er op, hoe dan ook in het ^radj

terstond na de ^onde, die scheidi nd- losscheuring van de natuurlijke banden openzel* 1 baar wordt. Ze vluchten voor God weg en lig. i verbergen zich. En ook de eenheid, de van harmonie tusschen ziel en lichaam is verling breken. Het lichaam is hun iets aparts van -cworden. In die afgescheidenheid is het

lichaam een macht tegenover hen geworden, die in het hoogste dat God aan het lichaam gaf, in het geslachtsleven terstond ontwaard wordt. Daarom trekt de blos der schaamte over hen. Het lichaam wordt hun een hinder in die deelen. En daarom rijgen ze vijgeblad aan vijgeblad, om die deelen van het lichaam niet te zien, en te doen alsof ze er niet waren. In dit alles is niets raadselachtigs. Het gaat alles geheel natuurlijk en vanzelf toe. Wie eenmaal het wezen van den dood begrijpt, als uiteenscheuring van datgene wat God vereenigd had in de schepping, heeft den sleutel in handen, om dit alles in zijn natuurlijk verloop te verstaan.

Juist hiermee echter komen we nu aan het gewichtig oogenblik toe, waarop de gent eene gratie intreedt en haar werking gaat beginnen. Immers het is klaar als de dag, dat hetgeen God gezegd had, alzoo niet volvoerd wordt. Wat van Godswege, geheel naar recht, als het natuurlijk en onmiddellijk gevolg van de zonde was aangeduid, komt alzoo niet. Voorzegd was, ten dage, d.i. op den eigen dag, dat ge daarvan eet, zult ge den dood in volstrekten zin sterven, en alzoo zijn ze op dien dag niet gestorven. Deze tegenstrijdigheid te willen verbloemen, is beneden de waarachtigheid van het Woord van God. P>ij menschelijke profetie moogt ge, als zc slechts ten deele uitkomt, er iets op vinden om dit ontbrekende te vergoelijken, waar God gesproken heeft, past en voegt u dit niet. Wat God spreekt is met volstrekt doorziene en volkomen heldere kennis van den loop der dingen gesproken, en uit dien hoofde mist ge elk recht, om óf dat »ten dage" weg te redeneeren, óf ook iets te kort te doen aan de volstrektheid var» het : sterven, die in de uitdrukking: Gij zult den ! dood sterven" besloten ligt.

: Was het alzoo geschied, gel ijk God het t had aangekondigd, dan had, eer de zon onder, ging, het lijk van Adam en het lijk van Eva . dien avond voor den Poom des levens . moeten liggen, en de ontbinding haar sloopeud

- werk begonnen hebben. Uitvluchten baten hier niet. Want of ge al zegt, dat zc toch geestelijk stierven, en dat ze ook lichame-

L lijk de kiem des doods iu zich ontvingen,

I hiermede geeft ge nog in het minst geen

- verklaring van het stellige en volstrekte: 1, den dood sterven. Iemand die op zeventig3 jarigen leeftijd aan erlelijken kanker sterft,

wordt met dien kanker des doods in zich r geboren, en draagt die kiem des doods e zeventig jaren lang met zich om. Maar wie i zal nu daarom zeggen, dat die man altoos t dood is geweest, reeds toen hij geboren . werd den dood stierf, en nooit heeft geleefd? e Zoo spreekt niemand. En ook al droeg s iemand zeventig jaren lang de kiem des :t doods met zich om, daarom zegt toch een :t ieder, dat hij zeventig jaren heeft geleefd,

II en eerst daarna stierf. Met al zulk spelen p met woorden vorderen we hier niets, e Dc uitdrukking >den dood sterven' is de i\ sterkste cn meest volstrekte uitdrukking voor ;, den vollen cn voleindigden dood, dien het in Ilebreeuwsch bezit; en ge moogt dus op n die volstrektheid niets afdingen. Ge moogt is het niet beperken tot een geestelijken dood cl die intrad, noch ook verklaren van een in zich k opnemen van de kiem des doods. Overeen<d komstig het door God gesproken woord in zou het dan alleeu zijn toegegaan, indien het '11 op dien eigen dag met Adam en Eva uit ware ts ceweest, de vloek alles op aarde vernield n- had, en de volle chaos ware teruggekeerd, ïg Dit nu is niet alzoo geschied, en juist d. daarin dat het alzoo niet geschied is, ligt ié het intreden en het optreden der algeje meene genade of der gemeene gratie. En es vraagt men, hoe dit clan nu niet het woord at van God is overeen tc brengen, dan luidt re- het antwoord, dat zelfs alle moeilijkheid te. hier weg zou vallen, indien men het zeg:n, gen: »Ten dage, als gij daarvan eet, zult ie. ~ij den dood sterven, niet bedreigendcrpt. wijze, maar louter voorzeggender-wijze op en vat. En wel in dezen zin: Het eten van >gt dien boom zal in u de zonde brengen, en ok de zonde heeft tot noodzake ijk gevolg den 'en dood, den dood onmiddellijk, den dood =id tot den einde toé doorgaande, maar om er de stilzwijgend bij' te verstaan: tenzij Jk% uw id God "in mijn erbarmen, die doorwerkende :ug gevolgen der zonde stuit \

') Een welwillend inzender maakt er ons opmerkzaam op, dat de uitlegging, door 01 rs een rti- vorig maal van het »keüncn va» goed cn .('■*« lijs gegeven, ook wordt aangeduid in de Summa fteoaL loc<;a van I.'ixms Seeunda Secundae q i&j, art. 2, in de:., woerden: ut sdScet M Virtuuyn proprium £IV «AAwnanaret sib\ cuïd essst bczuri, autd mat:** ad en amndu:,:; zulks evenals wij, m verband brenger • de met een valsche zucht om als Goet U ,~r_ Inordinate. Exegetisch -ls '

plaatse wel niet. Maar het denkrarts zuiver en helder uitgesproken.